De Huizen van Oranje en Nassau

Heraldische Wapenboeken
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

Heraldische Wapenboeken

Het Gulden Vlies Wapenboek

Vervolg

Er is een groot aantal in de soepelheid van de formules. Twee badges herhaald in een wisselende opvolging vormen een halsketen, zoals de vuurslag en vuursteen voor het Gulden Vlies. Maar ieder van deze twee kan, verbonden met een woord, een devies vormen en dat vult dan het wapen aan om een Hertog, een Hertogspaar of een dynastie te verzinnebeelden. Een zelfde element, de vuurslag bijvoorbeeld, kan in de halsketen voorkomen, in de badges, in het devies en tegelijkertijd een eenvoudige omtrek vormen waarbinnen de wapens staan. Dit is het geval met enkele wandtapijten en dekens in de Zwitserse buit van de Bourgondische oorlogen van 1474-1477: het grote Hertogswapen ingesloten in een schild in de vorm van een vuurslag. Alles is mogelijk in die buitengewoon vindingrijke Bourgondische emblematiek. Het is een open systeem, meerzinnig, vol echo's en uitlaatkleppen met lezingen op meerdere niveau's. Ook is het een echt dynastiek, politiek, artistiek en religieus programma dat voor zijn kernpunten nog zoekt naar historici.


Heer Jacob van Brimeau. Heer Robert de Masmines en Heer Anton van Croÿ.

Ten gevolg van de grootschalige campagne van gebiedsuitbreiding kwam Hertog Filips de Goede aan het hoofd te staan van een aantal Vorstendommen die hijzelf en de zijnen gewoonlijk, wanneer ze er verbleven, de 'pays de par-deçà', de 'landen van herwaarts over', noemden (of, nog preciezer, 'par-deçà Champagne'), in tegenstelling met de Bourgondische gebieden, de 'pays de par-delà' of 'landen van derwaarts over'. Vandaag wordt gewoonlijk de uitdrukking 'Bourgondische Nederlanden' gebruikt voor de 'landen van herwaarts over', een uitdrukking die natuurlijk niet gangbaar was ten tijde van de Bourgondische Hertogen. Het Graafschap Vlaanderen maakte voortaan ook deel uit van dit geheel, waarvan de verschillende onderdelen slechts met elkaar waren verbonden door een personele unie: ze hadden alle dezelfde Vorst. Elk Vorstendom behield immers zijn taalkundige, institutionele, juridische en administratieve eigenheid.


Heer Jan van Luxembourg en Heer Jean de la Tremouille.

Toch werd het Bourgondisch regime, naast de persoon van de Vorst, door enkele factoren van eenheid gekenmerkt:

Ten eerste strekte de bevoegdheid van de kanselier van de Hertog zich uit over alle heerlijkheden van zijn Vorst;

Ten tweede was de munt die vanaf 1433 in de Bourgondische Nederlanden werd geslagen het officiële betaalmiddel in Brabant, Limburg, Vlaanderen, Artesië, Henegouwen, Holland, Zeeland en Namen;

Ten derde begon,de Hertog vanaf 1464 de 'États généraux de par-deçà' (Staten-Generaal) samen te roepen, een representatieve vergadering waarin afgevaardigden zetelden van de Staten van al zijn noordelijke heerlijkheden;

en Ten vierde vaardigde de Vorst vanaf de jaren 1460-1470 algemene ordonnanties uit die van toepassing waren op al zijn gebieden.


Heer Antoon van Toulongeon. Heer Hugo van Lannoy en Heer Antoon van Vergy.

Onder Karel de Stoute werd er opmerkelijke vooruitgang geboekt met de institutionele eenmaking en centralisering van de Bourgondische Nederlanden, vooral na de grote hervormingen van 1473. In juni van dat jaar besliste de Hertog immers om in de stad Mechelen de Grote Raad te vestigen, een hoger rechtscollege waarvan de bevoegdheid zich uitstrekte over alle hertogelijke gebieden en die voordien geen vaste zetel had. In december van hetzelfde jaar vormde de hertog deze Grote Raad krachtens de zogenaamde ordonnantie van Thionville om tot een Parlement, een soeverein hof dat in laatste aanleg moest oordelen over alle beroepen afkomstig uit de 'landen van herwaarts over'. Tegelijkertijd hief hij de Rekenkamers in Rijsel en Brussel op en creëerde hij één enkele Rekenkamer voor de Bourgondische Nederlanden, die hij eveneens in Mechelen vestigde.


Heer Jan van Roubaix en Heer Willem de Vienne.

De Bourgondische Hertog beschikte over aanzienlijke financiële middelen die van hem zo niet de rijkste dan toch tenminste een van de rijkste Vorsten van Europa maakten.

De uitgaven als gevolg van de levensstijl aan het hof, van diplomatieke ondernemingen en van militaire operaties, slokten echter enorme bedragen op en in de praktijk moesten de vorsten van het Huis van Bourgondië voortdurend geld lenen bij geldschieters.

Daarvoor wendden ze zich meer bepaald tot Toscaanse handelslieden die zich in Brugge hadden gevestigd, zoals Dino Rapondi en Giovanni Arnolfini uit Lucca of de Florentijn Tommaso Portinari.

Eerstgenoemde stond in voor de financiering van tal van ondernemingen van Filips de Stoute en van Jan zonder Vrees, de tweede kende aanzienlijke leningen toe aan Filips de Goede en de derde, die aan het hoofd stond van het Brugse filiaal van de Medici,leverde heel belangrijke financiële hulp aan Karel de Stoute.


Hertog Filips de Goede. Heer Reinier Pot en Heer Rolant d'Utkerke.

De stad Brugge was ten tijde van de Bourgondische hertogen inderdaad het rijkste en meest actieve stedelijk centrum van de Bourgondische Nederlanden. Als een van de belangrijkste centra van de grote internationale handel telde de stad binnen haar muren minstens twaalf gemeenschappen of 'naties' van buitenlandse kooplieden die de graven van Vlaanderen en de Bourgondische hertogen hadden beschermd en overladen met privileges en die onafgebroken in de stad verbleven. Natuurlijk was Brugge slechts het centrale element van een groot geheel waarin andere grote steden een belangrijke commerciële rol vervulden, te beginnen met Antwerpen waarvan de handelsbeurzen een internationale reputatie genoten. Op economisch vlak vormden de Bourgondische Nederlanden een geheel waarvan de verschillende onderdelen elkaar aanvulden. Naast de landbouwgebieden die de steden van levensmiddelen voorzagen, produceerden bepaalde sectoren grondstoffen en bevoorraadden ze de ambachtelijke sector.


Heer David de Brimeau en Heer Jean de la Clite.

De textielnijverheid, die zich in deze gebieden al vroeg ontwikkelde, produceerde wollen lakens en linnen die op grote schaal werden uitgevoerd.

Weliswaar kende de lakenindustrie van de grote Vlaamse steden zoals Gent of Ieper vanaf de 14de eeuw onbetwistbare moeilijkheden als gevolg van haar zwakke concurrentievermogen op de internationale markt,

maar ze bleef een uitstekende reputatie genieten en andere productiecentra, meer bepaald een aantal kleine Vlaamse steden, namen de fakkel over.

Net als Brabant en Holland, andere belangrijke centra van de lakenproductie, bleef Vlaanderen in contact met de productiegebieden van grondstoffen zoals Engeland, Schotland, Pruisen en het Iberisch Schiereiland.


Heer Pieter van Luxembourg. Heer Gilbert de Lannoy en Heer Jean de Villiers.

In de Maasstreek was er dan weer een sterke ontwikkeling van de metaalnijverheid. De nabijheid van dit gebied zorgde ervoor dat tal van steden in de Bourgondische Nederlanden zich in de productie van metalen voorwerpen specialiseerden. Zo werden er wapens, wapenrustingen en kanonnen gefabriceerd en verhandeld in steden als Antwerpen, Brugge, Brussel, Gent, Mechelen en Bergen. Bovendien waren ook de grote steden waar de hofadel, de hertogelijke officieren en welgestelde burgers verbleven en met elkaar omgingen, centra waar de luxeambachten, de juweelnijverheid, de edelsmeedkunst en de tapijtweefkunst bloeiden. Tot slot ontwikkelden ook de schilders, de 'imagiers' en de steenhouwers er een grote bedrijvigheid.


Heer Florimont de Brimeu en Heer Filips van Ternant.

De echt geniale zet is vermoedelijk geweest dat deze nieuwe orde geplaatst werd onder het symbool van het Gulden Vlies, dat Jason en de Argonauten in Colchis veroverd hadden.

Zelfs wanneer later de bijbelse figuur Gideon in de plaats van Jason komt, heeft de eerste keuze, deze van de held van de Griekse mythologie, de nieuwe instelling meteen geplaatst in de lijn en sfeer van een stichtingsmythe.

Dat was in de jaren 1430 het echt vernieuwende, scherpzinnig en doelmatig.

Want voor het eerst sinds drie eeuwen kent de Arthurlegende juist dan een zwak moment en met haar gaat ook het beeld achteruit van een bepaalde vorm van ridderschap, de traditie van de Ronde Tafel, van Lancelot, Gawein, Parsifal, grote 'sterren' die de hele Westerse aristocratie een tiental generaties lang hebben doen dromen maar nu afgemat lijken en minder inspiratie bieden.


Heer Jan van Crequy. Heer Simon de Lalaing en Heer Guido de Pontailler.

De tijd was rijp voor een nieuwe held en een nieuwe mythe: Het Gulden Vlies kan voortaan de Graal vervangen. De idee blijft dezelfde - deze van een zoektocht - maar het symbool beantwoordt meer aan de waarden van dat moment, die trachten het ridderschap aan het oude Griekenland toe te schrijven in plaats van aan Koning Arthur. Naar hen tenslotte gaat Filips' voorkeur uit. Filips had, volgens David Aubert, al lang de gewoonte dat men hem elke dag uit de klassieke geschiedenis voorlas.