De Huizen van Oranje en Nassau

Oranje Nassau Keramiek
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

 Vorstelijk Oranje Keramiek 

Borden en Potten

In de Nederlanden onstond het in 1442. Er vestigden zich enige Italiaanse faiencebewerkers in Antwerpen. Ze werden gleyers genoemd en hun product gIeyerswerck. In dit gotische milieu verloochenden de gleyers hun Italiaanse afkomst niet, want zij bleven de renaissance-ornamentiek trouw. Zij maakten voornamelijk plavuizen, wandtegels en vaatwerk. Antwerpen werd het aardewerkcentrum van de Nederlanden. Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog weken veel Antwerpse ambachtslieden, kunstenaars en kooplieden uit naar het Noorden. Zo waaierden de gleyers uit naar Haarlem, Rotterdam, Middelburg, Amsterdam, Hoorn, Gouda, Delft, Leeuwarden, Makkum en andere steden. Ze brachten hun Italiaans-Antwerpse stijl mee. De Noordnederlandse gleyers ontwikkelden echter spoedig een eigen stijl met meer vaderlandse motieven. De kleuren werden sprekender dan die van het Zuidnederlandse gleyerswerck; vooral geel, paars, blauw, oranje en bruin waren in de mode.

Zuinig als de Hollanders waren, werd slechts het plat van schotels en borden met het dure tinglazuur overtrokken; voor de onderkant werd het goedkope loodglazuur gebruikt! Dergelijk aardewerk noemt men schotelgoed. Aan de Italiaanse invloed kwam halverwege de 17de eeuw een einde. Uit die tijd stammen plooischotels, beschilderd met een spiraalvormig bloemornament of een doorlopende randversiering van bloemen, uitgevoerd in oranje, blauw, geel en bruin. In de 17de eeuw kreeg het Hollandse product ook een nieuwe naam: plateel. Toch werd door de plateelbakker globaal de Italiaanse faiencetechniek gevolgd. Het woord coperta, de naam voor het in Faenza uitgevonden dekglazuur, verbasterde men tot kwaart. In tegenstelling tot het tinglazuur dat door dompeling werd opgebracht, werd kwaart voorzichtig over de beschildering gesprenkeld, omdat dezes nog niet was vastgebakken.


Prinses Albertine Agnes op tegel. Huwelijk Emma en Willem III en Inhuldiging Koningin Wilhelmina in 1898.

Op o. a. bekers, kruikjes, tegels en borden werden in portret, wapen en gedicht de Oranje's vastgelegd. Gelegenheden waren onder meer de kroning van Koningin Wilhelmina op 6 september 1898 en haar huwelijk met Hertog Hendrik van Mecklenburg-Schwerin. Een fantastisch voorbeeld daarvan is het door Rozenburg polychroom beschilderde (Samuel Schellink e. a.) theeservies, te bezichtigen in Paleis Het Loo. Of de herinnering van de 25, 40- en 50 jarige regeringjubileum van Wilhelmina, maar ook de 70-ste verjaardag, 30 jaar geleden dat Koningin Emma regentes (1929) van Nederland werd en bij haar overlijden in 1934.

De volgende generaties met de geboorte van Prinses Juliana (1909), meerderjarigheid (1927), verloving & haar huwelijk in 1937 met Bernhard Leopold Frederik Everhard Julius Koert Karel Godfried Pieter, Prins van Lippe-Biesterfeld, de geboorte van prinsesje Beatrix, de inhuldiging tot Koningin, 12,5 en 25 jarig huwelijk van Juliana. Ook het huwelijk van Prinses Beatrix met Prins Claus George Willem Otto Frederik Geert von Amsberg waren gelegenheden om het Huis van Oranje in het zonnetje te zetten. Als laatste, bij de geboorte van de dochtertjes van Prins Willem Alexander en Prinses Maxima, onze nieuwe Kroonprinses Amalia, Prinses Alexia en Prinses Ariane werd er een (eenvoudig massaproduct) gelegenheidsplateel gemaakt


Wilhelmina 25-jarig regeringsjubileum, Beker ter gelegenheid van de geboorte van Prinses Juliana in 1909. Plateelbakkerij Zuid-Holland, hoogte 9.6 cmm en de verloving in 1936 Juliana en Bernhard.

Het keramisch product aardewerk bestaat uit gebakken klei. Kleur, hardheid en structuur van de scherf - de keramische materie - hangen nauw samen met de al dan niet vermengde leemsoorten. Het wordt gebrand in het middenvuur of demi-grand-feu, bij 800 tot 900°C. De materie kan bij deze betrekkelijk lage temperatuur niet sinteren (versmelten), waardoor het breukvlak van de scherf grof, onregelmatig en korrelig is. Aardewerk is poreus en laat vloeistoffen door. Men kan dit verhelpen door het te smoren, waarbij in de oven rook wordt toegevoerd die de poriën vult en de scherf grijs tot zwart kleurt. Het overtrekken met glazuur is echter gebruikelijker. In de oven voorkomt men het aan elkaar bakken van het gestapelde goed door het te scheiden met proenen, puntige vuurvaste driehoekjes. Aardewerk wordt gevormd op het pottenbakkerswiel of in de drukvorm.

Bij de laatste methode, die sinds de vroege 18e eeuw wordt gevolgd, wordt de leemmassa in een aardewerken, gipsen, houten of stenen mal gedrukt, waarna het overtollige wordt weggesneden. Onderdelen worden met kles of kleipasta aan elkaar bevestigd. Het oudste in Europa toegepaste glazuur is het goudbruine loodglazuur, dat uit loodoxide en kwarts bestaat. Het is doorschijnend, glanst en werd vaak alleen aan de binnenzijde tot over de rand aangebracht. In de oven sloeg het loodglazuur soms op ander aardewerk neer, waardoor onbedoeld gesmeerd of smeerglazuur ontstond, een lichte, onregelmatige verglazing; in de 18de eeuw werd het wel opzettelijk veroorzaakt. Loodglazuuraardewerk is meestal boerengoed; het wordt nog steeds gemaakt. Bij onverglaasd aardewerk, dat rood tot geel is, spreekt men van terracotta, meestal m.b.t. plastieken.

Wanneer het gaat om onverglaasd fijn wit aardewerk dat van pijpaarde of terre de pipe is vervaardigd hanteert men de term biscuit. Het tinverglaasde aardewerk is in de achtste eeuw in het Midden-Oosten ontstaan. Tinglazuur, dat wit en ondoorschijnend is, bevat als hoofdbestanddelen tin-as en kwarts; het vormt een geschikte ondergrond voor beschilderingen. Tijdens de Moorse overheersing verspreidde het tinverglaasde aardewerk zich over Spanje. Men produceerde voornamelijk tegels en de zogenaamde Hispano-Moreske-keramiek; vaatwerk met goudglans. Het werd via het eiland Majorca uitgevoerd naar Italië, vanwaar het verder werd verhandeld als Majorca-goed of majolica.


Huwelijk Juliana en Bernhard in 1937 te Amsterdam. Speciale broche ter gelegenheid van de geboorte van Prinses Margriet n Ottawa Canada 1943, diameter 36.4 cm en Herinneringsbord ter gelegenheid van de troonsaanvaarding van Koningin Beatrix.

Rond de 14de eeuw probeerden Florentijnse majolica-handelaren het product na te maken. Zo ontstond het mezza-majolica, waarvan het glazuur uit masticot bestond, een gesinterd mengsel van tinoxide, loodoxide, kwarts, soda en zout. Vooral in Bologna en Padua werd het tot in de 18de eeuw gemaakt. De decoraties, vaak graffito’s, zijn vooral volks van karakter. Al tegen het einde van de 15de eeuw werd het majolica perfect gekopieerd in de stad Faenza, door het product onverglaasd te branden, vervolgens te moffelen met lood-tinglazuur en kleuremails, en ten slotte met coperta te overtrekken en te branden. Dit laatste was een zeer dun laagje doorzichtig glazuur, dat diepe glans gaf aan glazuur en beschildering. Alleen blauw email versmolt glanzend met het tinglazuur: zonder coperta bleven andere kleuren mat.


Gedenkbord. Diverse Borden, Koppen en Theepotten en Inhuldigingspenning Juliana.

Naar de stad Faenza werd het Italiaanse aardewerk onder de naam faience spoedig bekend door heel Europa. Net als ‘majolica’ werd ‘faience’ een eigen naam voor tinverglaasd aardewerk. De voornaamste Italiaanse faiencecentra in de 15de en 16de eeuw waren Florence, Faenza, Castel-Durante, Siena, Cafaggiolo, Deruta, Gubbio en Urbino. Op de producten komen voornamelijk polychrome (veelkleurige) renaissance-motieven voor. Majolica en Fiaence raakten in Nederland bekend als Straatsgoed, omdat de Straatvaarders het via de Straat van Gibraltar aanvoerden. Het Hispano-Moreske-goed uit Valencia, met Moorse decors in fraaie kleuren, kreeg hier de naam Valensch werck.


Koningin Emma 1858-1928. Koningin Wilhelmina 1914-1919 en Koningin Wilhelmina 1898-1923.

Valensch werck is een omschrijving die werd gegeven aan oude Keramiek die door zowel de Spanjaarden als de Moren werd gemaakt. Meer in het bijzonder heeft deze benaming betrekking op producten met een Lustredecor. Dit was in de 9e eeuw uitgevonden en over het gehele Islamitische Rijkz,br. verspreid. Deze techniek met metaalglans wordt sinds de 12e eeuw al door geschiedschrijvers in Spanje vermeld. In de 13e, 14e maar vooral in de 15e eeuw waren Malaga en Granada de voornaamste productiecentra. Uit dit tijdvak stammen sommige uiterst verfijnde stukken als de Alhambra-vaas.

Op hun beurt maakten Valencia, Manises en Patema sinds 14e, 15e en ook de 16e eeuw ontelbare schotels en andere voorwerpen met als decor het Goudlustre dat gehoogd werd met blauw. Pas in de 16e eeuw maakten de decors in Moorse of Gotische stijl plaats voor renaissance-motieven, terwijl de koperrode glans langzamerhand de goudglans verdringt. Ondanks deze verandering bleef het gebruik van de illustre in Spanje in de 17e en 18e eeuw van toepassing.


Bord Koningin Willemina 1898-1938. Achterkant bord Wilhelmina en bord Koningin Wilhelmina 1980-1930.

De Porceleyne Fles. Alle borden zijn gemaakt door de eerder genoemde fabriek in Delft. Op welk tijdstip de eerste werkplaatsen ontstonden is niet met zekerheid bekend. Wij weten dat in andere plaatsen zoals Amsterdam, Haarlem en Middelburg reeds in de tweede helft van de 16e eeuw aardewerk werd gemaakt met meerkleurige decors op een witte achtergrond in een techniek, die de Hollandse pottenbakkers hadden geleerd van hun Italiaanse collega's. Vermoedelijk is pas aan het einde van de 16e eeuw het eerste bedrijf in Delft ontstaan. De situatie veranderde sterk toen de Watergeuzen bij het buitmaken van Portugese 'Kraken' bij de ladingen ook Chinees porselein vonden en dat naar Holland brachten (hiermede houdt ook de naam 'Kraakporselein' verband). Na de oprichting van de Oost-Indische Compagnie in 1602 viel het porselein met blauwe decors op witte ondergrond hier zeer in de smaak en de Hollandse pottenbakkers trachtten dan ook al spoedig iets dergelijks te maken.


Bord Juliana 18e verjaardag. Achterkant bord Juliana en Bernhard en Wapens van Juliana en Bernhard.

Aardewerk en Kleiwerk zijn niet elkaars gelijke. Tussen deze twee termen is er vaak verwarring. Klei is een gesteente. Deze wordt uit de grond gehaald. Het is nat en kneedbaar en lijkt op modder. Aardewerk is verhitte klei. Het is een hard en waterdicht materiaal. Opgepast! Als klei droogt wordt deze ook hard, maar dan is het nog geen aardewerk omdat het nog niet verhit is. Droge klei kan trouwens teruggebracht worden tot natte en terug kneedbare klei door er water aan toe te voegen. Er bestaan verschillende soorten aardewerken zoals porselein, zandsteen, keramiek, enz. Er bestaan ook heel veel soorten klei. In de pottenbakkerskunst wordt gebruik gemaakt van verschillende soorten. De grootte van het werk kan een bepalend element zijn voor welke klei men gebruikt, maar ook de kleur of de textuur die het voorwerp volgens zijn maker moet krijgen. Kneden van klei met de ossenkop-methode.


Wilhelmina 50 jaarig ambtsjulbileum. Juliana en Bernhard 12,5 jarig huwelijk en Juliana Koningin.

De verschillende stappen bij het pottenbakken:


Geboortebord Pinses Beatrix 1938. Herinneringsbord 1938 en geboortebord Prinses Irene 1939.

Het glazuren kan op verschillende manieren:

  1. Glazuur in het voorwerp (bv beker, pot) gieten.
  2. Glazuur op het voorwerp spuiten.
  3. Met een penseel, glazuur op het voorwerp aanbrengen. Een beetje zoals verven.
  4. Het voorwerp in glazuur dompelen.

Bij het boetseren wordt met de handen een vorm gegeven aan de klei. De klei wordt platgerold door middel van een deegrol. Zo ontstaan er plakken of lappen klei. Deze lappen worden aan elkaar vastgemaakt. Hiervoor moet de pottenbakker kleine sneetjes in de klei doen op de kanten die aanelkaar 'geplakt' zullen worden. Op deze sneetjes moet er wat slib(= klei vermengd met water) worden aangebracht. Met de handen wordt de klei gerold totdat er kleine cilindervormige slierten ontstaan. Deze slierten worden op elkaar geplaatst met doel een pot te verkrijgen. De techniek van het draaien is de moeilijkste van allemaal. Het heeft wel als voordeel dat het heel nauwkeurig kan zijn. Bij het draaien wordt gebruik gemaakt van een pottenbakkersschijf. Er wordt eerst een bolletje klei in het midden van de schijf geplaatst en daarna kan het draaien beginnen.