De Huizen van Oranje en Nassau

Majesteitelijke Tuinen
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

 Majesteitelijke Tuinen 

De Tuinen van Oranjewoud

Thans is de tuin van het prachtige landhuis Oranjewoud, dat eigendom was van de Friesland Bank ( het hoofdkantoor is gevestigd te Leeuwarden), een mengelmoes geworden van Franse Barokke stijl stammende uit de tijd van Koning Lodewijk XIV en traditionele Engelse Landschapsstijl. Beide stijlen staan enerzijds haaks op elkaar en anderzijds vullen zij - op vele plekken - zich uitstekend aan. De Franse architect Daniel Marot heeft met de bouw van het lustslot ook de tuin haar vorm gegeven. Een vorm die in de loop van jaren regelmatig werd aangepast aan de eisen des tijds. Dat is niet zo verwonderlijk, daar Albertine Agnes nu eenmaal een andere zienswijze qua tuinarchitectuur erop na hield dan de latere eigenaren uit de 19e eeuw, de Blocq van Scheltinga's. Ook nu heerst er een andere kijk op tuinarchitectuur in het algemeen. Tijden veranderen en smaak ook.


De Nederlandse Vlag in top, Prachtige Rododendron langs de paden en de schitterende Zonnewijzer.

Op de 39ste verjaardag van Prinses Maxima, werden de foto's van deze goed onderhouden tuin gemaakt. Vandaar de vlag. Bij het betreden van het landgoed straalt de rust je tegemoet en voel je - ver van alle lawaai verwijderd van de in de buurt liggende snelweg Zwolle-Leeuwarden waar immer verkeer overheen raast - een weldadige stilte. Een stilte waarin de tijd lijkt te zijn vergeten. De rustieke wandelpaden maken een goedverzorgde indruk. Midden op het grasperk staat pontificaal en direct in het oogspringend de zonnewijzer, die zich koestert in een waterige zon die zijn best doet iets van de warmte die het bezit, af te geven. Lukt niet helemaal maar de temperatuur is redelijk aangenaam en het is droog.


De fraaie eendenherberg op een eilandje. De meer dan 100 jaar oude eerbiedwaardige eik. Het bord bij de historische eik als herinnering aan de planting.

De meer dan fraaie en sierlijke rododendrons markeren op verschillende plaatsen de paden, die daardoor beter tot hun recht komen. Ook deze aanplanting alsmede het gras dat voornamelijk in de eerste helft van de bestaande tuin is te vinden, wordt goed onderhouden. Schilders lopen af en aan met ladders, trappen, schuurpapier, bussen verf en kwasten. Immers, het mag duidelijk zijn dat een landgoed van dit formaat veel onderhoud vergt. Veel onderhoud, zowel binnen als buiten en veel geld. Een schilder is bezig de toegangspoort bij te werken, op dat het weer de mooie groene kleur krijgt van weleen en een aantal jaren mee kan gaan. Het hoofdgebouw en de aanpalende bijgebouwen worden ook in de verf gezet.

Rondom het gebied loopt een eenvoudige gegraven gracht. In het midden daarvan- vlakbij de voorkant - een eendenherberg samengebald tussen drie beuken. Een herberg, ja, zo kun je dit kunststuk wel noemen. Aan het maken van dit onderdeel werd aandacht besteed en lijkt dan ook niet verwonderlijk dat hier veel eenden komen. De dierenwereld heeft zo haar kanalen om iets over te brengen. Even verderop staat een eerbiedwaardige eik. Al meer dan 100 jaren kijkt deze over het landschap uit. De boom werd elk jaar een stukje groter en heeft veel mensen zien komen en gaan. Toch staat daar nog steeds de eik, die door de schoolkinderen van Oranjewoud in het jaar 1909 werd geplant. Precies op de geboortedag van Koningin Juliana. Daarom kreeg de boom de naam Juliana-eik. Deze boom is in elk opzicht een uniek onderdeel van de historie van het park.


Goed onderhouden zijkanten van de gracht. Prachtig geaccidenteerd terrrein.

Het zwerven door de tuin is voor de echt tuin- en natuurliefhebber een weelde. Van alles ziet en komt men tegen. Honderden jaren oude beuken, tientallen exotische planten die voornamelijk stammen uit de tijd dat de Prinses en haar opvolgers het eigendom van dit landgoed bezaten. De met veel zorg gegraven waterlopen herbergen een diversiteit aan waterdieren en -planten. Waterhoentjes en Meerkoeten leven vreedzaam naast elkaar. In deze tijd wakende voor hun nest waar eieren in liggen die weer zorgen voor het nageslacht, als er geen reiger of ooievaar langs zwiept. Een pik met de snavel en er is geen ei of jong meer. De mannelijk eend trots met zijn kleuren pronkend, probeert een vrouwtje te versieren. De eekhoorn schiet over het grasveld een hoge boom in.


Fraai aangelegde wandelpaden sieren deze tuin. Lange rechte wandellanen en alom bossages en bomen.

Waarschijnlijk op weg naar zijn woonplek. De tuin is ruim opgezet en de aanwezige bossages, planten, bloemen en bomen doen niet storend aan. Integendeel, fraaie lange wandelpaden geven het sterke gevoel dat het uitgestrekter is dan men bij de eerste indruk merkt. Door het kiezen van een juiste opzet en de daarbij behorende beplanting is de diversiteit daarvan duidelijk aanwezig. Het terrein is veelvuldig geaccidenteerd en dat op zich past uitstekend in de huidige opzet van de tuin. Niet alleen kenmerkt deze tuin zich in de Engelse Landschapsstijl. Andere aanwezige stijlen trekken ook de aandacht. Het barokke gevoel dat ooit aanwezig was, overheerst niet meer en de tuinopzet wordt afgewisseld door Ooster aandoende onderdelen. Zoals gebruikelijk in die tijd was Barok- Engels- en Chineesachtig ontwerp een must.


Voorkant Chinese toren. De beroemde Chinese zitbank voor de thee bestemd voor Prinses Albertine Agnes en andere kant van het gebouwtje.

Direct achter de zitbank die zich ter rechterzijde van het torentje bevindt ziet men - in de nis - delen van die bamboe-afscheiding. De bank was bestemd om wanneer nodig, een theekransje te houden om bij de praten over alle dagelijkse dingen. De toren is een verdieping hoog. Het werd opgetrokken uit tweekleuren metselstenen en de balustrade van die de verdieping - uitzichtspunt - bestaat uit houtwerk dat rondom is bevestigd tussen de houten palen die het bovenliggende dak ondersteunen. Het gebouw kenmerkt zich voorts door ronde cirkels waarvan er drie op elke kant werden aangebracht met daar tussenin driehoeken. Driehoeken in de vorm zoals deze links en rechts terzijde van het zogenaamde dropje bevinden, zorgen volgens diverse oude Chinese verhalen ervoor dat de rust in de mens weerkeert. De vloeren zijn van straatsteen vervaardigd en er zijn geen deuren in de openingen aangebracht.


Gevlochten matten en achteruitzicht. De Chinese toren in volle glorie en het vooraanzicht met ook gevlochten tenen matten.

Het zogenaamde opvullen van een Franse Barokke of een Engelse Landschapstuin met Chinese pagode's, figuren, beelden en waterpatijen was rond de 17e eeuw gebruikelijk. De Adel en ook Vorstenhuizen pochten met hun tuinen als geen ander. In zowel huizen als in de gebieden waar tuinaanleg werd gepleegd op dat niveau, was dat wel meer waar te nemen. Andere Vorstelijke geslachten vonden de opzet zodanig dat ook zij hierin meegingen en al spoedig stond zo'n tuin in het middelpunt van de belangstelling. Vooral in Duitsland ging men met de Chinese invloeden erg ver. Voorbeelden van dit soort tuinen bij de Oranje's, vindt men in Oraniënbaum bij Berlijn. De lijn Barok of Landschap werd wat verfijnd door het aanbrengen van ideeen uit het aloude Oosterse land. Soms ook geheel verlaten waardoor het karakter van de tuin werd overschaduwd.

De tuinen uit die periode, die er nu nog zijn, werden wonderwel in authentieke staat in stand gehouden door hun eigenaren. Het gebied wordt verder omringd door goed aangelegde sloten en grachten. Hoofdlijn die dominant aanwezig lijkt te zijn, is een breed water, het Grand Canal geheten. In de tuin staat men op de helft van wat die brede waterloop ooit was. Het had in de tijd van de Prinses een lengte van 3,4 km. Doordat het oude luststof in de 19e eeuw werd afgebroken, ontstond er op dezelfde plek een nieuw gebouw. Een landhuis dat we nu nog kennen. Het trieste van deze neiging naar modernisme was, dat de brede vaart geen Grand Canal meer was. Simpelweg doormidden gezaagd.


Begin van het Grand Canal. Natuurlijke aanplant waterkant en het Grand Canal met in de verte het museum Belvédère.

Deze toch indrukkwekkende lijn die het landschap ook nu nog doorsnijdt, was ooit vastgelegd door Daniel Marot. Hij bepaalde die lijn en dat is terug te vinden in het restant van de grote overweldigende tuin die het ooit was. Door vele vogels, eenden en andere waterdieren wordt van deze oeroude opzet van de tuinarchitect een dankbaar gebruik gemaakt. Van deze opzet komt men wel onder de indruk. Ook van de manier waarop de huidige gebied werd ingepast en daarmee recht doet aan haar bestaan als tuin, lijkt indrukwekkend te zijn.

Is het niet verwonderlijk dat in de Nederlanden, die eeuwen lang een zo voorname plaats innamen bij de beoefening van de tuinbouw en waar de tuinarchitectuur steeds de bewondering van de naburige landen opwekte die hen navolgden, dat hier geen enkel boekwerk bestaat. Zelfs geen onvolledige, dat een beeld geeft van de geschiedkundige ontwikkeling van deze beide zo belangrijke uitingen van kunst en nijverheid in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden? En in de laatste tijd, nu de lust in het buitenleven weer zo toegenomen is, bij het vele zoeken naar een nieuwe stijlen van tuinaanleg, treft men onder al de werken die verschenen over land- en tuinbouw, bosteelt, tuinaanleg, niets aan over de geschiedenis van onze tuinbouw, niets over de geschiedenis van onze oude tuinarchitectuur. Voorwaar een open discussie kan hieruit ontstaan. En wie weet...


Afwisselend landschap. Het ooievaarsnest in het dierenpark en pittoreske bruggetjes (300 jaar oud).

De middenas is het centrale gedeelte van het tuinencomplex zoals het vroeger was. Men kan dit zich voorstellen als een kruis. Een grote hoofdlijn met zijtakken. Tegenwoordig dienen we het met minder te doen maar nog steeds is het aloude werk van de tuinarchitect aanwezig. Slechts met een verschil. Aan de einder ligt niet meer de rivier of de vaart maar gewoon een museum voor hedendaagse Friese kunst, Het Belvédère. Verder kun je niet meer kijken. Als men op de oude brug van de tuin van Oranjewoud staat en zich omdraait, wordt een stuk grond zichtbaar dat omringd is met een hekwerk.

Daarbinnen bevinden zich reeen, een viertal pauwen die hun uiterste beste doen om er vandoor te gaan - de vijfde had de benen al genomen - , een gans en een ooiervaarsgezin. Dat gezin zit er sinds een half jaar en broedt opgewekt op een aantal eieren. Het ziet er dus naar uit dat binnenkort een stel jonge ooiervaars te verwachten zijn. Vroeger stond hier ook al een oud nest op een hogere paal en bevond zich aan de andere kant op de omheinde grond. Tegenwoordig is dat nest beter en wat lager gebouwd.


v.l.n.r.: De Reeëntrek. Uitzicht vanaf het Landhuis over het Grand Canal en de "Europese kampioenschappen" Pauwenrennen.

De tuin bestaat niet alleen uit de aanleg van paden, watergangen, bomen, planten, struikgewas en hagen. Naast dit soort zaken is er sprake van een kweek van planten voor eigen gebruik. Een fraai aangelegde waterloop binnen het park, zorgt voor een onderbreking van het grasgebied naar de bomen- en haagzijde. Bovendien is er een heuse dierenbegraafplaats aanwezig. Deze werd in het begin van de 20ste eeuw gebruikt en in 1949 werd het laatste beest er begraven. Er liggen thans dertien dieren. De eerste van de familie de Blocq van Scheltinga heette Minka. Zij overleed op de verjaardag van Koningin Juliana toen de Prinses 2 jaar oud was. De laatste van de dertien beesten Dopey genaamd, werd op 26-11-1949 daar begraven.


Minka, de eerste. De dierenbegraafplaats en de laaste Dopey.

De Fransman Daniël Marot was graveur en architect, die als een van de eerste en weinige Nederlandse interieurs in Barokstijl creëerde. Hij ontwierp de interieurs van onder meer Paleis Het Loo, Paleis Huis ten Bosch en de Trèveszaal. Daarnaast was hij een befaamd tuinarchitect die vooral bekend is geworden door de honderden (250 stuks) gravures die hij maakte. Daniël Marot was de zoon van de architect Jean Marot. Hij ging bij hem in de leer, maar werd vooral beïnvloed door de hofdecorateurs van Lodewijk XIV. Als leerling van André Le Nôtre maakte Marot zich de Lodewijk XIV-stijl geheel eigen. Omdat hij een Hugenoot was, zag hij na de opheffing van het Edict van Nantes - de verklaring waarin de Franse Hugenoten het recht kregen hun protestantse geloof uit te oefenen - kans te vluchten naar Holland.

Stadhouder Willem III nam hem na zijn aankomst in 1685 in dienst als hofdecorateur, omdat hij onder de indruk was van de barokke stijl van Marot. Zijn interieurs waren nog meer 'Lodewijk XIV' dan de oorspronkelijke versies in Frankrijk. Ze waren symmetrisch van opzet, rijk gedetailleerd en voorzien van allerlei pracht en praal als zilverwerk. Marot ontwierp bovendien alles tot in het kleinste detail.Marot was een vreemde eend in Holland, waar barok als stroming 'an sich' aan voorbij ging. Omdat hij in Koninklijke dienst was, werden dan ook vooral paleizen en woningen van welgestelde mensen gekleed in deze stijl bekeken. Voor Willem III decoreerde hij onder andere het trappenhuis en een aantal zalen van Paleis Het Loo in Apeldoorn. Verder verbouwde hij Paleis Huis ten Bosch in Den Haag en voorzag hij de Trèveszaal van de Staten-Generaal van een nieuw jasje.

Deze vergaderzaal voor de vertegenwoordigers van de Zeven Provinciën was voorzien van een enorme ovale (de hoofdvorm van de barok) inkeping in het plafond. Hij was gedecoreerd met afbeeldingen van maagden, engelen en een slinger van palmbladeren. Loodrecht eronder stond de vergadertafel. Het onderliggende tapijt, de wanden en de deurbekleding waren allemaal op elkaar afgestemd en rijk voorzien van motieven. Dit werk wordt beschouwd als het hoogtepunt uit Marot's oeuvre, maar hij was ook een bekwaam tuinarchitect. De huizen die hij ontwierp aan het Haagse Noordeinde, zoals Huis Fagel, voorzag hij van prachtige tuinen. Ze zijn later ingelijfd bij de tuinen van Paleis Noordeinde. Zelf woonde Marot in de laatste jaren van zijn leven ook aan het Noordeinde. Met zijn heengaan op 4 juni 1752 te Den Haag, verloor de architectenwereld een van zijn markantste persoonlijkheden.

Het landgoed Oranjewoud is eigendom van de stichting FB Oranjewoud en is NIET openbaar toegankelijk voor bezoekers.