De Huizen van Oranje en Nassau

Legioen van Eer
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

 Legion d'Or 

Ontstaan Legioen van Eer

De Ordre National de la Légion d'honneur (Nationale orde van het Erelegioen) is de hoogste en belangrijkste Franse nationale onderscheiding. De Franse staat heeft de Orden ingedeeld in de twee nationale, diverse - en de overgebleven ministeriële Orden. De zuiverheid en exclusiviteit van het Legioen van Eer wordt nauwkeurig bewaakt door de kanselier van de orde. Naast het Legioen van Eer is er de eind 1963 ingestelde Nationale Orde van Verdienste. Deze Nationale Orde van Verdienste wordt verleend voor "belangrijke verdiensten" (Frans: "mérites distingués") terwijl het Legioen van Eer de "eminente verdiensten" beloont. De Nationale Orde van Verdienste is minder in aanzien dan het Legioen van Eer.

Om beide orden exclusief te houden worden driejaarlijkse quota vastgesteld. De aantallen benoemingen zijn afhankelijk van de omvang van de Franse bevolking en het aantal leden van de twee orden. Men moet veertig jaar oud zijn. Er kunnen niet meer dan 75 grootkruisen zijn. Tussen een benoeming en een bevordering moet een bepaalde periode verlopen en iedere Fransman (met uitzondering van de president en de eerste minister) moet ridder zijn voordat hij, wegens "nieuwe eminente verdiensten voor Frankrijk", voor bevordering tot officier in aanmerking komt. Om tot commandeur bevorderd te worden moet weer een periode met opnieuw wegens "nieuwe eminente verdiensten voor Frankrijk" verlopen. De wet maakt een uitzondering voor stervende personen die hun benoeming anders niet zouden meemaken.

De grondlegger van deze was Keizer Napoleon Bonaparte I van Frankrijk. Over weinig historisch figuren is zoveel geschreven in zo'n korte tijdspanne als Napoleon Bonaparte, Keizer van Frankrijk. Hij kwam uit een advocatenfamilie en had 3 broers en vier zusters. Men zou het Franse Keizerrijk wel het familiebedrijf van de in Italie gegrondvestte familie Buonoparte kunnen noemen. De Keizer had op diverse belangrijke posten zijn broers en zusters geinstalleerd. Lodewijk Napoleon als Koning der Nederlanden is een eclatant voorbeeld. Maar Napoleon had veel meer op zijn kerfstok. Niet alleen zette hij Frankrijk op de kaart maar ook zorgde de Keizer ervoor dat de Fransen tot op de dag van vandaag met trots kunnen terugkijken naar een van de roerigste perioden uit de geschiedenis van Frankrijk.


Carlo Buonopart vader Napoléon, Kezier Napoléon met het Grand Collier van de Orde en zijn moeder Maria Laetitia Ramolino.

In februari 1802 liet eerste consul Napoleon op zijn buitenplaats Malmaison het idee van een nieuwe onderscheiding voor het eerst vallen in een gesprek met Monge, De eerste consul verwees naar de vele, met ridderorden versierde, diplomaten op de ontvangsten in zijn residentie, de Tuileriën. De in de strijd toch zo succesvolle Fransen staken daarbij kaal af en Napoleon betreurde de opheffing van de Orde van de Heilige Lodewijk. Hij merkte op dat"de Fransen van gelijkheid en van onderscheidingen evenveel houden". De versierselen zouden" of men het wil of niet respect afdwingen". Al snel na dit gesprek werd Roederer opgedragen een "Project de l'institution de la Légion d'honneur" te formuleren.

Het Erelegioen werd op 19 mei 1802 (29 floréal van het jaar X) als nationaal instituut en organisatie ingesteld door Napoleon Bonaparte, eerste consul van Frankrijk. Het Legioen was - in de eerste instantie - niet bedoeld als ridderorde, waar Napoleon een afkeer van had. De Franse ridderorden van de monarchie waren in de Franse Revolutie allemaal afgeschaft. Voor een min of meer democratische en seculiere Franse ridderorde in de vorm van een Orde van verdienste was het nog te vroeg.

De eerdere orden waren pas in 1793 afgeschaft en in Napoleons regering bekleden oude revolutionairen nog altijd sleutelposities. Het Erelegioen kreeg de vorm van een naar een Romeins legioen gevormde eenheid waarin de graden commandoposten waren. Aan de functies was een "ere-soldij" In 2010 mochten er 75 grootkruisen, 250 grootofficieren, 1250 commandeurs, 10 000 officieren en 113 425 ridders zijn. In werkelijkheid waren er 67 grootkruisen, 314 grootofficieren, 3009 commandeurs, 17 032 officieren en 74 384 ridders in het Legioen van Eer. De hoge aantallen werkelijk benoemde leden in de verschillende rangen is deels te verklaren uit het benoemen van veteranen. De benoemingen komen op drie wijzen tot stand, de ministers hebben ieder een quotum voordrachten. Dat geldt ook voor de president van de Republiek. Al deze voordrachten worden door de kanselier van het Legioen van Eer beoordeeld. De jaarlijkse ere-soldij was in de dagen van Napoleon I aanzienlijk maar in 2012 ging het om kleine bedragen.

Ridders ontvangen € 6,10 per jaar, officieren € 9,15, commandeurs € 12,20, grootofficieren € 24,39 en grootkruisen € 36,59. Het Legioen van Eer heeft altijd een sterk militair karakter gehad. In vredestijd wordt de helft van de quota aan de strijdkrachten toebedeeld. Brandweerlieden, politiepersoneel, priesters en predikanten, hogere ambtenaren en volksvertegenwoordigers worden ook vaak gedecoreerd. Voor de Franse premier gelden bijzondere regelingen. Hij of zij wordt drie maanden na de ambtsaanvaarding gedecoreerd met het commandeurskruis van de Nationale Orde van Verdienste. Een Decreet van 21 november 2008 stelt vast dat een premier van Frankrijk na twee jaar in dat ambt rechtens grootofficier in het Legioen van Eer is.

De Keizerlijke decreten van 1808 en 1810 regelden erfelijke adeldom voor de derde generatie dragers van het Legioen van Eer. Deze decreten zijn door Lodewijk XVIII ingetrokken. Een Ordonance Royale van 8 oktober 1814 van Lodewijk XVIII over de erfelijke adeldom voor de derde opeenvolgende generatie in de rang van ridder is nooit ingetrokken. Anderzijds kent de Franse Republiek geen adel terwijl het instituut in de Franse maatschappij nog wel bestaat. Ook in de 21e eeuw zijn er Fransen die hun recht op adeldom, of tenminste op een op adeldom wijzende naam met het predicaat "de" laten gelden. Het gaat om 846 families waaronder de familie De Gaulle. De naam Legion d'Honneur werd door Napoleon, die verzot was op verwijzingen naar de oudsheid, ontleend aan een Romeins instituut, het Legio honoratorum conscripta.

Ook de adelaars en de zestien cohorten waren door de Romeinen geïnspireerd. In de Franse regering waren nog veel kampioenen van de in 1789 bevochten gelijkheid en broederschap vertegenwoordigd. Hun kritiek op het instellen van een onderscheiding weerlegde de eerste consul met woorden "Ik daag u uit om me een republiek te laten zien, oud of nieuw, waarin men geen onderscheid maakt tussen de mensen. U noemt dit speeltjes, wel, het is met dergelijke speeltjes dat men mannen leidt". In de Franse Raad van State werd het voorstel om een Legioen van Eer in te stellen op 14 floréal van het jaar X (4 mei 1802) besproken. Dat ging, zoals gebruikelijk in een open discussie. Eerste consul Bonaparte benadrukte dat ook een moderne republiek eerbewijzen nodig had en dat het Legioen van Eer geen herstel van een van de oude instituten van de Franse monarchie was. Het wetsvoorstel werd goedgekeurd met 14 stemmen voor en 10 stemmen tegen.


v.l.n.r. Lid Legioen, Offcierskruis, Groot lint en het Groot Kruis lint van het Legioen.

Het wetsvoorstel werd op 17 mei in het Tribunaat besproken. Daar benoemde men Napoleons jongere broer Lucien Bonaparte tot rapporteur. Op zijn voordracht werd het voorstel met 56 stemmen voor en 38 stemmen tegen 38 aangenomen. De tegenstanders vreesden de ondermijning van het gelijkheidsprincipe van de Franse Revolutie en de invoering van een nieuwe aristocratie. In de eerste voorstellen was nog geen sprake van een draagbaar ereteken. Lucien Bonaparte, Pierre-Louis Roederer, Auguste-Louis-Frederic de Marmont Viesse en Mathieu Dumas verdedigden het wetsvoorstel in het Corps législatif. Dat nam het wetsvoorstel op 19 mei 1802 aan. De wet werd op 9 prairial van het jaar X (29 mei 1802) door de eerste consul ondertekend en gezegeld. De Wet op het Legioen van Eer werd in het Staatsblad, de "Moniteur" gepubliceerd.

De eerste benoemingen werden in september 1803 gepubliceerd. De eerste consul benoemde legionnairs, officieren, commandanten en grootofficieren. De versierselen werden in een Decreet van decreet op 22 Messidor jaar XII (11 juli 1804) goedgekeurd. Het Legioen van Eer was verdeeld in 16 cohorten. Ieder cohort telde 350 legionairs, 30 officieren, 20 commandeurs en 7 grootofficieren. Aan het hoofd van het Legioen van Eer stond de "Grote Raad van het Legioen van Eer". De eerste consul was uiteraard voorzitter van de Grote Raad. Er was ook een Kapittel dat de financiën van de orde regelde. De Fransen konden zonder onderscheid naar rang, stand en religie in het Legioen van Eer worden opgenomen. De eerste benoemingen werden in september 1803 gepubliceerd. De eerste consul benoemde legionnairs, officieren, commandanten en grootofficieren.

De versierselen werden in een Decreet van decreet op 22 Messidor jaar XII (11 juli 1804) goedgekeurd. Het Legioen van Eer was verdeeld in 16 cohorten. Ieder cohort telde 350 legionairs, 30 officieren, 20 commandeurs en 7 grootofficieren. Aan het hoofd van het Legioen van Eer stond de "Grote Raad van het Legioen van Eer". De eerste consul was uiteraard voorzitter van de Grote Raad. Er was ook een Kapittel dat de financiën van de orde regelde. Fransen konden zonder onderscheid naar rang, stand en religie in het Legioen van Eer worden opgenomen. De versierselen moeten op die dag al gereed geweest zijn want vier dagen later, op 26 messidor werden de eerste kleinoden in de kapel van het Hôtel des Invalides uitgereikt. Napoleon had een grandioze ceremonie laten organiseren waarin hij, zittend op een troon op een met een blauw tapijt met ingeweven gouden bijen bedekte verhoging van zes treden, onder een rood baldakijn een aantal verdienstelijke officieren decoreerde.

Het rode lint van het Legioen van Eer herinnert aan de Koninklijke militaire onderscheidingen; de Orde van de Heilige Lodewijk en het voor protestantse officieren bestemde Militair Instituut. De vijf armen van de versierselen waren een duidelijke breuk met het christelijke verleden en de kruisen van de gewoonlijk naar heiligen genoemde orden van het Ancien Régime. De rangen van de leden van het Legioen van Eer kwamen niet overeen met de gewoonlijke graden van een ridderorde. Het Erelegioen kende légionnaires, officiers, commandants die leiding gaven aan een regionaal "cohort". Aan de top van de hiërarchie stonden de grandes aigles en de Grote Raad. Zoals zo vaak was Napoleon I niet erg consequent bij het scheppen van zijn quasi-historische instituten en ceremonieel.

De versierselen leken op die van orden en een Grand Aigle droeg lint, ster en kleinood als van een grootkruis in een traditionele ridderorde. In een Decreet van 10 pluviôse van het jaar XIII (30 januari 1805) werd een nieuwe hoogste graad van het Legioen van Eer ingesteld. Het besluit sprak van een "Grande Décoration" of "Grote Decoratie". De dragers mochten zich "Grand Aigle de la Légion d'honneur" noemen. Op 19 juli 1814 wijzigde Lodewijk XVIII de naam in "Grand Cordon" of Grootlint. Op 26 maart 1816 wijzigde Lodewijk XVIII de graden in een ordonnance in Chevalier, Officier, Commandeur, Grand Officier en Grand-Croix.


Uitreiking Legioen van Eer, het Grand Croix en nog een uitreiking.

Frankrijk heeft in de eerste 150 jaar sinds de instelling van het Legioen van Eer tien staatsvormen gekend. In de eerste vijftig jaar waren het niet minder dan acht. Het Legioen van Eer volgde de staatsinrichting door het veranderen van de details van de versierselen. Het ereteken van het Legioen is altijd een kleinood met vijf punten gebleven, maar de vorm volgde de Franse staatsinrichting op de voet. Onder eerste consul Napoleon Bonaparte was er in eerste instantie geen verandering. Het medaillon op de voorzijde toonde de stichter, consul Napoleon. Na Napoleons kroning tot Keizer der Fransen kreeg het kleinood een beugelkroon. In het centrale medaillon werd Napoleon I nu met een in sommige kruisen groen geëmailleerde lauwerkrans afgebeeld. Onder de teruggekeerde Bourbons van het restauratietijdperk werd de kroon gewijzigd en werd de beeldenaar van Napoleon vervangen door die van Hendrik IV. Deze populaire Franse Koning was voor alle Franse partijen aanvaardbaar.

De "burgerkoning" Lodewijk Filips voegde na 1830 "tricolores", driekleurige Franse vlaggen, aan de ster van de orde toe. Hendrik IV die ook zijn voorvader was behield zijn plaats tot de val van de monarchie van de Bourbon-Orléans in 1848. De Tweede Franse republiek liet de kroon als verhoging weg en koos voor het opnieuw afbeelden van de stichter, afgebeeld als consul van Frankrijk. Het Tweede Keizerrijk herstelde de keizerlijke kroon die door de republiek in 1870 weer werd vervangen door de krans van eikenbladeren en lauweren. In dat jaar werd ook Napoleon I vervangen door Ceres, het innebeeld van de Franse Republiek. Op de blauwe ring op de voorzijde van het kruis stond steeds een tekst in gouden of zilveren letters. Deze tekst werd aan de politieke omstandigheden aangepast. Het Eerste Keizerrijk 1804 - 1814 en 1815. Op de ring stond NAPOLEON EMP. DES FRANCAIS en HONNEUR ET PATRIE Er zijn vier typen bekend, soms met bewegelijke onderdelen, soms zijn kroon en kruis vastgesoldeerd.


Geborduurde Grand Aigle, het Collier van de Republiek en een geborduurde Grand Cross.

In de periode van de "honderd dagen"na de terugkomst uit Elba stond op de ring NAPOLEON EMP. DES FRANCAIS en HONNEUR ET PATRIE. Napoleon gebruikte het vierde model uit zijn regering met gesoldeerde kroon. De gerestaureerde monarchie 1814 en 1814 - 1830. Op de ring stond HENRI IV ROI DE FRANCE ET DE NAVARRE en HONNEUR ET PATRIE. Er is maar een model, met bewegelijke kroon en kruis, bekend. De Julimonarchie 1830 - 1848. Op de ring stond HENRI IV en HONNEUR ET PATRIE.De rest van de ruimte werd door grote lauwerkransen ingevuld. De Tweede Franse Republiek 1848 - 1852, Op de ring stond BONAPARTE PREMIER CONSUL 19 MAI 1803 en REPUBLIQUE FRANÇAISE. Er zijn twee typen bekend. Beiden zonder kroon. Bij beide varianten is het mottto HONNEUR ET PATRIE onopvallend in gouden letters onder de gekruiste Franse vlaggen op de gouden achterzijde van het medaillon te lezen. Het Tweede Franse Keizerrijk 1852 - 1870.

Op de ring stond NAPOLEON EMPEREUR DES FRANCAIS en HONNEUR ET PATRIE. De Derde Franse Republiek 1870 - 1945. Het definitieve model draagt op de ring de woorden REPUBLIQUE FRANÇAISE 1870 en HONNEUR ET PATRIE. De Vierde Franse Republiek 1945 - 1958. Op de ring staat REPUBLIQUE FRANÇAISE en HONNEUR ET PATRIE. De Vijfde Franse Republiek 1958 -. Op de ring staat REPUBLIQUE FRANÇAISE en 23 FLOERAL AN X. De keerzijde is dus evenmin gelijk gebleven. De Bourbons kozen voor het afbeelden van de drie lelies in hun wapen. Omdat sommige Fransen meerdere staatsvormen hebben beleefd werden de versierselen door sommigen aangepast aan de nieuwe tijd.

Het centrale medaillon bestaat uit een ondiepe holle buis waarop de twee medaillons (voorzijde en keerzijde) woden gemonteerd. Deze twee geëmailleerde zilveren plaatjes kunnen ook worden gedemonteerd. Anderen lieten nieuwe versierselen maken. Bekende leveranciers zijn Maison Arthus-Bertrand in Saint-Germain-des-Prés (Parijs), het zeer traditionele Maison Bacqueville in de galerij van het Palais Royal (Parijs) en de Franse munt, La Monnaie de Paris aan de Quai de Conti (Parijs).