De Huizen van Oranje en Nassau

Orde van het Gulden Vlies
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

 Orde van Het Gulden Vlies 

De Ridders van het Gulden Vlies

De Orde van het Gulden Vlies (Frans: Ordre de la Toison d'Or, Duits: Orden vom Goldenen Vlies, Spaans: Orden del Toisón de Oro) is een exclusieve ridderorde. De leden worden vliesridders of toisonisten genoemd, zij behoren in de streng katholieke Oostenrijkse tak allen tot de Europese adel. De Spaanse tak is al sinds lange tijd een Orde van Verdienste.

De Orde werd op 10 januari 1430 in Brugge ingesteld door Filips de Goede, Hertog van Bourgondië, bij gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal. Met de instelling van deze orde wilde Filips de Goede verschillende doelen bereiken. Hoofddoel was de verering van God en de verdediging van de christelijke godsdienst. Daarnaast gaf het zijn dynastie meer aanzien om aan het hoofd te staan van zo'n exclusieve Orde. Ten slotte was het een manier voor de Hertog en de adellijke elite om de banden aan te halen en invloed op elkaars beslissingen uit te oefenen. De Orde had dus ook een politieke functie.

Bij de oprichting van de Orde bestond ze uit vierentwintig ridders en vier officieren: een schatbewaarder, een wapenmeester, een kanselier en een griffier, met aan het hoofd de Hertog van Bourgondië. De eerste benoemingen waren eigenmachtig door de soeverein gedaan. De eerste wapenmeester was Lefèvre de Saint-Remy. Het aantal ridders werd in de statuten van 1431 beperkt tot, en in 1433 uitgebreid naar dertig, door keizer Karel naar 50 en tenslotte door Filips II naar 60. Leden waren lid voor de rest van hun leven en konden alleen worden gedwongen om hun lidmaatschap weer in te leveren als zij de statuten (de regels) van de Orde hadden geschonden.

De oprichtingsleden van Het Gulden Vlies Ridders gekozen onder het Bourgondische Huis, 1430-1477.

Eerste Grootmeester: Filips de Goede, 1430-1467

1. Philippe le Bon, duc de Bourgogne, premier chef et souverain de la maison de Bourgogne (1396-1467).
2. Guillaume de Vienne, sgr. de Saint-George (1360-1435).
3. Regnier Pot, sgr. de la Prugne (d. 1432).
4. Jehan seigneur de Roubaix (1369-1449).
5. Roland d'Uutkercke, sgr. de Hemsrode (d. 1442).
6. Antoine de Vergy, comte de Dammartin (d.1439).
7. David de Brimeu, sgr. de Ligny (d.1451).
8. Hue de Lannoy, sgr. de Santes (1384-1456).
9. Jehan seigneur de Comines (d. 1442).
10. Antoine de Toulonjon, maréchal de Bourgogne (d. 1432).
11. Pierre de Luxembourg, comte de Saint-Pol (1390-1433).
12. Jehan de la Trémoille, sgr. de Jonvelle (c. 1377-1449).
13. Guilbert de Lannoy, sgr. de Villerval (1386-1462).
14. Jehan de Luxembourg, comte de Ligny (1385-1440).
15. Jehan de Villers, sgr. de l'Isle-Adam (d. 1439).
16. Antoine seigneur de Croy, comte de Porcéan (1390-1475).
17. Florimond de Brimeu, sgr. de Massincourt (d. 1441).
18. Robert seigneur de Masmines (d. 1431).
19. Jacques de Brimeu, sgr. de Grigny (d. avant 1451).
20. Baudouin de Lannoy, sgr. de Molembaix (vers 1388-1474).
21. Pierre de Bauffremont, comte de Charny (d. 1473).
22. Philippe seigneur de Ternant (vers 1400-1456).
23. Jehan de Croy, comte de Chimay (1395-1472).
24. Jehan seigneur de Créquy (vers 1397-1473).
25. Jehan de Neufchâtel, sgr. de Montagu (d. 1433).


Het aantal ridders werd in 1433 uitgebreid naar dertig. Leden waren lid voor de rest van hun leven en konden alleen worden gedwongen om hun lidmaatschap weer in te leveren als zij de statuten (de regels) van de Orde hadden geschonden. De leden van de Orde kwamen regelmatig bijeen op zogenaamde kapittel-bijeenkomsten. De locatie van deze bijeenkomsten verschilde, maar werd vaak in steden gelegen in de Zuidelijke Nederlanden gehouden. Tijdens de regeerperiode van Filips de Goede kwam dit neer op 11 bijeenkomsten, en tijdens de regeerperiode van Karel de Stoute, die hem opvolgde als Hoofd van de Orde, werden er twee bijeenkomsten gehouden.

Deze kapittel-bijeenkomsten duurden meerdere dagen. Gedurende deze dagen waren er een aantal vaste elementen. Zo werden nieuwe leden gekozen als er plaatsen waren vrijgekomen wegens het overlijden van een lid. Ook werden er missen opgedragen voor de overleden leden. Daarnaast konden leden verschillende zaken inbrengen die met de Orde te maken hadden. Leden hadden ook het recht de Hertog te adviseren over militaire en staatszaken.


Leden van de Orde van het Gulden Vlies bijeen en de Stichter van de Orde de Hertog van Bourgondië.

In de jaren na de oprichting kende de Orde een aardig aantal opvolgers van Philips de Goede. Karel van Bourgondië, Graaf van Charolais volgde de Hertog op als Hoofd van de orde in 1467. Voortdurend kwamen er Edelen bij en het Gulden Vlies groeide langzaam maar zeker. In 1467 bestond het aantal lidmaten uit 64. In 1468 werd Edward IV, Koning van Engeland lid van dit illustere gezelschap. Niet alles was pais en vrede. Ook de Orde kende zijn zwarte schapen. De eerste die door het in het leven geroepen kapittel eruit werd gegooid was Filips Pot, heer van La Roche de Nolay. Een eer die nu niet bepaald iets was om trots op te zijn.

Zeker niet in zo'n klein gezelschap vam mensen die elkaar en hun familie vaak door en door kenden. Maar hij was niet de enige. Er zouden nog meer volgen. Onder het toeziende oog van de opvolger van Karel van Bourgondië, Graaf van Charolais, Karel de Stoute (1466-1477) kwamen een achttal Edelen bij. In 1481 moesten er nog twee ridders bedanken voor de eer. Jacob van Luxemburg heer van Richbourg en Filips van Crèvecœur, heer van Cardes werden, zonder pardon, door het Kapittel van het Tableau verwijderd. Het Habsburgse Huis (1488-1700) kwam aan de macht in de Orde, in de persoon van Maximiliaan van Oostenrijk. In zijn regeerperiode werden 17 Edelen uitgekozen waaronder een Hollander, Wolfert VI van Borselen, Heer van Veere om toe te treden. Filips de Schone, Graaf van Charolais 1479-1506 7oudste zoon van Maximiliaan en Maria, werd in 1481 het Hoofd van de Orde 1482-1506.

Onder zijn bewind kwamen er slechts 23 Ridders bij, waaronder zeer bekende namen, zoals Frederik van Oostenrijk, Rooms Keizer in 1491 (vader van Simon van Chimay). In 1501 werd Karel van Gent, Graaf van Charolais en oudste zoon van Filips de Schone, Vorst van de Nederlanden, later ook Rooms Keizer Karel V geheten, Hoofd van de Orde van 1506 tot 1555. Onder zijn toezicht werd de Orde uitgebreid met 18 leden. Ook daaronder waren hele bekende leden, als Eitel Frederik II, Graaf van Hohenzollern, de Hollander Cornelis van Glymes, heer van Bergen op Zoom en Zevenbergen en Hendrik, Prins van Wales, de latere zeer beruchte Henrdik VIII, Koning van Engeland. Ook Hendrik III, Graaf van Nassau trad toe.


Antoine le Grand. Vergadering van Ridders van het Gulden Vlies voorzitter Karel de Grote en Frank van Borssele.

Het Kapittel onder leiding van Karel V, nodigde Edelen uit die tot de absolute top van de Hoge Adel hebben behoord. Frans I, Koning van Frankrijk, Ferdinand, Aartshertog van Oostenrijk, jongere broer van Karel V, later Rooms Keizer gaven met veel genoegen gehoor aan het verzoek. Ook Philibert van Chalon, Vorst van Oranje, Manuel I, Koning van Portugal, Lodewijk II, Koning van Hongarije en Bohemen waren verheugd deel te mogen uit maken van de Orde, alsmede de Hollanders Jan van Wassenaer, burggraaf van Leiden, Maximiliaan van Glymes, heer van Bergen op Zoom en heer van Zevenbergen en Maximiliaan van Egmont, Graaf van Buren.

Vervolgens werden in 1531 lid van de Orde, Johan III, Koning van Portugal, Jacobus V, Koning van Schotland, Ferdinand van Aragón, Hertog van Calabria Inigo Fernández de Velasco, derde Hertog van Frias, Filips, Hertog van Beieren, George, Hertog van Saksen, Filips van Oostenrijk, Karels oudste zoon, later Filip II, Hoofd van de Orde vanaf 1555 en de Hollander Reinoud III, heer van Brederode. In 1599 werd het 290ste lid van de Orde aangesteld, Karel III van Croÿ, 4de Hertog van Aarschot. Na Filips II, kwam in 1598 zijn zoon - Filips III - als Hoofd van de Orde in het vizier. Deze droeg het stokje in 1621 over aan zijn zoon Filips IV. Tijdens de Spaanse Successieoorlog in de 18e eeuw, ontstond naast de Spaanse tak ook een Oostenrijkse tak van de Orde.

De Spaanse en Oostenrijkse kanselarijen correspondeerden vruchteloos over deze kwestie totdat in 1700 met de dood van Karel II de Spaanse Habsburgers uitstierven. Filips van Anjou, kleinzoon van Lodewijk XIV van Frankrijk, uit het Huis Bourbon, die in 1700 als Filips V Koning van Spanje werd, noemde zich, zonder dat hij daar een overtuigend recht op kon doen gelden, Grootmeester van deze orde. Oostenrijk protesteerde tevergeefs. De laatste Habsburgse Keizer, Karel VI, stierf in 1740. Zijn dochter, Keizerin Maria Theresia, erfde van haar vader niet alleen zijn grondgebied maar ook de zeggenschap over de Orde.


Jean de Bourgogne. Overhandiging van de Geschiedenis van de Orde van het Gulden vlies aan de voorzitter Keizer Karel V en Pierre de Beauffremont.

Pierre de Bauffremont, Graaf de Chamy en seigneur de Monfort, ook wel geheten Pierre de Chamy werd in 1400 geboren en stierf op 7 augustus 1472. Hij trouwde met Agnès de Saulx, Jeanne de Montagu en Marie de Bourgogne, een buitenechtelijke dochter van Philips de Goede, Hertog van Bourgondië. In1448 trouwde Pierre de Bauffremont, heer van Chamy met zijn derde echtgenote Marie. Uit zijn derde huwelijk kreeg hij twee meisjes Antoinette en Jeanne. Antoinette, Gravin van Chamy trouwde met Antoine de Luxembourg, Graaf van Brienne en Baron van Piney die in 1519 stierf. De familie stamt uit een aanzielijk Frans adellijk geslacht dat stamde uit het dorp Bauffremont, Vosge even buiten Orléans. De familie noemt zich Liébaud, sire de Bauffremont en was al te vinden in de geschiedenis annalen rond 1090. Zij komen voort uit het vrouwelijk deel van het geslacht Courtenay. In een alliantie met het Huis van Vergy grondvestte het geslacht zich in Bourgondië en France-Comté. In 1527 verkreeg de familie via huwelijk de eigendommen van het geslacht van Vienne-Listenois. Zowel Nicolas de Bauffremont, zijn zoon Claude en zijn kleinzoon Henri, speelden belangrijke rollen in de Staten-Generaal van 1576, 1588 en 1614.

Karel IV van Spanje nam in 1805 Koning Lodewijk Napoleon Bonaparte van Holland op in het Spaanse Gulden Vlies. Zonder recht daartoe te bezitten nam Joseph Bonaparte met de Spaanse troon ook de Orde van het Gulden Vlies in bezit. Hij benoemde vijf Spanjaarden in de Orde; het ging om Manuel José de Negrete, duque de Campo Alange; Diego López Pacheco, duque de Frías; Carlo-Canuto-Sebastiano Ferrero Fieschi, Príncipe de Masserano; Gonzalo O’Farrill en Miguel de la Grúa Talamanca en Marqués de Branciforte. Na de restauratie (het herstel van de monarchie van de Spaanse Bourbons) in 1813 zag men de Spaanse tak van de Orde van het Gulden Vlies als een civiele ridderorde die ook kon worden verleend aan protestanten zoals de Hertog van Wellington, Koning George IV van het Verenigd Koninkrijk en de Prins van Oranje, onze latere Koning Willem II.

In 1814 en 1816 volgden de Prins van Oranje en Koning Willem I. Koning Willem III werd in 1842 ridder en zijn zoon de Prins van Oranje in 1863. In 1924 werd ook Prins Hendrik ridder van het Gulden Vlies. De protestantse Belgische Koning Leopold I werd in 1835 in het Spaanse Gulden Vlies opgenomen. Al deze protestantse Vorsten konden niet toetreden tot het Oostenrijkse Gulden Vlies. Na de abdicatie van Koning Alfons XIII in 1931 was de Spaanse tak van de Orde jarenlang een zelden verleende Huisorde van de Spaanse Koningsfamilie, totdat de monarchie met Juan Carlos weer hersteld werd in 1975. De Spaanse Koning verleende de Orde van het Gulden Vlies de afgelopen jaren aan vooraanstaande Spaanse edelen, goede vrienden en bevriende staatshoofden.

De Oostenrijkse tak van de Orde bleef steeds het exclusieve bezit van het Hoofd van het Huis Habsburg en houdt zich, tot op heden, aan de oude statuten. De laatste Keizer, Karel I, nam in 1918 de kostbare gouden ordetekenen mee in ballingschap en gaf ze in bewaring aan zijn Zwitserse advocaat. Maar deze verduisterde het goud en verdween. De "Ordensschatz" bleef achter in Wenen. De belangrijkste stukken worden bewaard in de "Weltliche Schatzkammer" in het Kunsthistorisches Museum in Wenen, waaronder het "Schwurkreuz", het kruis waarop pas benoemde ridders de eed aflegden. De Oostenrijkse tak is eeuwenlang geregeld in kapittel bijeengekomen en ook nu nog vinden plechtige bijeenkomsten van de Orde plaats. Karel van Habsburg-Lotharingen is "Hoofd en Soeverein" van de Orde en Koning Filip VI van Spanje is "Soeverein" van de Spaanse tak.

Sinds de oprichting van de Orde van het Gulden Vlies in 1430 door Philips de Goede zijn er tientallen Ridders toegetreden tot deze uiterst elitaire Orde. In de loop van de eeuwen zijn er velen gestorven en in mindere mate weer bij gekomen. Diverse samenkomsten die het Kapittel organiseerde in de de loop van de honderden jaren, gaven weer dat de uitnodiging tot toetreden niet al te veelvuldig en niet al te uitbundig werd gedaan. Weloverwogen werden - gezien de hoge eisen die gesteld werden aan de toetreding - soms maar een paar leden van de Hoge Adel uitgenodigd deel te nemen aan deze unieke Orde. In latere jaren kwam daar verandering in en werden de afstammelingen van die Adel (Vorsten, Koningen, Presidenten etc.) gewoon benoemd door de onderscheiden Grootmeester van of de Spaanse of de Oostenrijkse Orde.

Beide Orden van het Gulden Vlies hebben in het verleden maar ook naar het heden toe, bewezen dat zij gelijkwaardig van opzet waren. Zowel Koning Filip VI van Spanje (Soeverein van de Spaanse tak) als tegenwoordig Karl von Habsburg-Lotharingen (de Oostenrijkse tak) hielden de norm van benoemen en de daarbij behorende eer hoog. Helaas verwaterde wel de Rode Ordekledij, iets wat feitelijk zonde is. Tezamen met de versierselen gaf dat nu net het je van het aan deze Orde. Om toch een indruk te geven hoe het er vroeger uit zag, zijn hieronder een aantal zeer bekend leden van de Hoge Adel uit die tijd, compleet met Rode Ordekledij en versierselen alsmede hun persoonlijk wapen met het Gulden Vlies en een korte levensbeschrijving geplaatst.


André de Toulongeon. Antoine de Toulongeon en David de Brimeau.

André de Toulongeon (1390 - 1432) was een Bourgondisch ridder. Hij was de jongere broer van Jean II de Toulongeon en Antoine de Toulongeon, opeenvolgende gouverneurs en maarschalken van het Hertogdom Bourgondië. In 1419 werd hij benoemd tot grootstalmeester van Frankrijk. Hij trouwde in 1428 met Cornelia van Bourgondië, een bastaarddochter van Filips de Goede. In 1430 hertrouwde hij al met Jacqueline de La Trémoille. Als vertegenwoordiger van Filips de Goede sloot hij diens huwelijk met de handschoen met Isabella van Portugal. Naar aanleiding van de dood van zijn broer Antoine (29 september 1432) werd hij als vervanger gekozen door het kapittel van de Orde van het Gulden Vlies, samengekomen in Brugge (op de feestdag van de heilige Andreas, 30 november). Hij was echter op dat ogenblik op pelgrimstocht in het Heilig Land. Hij keerde nooit van deze reis terug.

Antoine de Toulongeon (Antoon van Toulongeon) (1385 - 29 september 1432) was een Bourgondisch edelman. Hij was maarschalk van het Hertogdom Bourgondië en een der eerste ridders in de Orde van het Gulden Vlies. Broer André de Toulongeon werd in 1432 eveneens tot ridder in de Orde van het Gulden Vlies gekozen. Antoine was heer van Buxy, Traves, La Bastie (Cerdon) en Montrichard (Sirod). Hij kwam in dienst van Hertog Jan zonder Vrees en verving begin 1418 zijn broer Jean als kapitein van Troyes, Champagne en Brie. In de zomer van 1419 werd hij samen met Regnier Pot en Hendrik Goethals als gezant naar Hendrik V van Engeland gestuurd, die zich net meester had gemaakt van Parijs. Na het mislukken van deze missie zocht Jan zonder Vrees toenadering tot de Dauphin Karel, maar werd bij hun ontmoeting vermoord (10 september 1419). De nieuwe Hertog Filips de Goede stuurde Antoine de Toulongeon opnieuw als gezant naar de Engelse Koning die voortaan zijn bondgenoot was.

Na de dood van zijn broer Jean II de Toulongeon (10 juli 1427), werd Antoine in zijn plaats benoemd tot maarschalk van Bourgondië en gouverneur-generaal van Bourgondië en Charolais. In 1430 werd Antoine de Toulongeon een van de eerste ridders van de nieuw opgerichte Orde van het Gulden Vlies. Als goede vriend van Anton van Vaudémont nam hij aan diens zijde deel aan de successieoorlog in het Hertogdom Lotharingen. Samen met Antoine de Vergy bracht hij een legertje op de been en won de slag bij Bulgnéville (2 juli 1431) tegen René I van Anjou, die hierbij gevangen werd genomen. Lang kon Antoine de Toulongeon echter niet genieten van zijn triomf: hij stierf in september van het jaar nadien. Hij werd als maarschalk van Bourgondië opgevolgd door Pierre de Bauffremont.

David de Brimeu (* voor 1381 - + mei/juni 1448 in Hesdin) was het 7e lid van de oprichtingsvergadering van de Orde van het Gulden Vlies. Hij is afkomstig uit het Huis Brimeu en was de 3e zoon van Guillaume III, genaamd Florimond, Seigneur de Maizicourt. Zijn moeder was een dochter van Hugues de Créquy-Raimboval. David werd ook tezamen met zijn broer Jacques en zijn neef Colart opgenomen in de Orde tijdens de eerste samenkomst van het Gulden Vlies. Hij was viermaal getrouwd met Marguerite de Montagu, Marie de Montauban, Marie de Montmort en Jeanne de Châtillon (-sur-Marne) David de Brimeu, Seigneur de Ligny, was zowel een Franse als een Bourgondische Raadsheer, alsmede Bourgondische gouverneur van de stad Arras.