De Huizen van Oranje en Nassau

Heraldische Wapenboeken
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

Heraldische Wapenboeken

WapenKoningen

Heraldiek was in het begin een kleurrijke en symbolische figurentaal. Om op het slagveld en toernooien kenbaar te zijn kozen Ridders en andere deelnemers aan dit soort evenementen figuren waarvoor zij een voorliefde koesterden en brachten deze op een uiterst decoratieve manier aan op schilden, Wapenuitrustingen, Wapenrokken en Paardendekens. Deze kennis werd al spoedig het speciale terrein van de Herauten. Doordat deze mensen kennelijk hun werk goed deden en daardoor de aandacht trokken van belanghebbenden, namen Ridders hen in dienst

Herauten waren wapenkundige ambtenaren in dienst van vorsten en heren, die namens hun Heer wapenbrieven uitgaven en wapens verleenden. Hun eerste specialiteit was het aankondigen van toernooien en de bijkomende plechtigheden. Hun rol daarin was een belangrijke. Soms werden zij genoemd naar het gebied of een gebiedsdeel, waarover hun Heer de zeggenschap had. Bij plechtige gelegenheden droegen zij een mantel, waarop het wapen van hun Heer geborduurd was. Vaak legden zij wapenboeken aan, waarin wapenschilden van de desbetreffende idders en Heren afgebeeld stonden.


v.l.n.r. De Wapenkoning van Nasssau-Vianden. De Wapenkoning van Gelre (Folio 122ro) en de Wapenkoning van Engeland.

Hun functie werd zo belangrijk dat zij op geen toernooi of slagveld meer weg te denken waren. Al aan het begin van de 13e eeuw kwamen zij op toernooien voor, waar de Herauten wapens verklaarden en deelnemers aankondigden. In een gedicht van Chevanci uit 1285, blijken de innige betrekkingen tussen Herauten en Heraldiek dat Bruiant en Maigniens, Wapenkoningen uit die tijd, het grootste gedeelte van hun tijd besteedden aan het beantwoorden van vragen over de identiteit der Ridders. Dat stond gelijk met het verklaren van de Wapens. Daarvoor legden zij dikwijls groots opgezette en vaak bijzonder fraai uitgevoerde Wapenboeken aan. Van zeer grote waarde zijn de Wapenboeken van Gelre, Beyeren, Het Grootwapenboek van het Gulden Vlies. Het Wapenboek van de Orde van de Kousenband, dat van Gorrevod en die van Van Nieuwehove.


De Wapenkoning van Beieren. Thomas Woodcock, de huidige Wapenkoning van Engeland en de Heraut d'Armes uit Frankrijk.

Het Wapenboek Gelre werd gemaakt door de Heraut en Wapenkoning van Gelre, Claes Heinenzoon in de jaren 1370 tot 1414 en bestaat uit: 1553 fraai uitgevoerde wapenschilden. Op fol. 2vo een miniatuur, voorstellend een everzwijn met het wapen van Jan III, Hertog van Brabant. Op fol.26ro een gekleurde tekening, voorstellend Keizer Karel IV te midden van drie geestelijke en vier wereldlijke keurvorsten. Op fol. 122ro een afbeelding van Heraut Gelre, bekleed met een mantel, vertonende het wapen van de Hertog van Gelre. Het eerste deel (fol. 1ro-21vo) bevat een aantal gedichten: Van den ever (uitdagingen van 17 ridders tot Jan III, Hertog van Brabant, en diens antwoord daarop); wapendichten op ridders, gesneuveld in de slag bij Stavoren in 1345; een kroniek van de Hertogen van Brabant; een kroniek van de Graven van Holland en lofdichten op twaalf verschillende ridders. Het tweede deel (fol. 22ro-123ro) bevat 1553 wapenschilden van Koningen, Hertogen, Graven en Bisschoppen, alsook van hun vazallen, systematisch naar de landen gerangschikt. In het tweede deel zijn blijkbaar bladen zoek geraakt: er ontbreken wapenschilden van een aantal Gelderse Ridders die men mocht verwachten en die trouwens in jongere wapenboeken wel voorkomen.


Keizer Karel de Grote en zijn Keurvorsten, Wapenboek Gelre Folio 26ro.

Op de tekening van links naar rechts:

De Aartsbisschop van Trier, kanselier in Gallië, De Aartsbisschop van Keulen, kanselier in Italië, De Aartsbisschop van Mainz, kanselier in Duitsland, De Keizer, Karel de Grote, De Koning van Bohemen, schencke (pincerna), (rijksinsignes), De Paltsgraaf aan de Rijn, spisedragher (dapifer), (schotels), De Hertog van Saksen, richter (portitor ensis), (zwaard), De Markgraaf van Brandenburg, cameraer (camerarius), (sleutel).

Deze over het algemeen met de hand ingekleurde en gemaakte kostbare tekeningen, toonden aan wie welke kleuren bezat en welk schild hierop van toepassing was. Ook thans dwingen deze artistieke hoogstandjes bewondering af en vormen daardoor een onmisbare bron voor onze kennis van de Middeleeuwse Heraldiek. Tot het vaste hofpersoneel behoorden daarom in die tijd ook de Herauten. Ze brachten belangrijke boodschappen over, kondigden hoffeesten aan en organiseerden toernooien. Ze bereisden geheel Europa en waren als ooggetuigen aanwezig bij de belangrijkste veldslagen van hun tijd. Van een van hen, de Hollandse Heraut Beyeren, zijn enkele kronieken bewaard gebleven.

Het Wapenboek Beyeren werd door eerder genoemde Heraut voltooid in het jaar 1405 en bestond uit bijna 1100 tekeningen die door uiterst getalenteerde tekenaars werden vervaardigd onder het toeziend oog van de Wapenkoning van de Hertog die immers als geen ander wist hoe het gedaan diende te worden. De kwaliteit van de tekeningen der wapens in dit boek zijn dan ook van grote klasse en de kleuren zijn prachtig, Uiteraard is er maar een exemplaar vervaardigd en daardoor bijzonder kostbaar. Het Wapenboek bevindt zicht in de Koninklijke Bibliotheek der Nederlanden in Den Haag. Hieronder een aantal bladen uit het eerder genoemde Wapenboek.


v.l.n.r. De voorkant van het Wapenboek Beyeren. Het eerste wapenblad en de achterkant van het boek.

Het Grootruiter Wapenboek van het Gulden Vlies: Nog meer dan zijn vader was Hertog Filips van Bourgondië een 'verzamelaar van gebieden'. In 1421al kocht hij het Graafschap Namen dat hij in 1429 inlijfde bij zijn bezittingen. Van 1425 tot 1433 ondernam hij een moeilijke campagne waarbij hij er uiteindelijk in slaagde om de Graafschappen Henegouwen, Holland en Zeeland aan zijn nicht Jacoba van Beieren te ontnemen. Intussen had hij in 1430 de Hertogdommen Brabant en Limburg toegevoegd aan zijn bezittingen, na het uitsterven van de jongere tak van zijn oom Antoon van Bourgondië. Vervolgens slaagde hij er in 1443, niet zonder moeite, in om zich te verzekeren van het bezit van het Hertogdom Luxemburg.

In dat jaar voerde hij het bewind over zo goed als alle grote seculiere Vorstendommen van de Lage Landen (zijn zoon Karel de Stoute voegde daar in 1473 enkel nog het Hertogdom Gelre aan toe). Ook de kerkelijke Vorstendommen kwamen beetje bij beetje alle onder zijn invloed te staan: in 1439 werd een onwettige zoon van Jan zonder Vrees, Jan van Bourgondië, bisschop van Kamerijk en in 1456 zorgde Filips de Goede ervoor dat zijn bastaardzoon David van Bourgondië tot bisschop van Utrecht werd benoemd. Het Prinsbisdom Luik werd, ondanks de felle weerstand van een deel van de bevolking, nauw gecontroleerd door de Bourgondische machthebbers: in 1408 moest Jan zonder Vrees er gewapenderhand optreden om de rechten van zijn schoonbroer, Jan van Beieren, elect van Luik, te vrijwaren. In 1456, slaagde Filips de Goede erin om zijn neef Lodewijk van Bourbon op de bisschopsstoel te krijgen.


lass="style3">Zitting Grote Raad van Het Gulden Vlies
Toch waren er tussen 1465 en 1468 nog militaire interventies noodzakelijk om Luik binnen de Bourgondische invloedssfeer te houden, met als gevolg dat de stad gedeeltelijk werd vernield en het land onder het gezamenlijk gezag werd geplaatst van de Prins-bisschop en een luitenant-generaal van de Bourgondische Hertog. De Hertog stichtte de orde van het Gulden Vlies in het jaar 1430. In de tijd daarna werden vele Edelen lid van deze prestigieuze Orde. Het hoofd van de Orde waren de opeenvolgende erfgenamen van de Hertog. Dus na de dood van Filips de Goede in 1467, volgde zijn zoon Karel de Stoute (1467-1477) hem op, waarna de Orde overging naar de Habsburgers door het huwelijk van de enige dochter van Karel de Stoute, Maria van Bourgondië met Maximiliaan van Oostenrijk (1477-1519). In 1516 werd het aantal ridders in de Orde uitgebreid naar vijftig leden.

De pauselijke privileges, toegekend door de bul van paus Leo X, tonen aan dat deze ridderorde niet alleen een staatsrechtelijk lichaam was maar ook als een religieuze gemeenschap werd beschouwd. De vergaderingen moesten plaats hebben in een kerk, waarbij de leden van de Orde een gereserveerde plaats hadden in het koorgestoelte – plaatsen anders voorbehouden aan de clerus. Hierdoor vindt men in verschillende kerken de wapenschilden van de ridders van de Orde in het koorgestoelte (Gent, Brugge, Mechelen, Barcelona en Den Haag). De motto's van de Orde van het Gulden Vlies zijn "Pretium Laborum" enz. "Non Vile" oftewel "Beloning voor werk" en "niet te koop". Op de keerzijde staat "Non Aliud", de Latijnse vertaling van het Franse "Autre n'auray". Dit "Ik begeer geen andere" slaat op het exclusiviteitsprincipe van de Orde.


Keizer Karel V Het Heilig Rooms Duitse Rijk. Kaart der Nederlanden 1595 en Wapen en Wapenspreuken Filips de Goede.

Oorspronkelijk werden de ridders geacht geen andere Orde, en vooral geen andere Grootmeester, aan te nemen. De bul van paus Leo X, waarbij de stichting van deze Orde werd bevestigd door hem, was voor de orde erg belangrijk. De bul bevindt zich sinds 1934 in het Haus-, Hof- und Staatsarchiv in Wenen. De Bul plaatst de Orde in de invloedssfeer van het kerkelijk recht en de rechtsmacht van de pausen. Karel V heeft de ridders slechts eenmaal tijdens zijn lange regering bijeengeroepen voor een kapittel. Dat werd in Barcelona gehouden. Karel liet de titel van Grootmeester na aan zijn zoon Filips II. Maar ook Karels broer, Ferdinand, die na de abdicatie van Karel V Keizer werd, eigende zich het recht toe om ridders in deze orde te benoemen. Uiteraard kon ook niet een Wapenboek ontbreken en dat noemde men Het Groot Wapenboek van het Gulden Vlies. Het wapenboek wordt regelmatig bijgewerkt.

Er zijn nog meer Wapenboeken dan hetgeen hier al is beschreven. De bovengenoemde boeken kregen veel opvolgers en die waren wel niet van de
kwaliteit en klasse zoals gebruikelijk maar zijn wel bijzonder om daar aandacht aan te schenken. Door de recente aanwinst van elf folia met wapentekeningen (ms. IV 1301) is de Koninklijke Bibliotheek van België in staat om twee handgeschreven wapenboeken waarvan deze bladen aanvankelijk deel uitmaakten, te vervolledigen. Beide wapenboeken behoren tot de kostbaarste van haar verzameling:

II 6563 (het zogenoemde Wapenboek van Gorrevod) en II 6570 (het Wapenboek Van Nieuwenhove). Beide hebben voornamelijk betrekking op het Hertogdom Brabant en werden rond 1450 vervaardigd door uitzonderlijk getalenteerde tekenaars. Deze twee manuscripten maakten deel uit van de zeer rijke verzameling genealogische en heraldische werken van J.B.Houwaert, stadssecretaris van Brussel († 1688), die vervolgens eigendom werd van Jacques de Grez, Wapenkoning van Brabant.


Het Wapenboek van Gorrevod en Het Wapenboek van Van Nieuwehove.

In 1932 werd deze verzameling uiteindelijk verworven door de Koninklijke Bibliotheek van België. Het handschrift Gorrevod telde tot nu toe ongeveer 1500 wapens: door deze aanwinst is het handschrift 100 wapenschilden rijker. Het gaat om een typisch werkinstrument hetgeen ook het verlies van de folia die nu teruggevonden zijn, verklaart.

Het handschrift bevat onder andere een kopie van het wapenregister van Hertog Antoon van Brabant (gesneuveld bij Azincourt in 1415).

De studie van dit handschrift werpt dan ook niet enkel nieuw licht op de geschiedenis van het Hertogdom, maar ook op de uitwisselingen tussen professionele heraldici, bibliofielen en goed geïnformeerde belangstellenden.

Het Wapenboek van Oostenrijk-Duitsland (Gorrevod) werd samengesteld vanaf de jaren 1450. Keizer Sigismund van het Heilige Roomse Rijk nam in 1402 een dubbelkoppige adelaar in zijn wapen op. Hij volgde daarmee het Byzantijnse voorbeeld. Hij legde vast dat de "Roomse koning" (de nog niet gekroonde maar wel gekozen Keizer) een adelaar met één kop in zijn wapen plaatst. Pas na de kroning in Aken of Frankfurt am Main kreeg de adelaar twee koppen. Een dubbelkoppige adelaar is een heraldische adelaar met twee koppen. In de (latere) wapens van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, het Keizerrijk Duitsland, het Keizerrijk Oostenrijk, het Keizerrijk Rusland en ook in Albanië, Servië en Montenegro komen deze adelaars voor. Ook steden en familie dragen, soms als een bijzonder keizerlijk eerbewijs, een dergelijke adelaar.

Jequier, L. (szerk.), L'Armorial Bellenville. In: Cahier d'Heraldique, Paris, vol. 5/1983

Bellenville Armorial 1, Belleville pagina 2 en pagina 3.

Er zijn nog meer prachtig geillustreerde Wapenboeken. Hieronder een indicatie van deze geschriften.

  • Het Wapenboek D’Yvoy met grafschriften, rouwborden en kerkglazen in verscheidene plaatsen in Utrecht, Holland, Gelderland, Noord-Brabant en van enkele plaatsen in Duitsland, in de jaren 1776-1815 samengesteld door Maximiliaan Louis van Hangest Baron d’Yvoy, heer van Mijdrecht (1753-1831);

  • Het Wapenboek Conrad Grünenberg, betreffende Wapenafbeeldingen uit Zuid-Duitsland;

  • De Wapenboeken De Lange met (kwartier)wapens van veel Nederlandse families (omstreeks 1700);

  • Het Wapenboek Van der Schelling met 'Genealogie en wapenen der voornaamste Adelyke Geslagten dezer landen en derzelver Alliantien met hunne couleuren afgemaakt', samengesteld door C. van Alkemade en diens schoonzoon P. van der Schelling (17e eeuw);
  • Het Wapenboek Van Haeften (omstreeks 1625);
  • Het Wapenboek Van Clootwijk (omstreeks 1600);
  • Het Wapenboek met de 'Naamen en wapens der Edel en Agtbaare Heeren Veertig Raaden der stad Delft sedert den jare 1476, in welk jaar bij privilegie van Vrouwe Maria, Hertoginne van Bourgondien als Gravinne van Holland, aan de Vroedschap en de Rijkdom van Delft voor eeuwig vergund is haare Veertigen zelfs te kiezen' (omstreeks 1770).
  • Een kopie van het Wapenboek Gelre, gemaakt omstreeks 1500 en toegeschreven aan een Leidse kunstenaar, Cornelis Enghebrechtsz, is, als oudste wapenboek, in het bezit van de Hoge Raad van Adel. Deze kopie bevat zo'n 1400 wapens, minder dan in het origineel. Een belangrijke kopie werd gemaakt door Victor Bouton. Van 1880 tot 1905 gaf hij 6 delen uit met bijna het gehele wapenboek. Deze uitgaven zijn vooral bekend om de nauwkeurige weergave van de wapenafbeeldingen, die geheel met de hand waren ingekleurd. Er zijn per deel ca. 60 exemplaren gedrukt maar niet meer dan 45 verkocht.