De Huizen van Oranje en Nassau

Kasteel Nassau
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

 Vorstelijke Verblijven  

Koepel van Fagel

Verscholen in de paleistuin, tussen het Koninklijk Huisarchief en het Koninklijk Staldepartement, ligt de Koepel van Fagel in de tuin van het Paleis Noordeinde. Een bijzonder simpel gebouwtje dat aan de buitenkant niets verraadt van het spectaculaire interieur van de architect Daniel Marot. De afgelopen jaren is er over de geschiedenis en de oorspronkelijke functie van de koepel heel wat meer bekend geworden. De omvangrijke woning van de griffier der Staten Generaal, François Fagel (1659-1746), aan het Noordeinde te Den Haag, bestond uit drie aansluitende percelen aangekocht door zijn vader Hendrik Fagel (1617-1690).


De bouwtekening van de Koepel en restant van wat er over is gebleven.

Marot heeft voor het interieur van de koepel samengewerkt met de schilder Mattheus Terwesten (1670-1757). Hierbij is de term koepel eigenlijk niet correct. In werkelijkheid is het een stuczoldering met hoge koof, een bekende truc van Marot om een vertrek ruimer en nog glorieuzer te maken. Bij binnenkomst van het paviljoen door een dubbele deur wordt de toeschouwer getroffen door een van de mooiste voorbeelden van de Nederlandse Barok.

Geen stukje van het vertrek is onversierd gelaten. Muren en vloeren zijn gemarmerd in donkere kleuren met zware vergulding. Het snijwerk is van een grote veelzijdigheid en Ionische pilasters sieren de weerszijden van een typisch Marotesque schouw. Maar het is het plafond van Marot en Terwesten dat voor een zo overweldigende eerste indruk zorgt.

In 1707 koopt François er een vierde perceel bij en geeft de hofarchitect, Daniel Marot, de opdracht het geheel te verbouwen tot woonhuis. Het resultaat was een 26 meter lange, strakke, sobere achtergevel aan het Noordeinde (de ingang lag aan de U-vormige tuinkant) met een uitvoerig gedecoreerd interieur in de hofstijl van Lodewijk XIV. Aan de linker vleugel van het woonhuis liep een lange galerij de tuin in, uitkomend in een vertrek met prachtig uitzicht over de Prinsessetuin: de koepel van Fagel. Slechts door een gracht werden beide tuinen van elkaar gescheiden. Een bruggetje vlak voor de koepel bood Fagel toegang tot de tuin van Stadhouder Willem III, een bijzonder privilege. De lange galerij van het woonhuis naar de koepel bood Fagel, fanatiek verzamelaar en connaisseur, een prachtige locatie voor zijn omvangrijke bibliotheek, de penningencollectie en zijn kunstverzamelingen.

Deur naar de Koepel
Interieur Koepel van Fagel.

Wanneer Fagel overlijdt erft zijn neef Hendrik het huis. Hij laat direct enkele Marot-interieurs afbreken om plaats te maken voor stucwerk volgens de laatste mode: de Rococo. In 1855 komt het huis Fagel in bezit van de Koninklijke familie. Wanneer Koningin Emma het huis wil verkopen aan de gemeente verneemt zij van een sloopplan voor de galerij en de koepel. Ze besluit enkele onderdelen van de Marot interieurs over te brengen naar het Paleis Lange Voorhout en de gang gedeeltelijk af te breken. De koepel geeft zij cadeau aan haar dochter Wilhelmina. Er zijn plannen geweest om de koepel naar Paleis Het Loo te verplaatsen (1928) en naar Paleis Huis ten Bosch (1948). Maar vergeten en vervallen deed de koepel uiteindelijk alleen dienst als fietsenstalling voor Prins Hendrik.

Entree Koepel
Entree Koepel van Fagel


Prachtige sfeer in de Koepel van Fagel.

Fraaie spiegel in Interieur en een prachtig Javaans beeld.

Ondertussen bezit hij de grootste klassieke penningencollectie van die tijd in de Republiek. Toch schrijft hij Von Stosch dat in geval van oorlog in de Republiek hij al zijn penningen om zal smelten voor het vaderland. Op de achtergrond van dit portret is de lange galerij te zien waar de kunstvoorwerpen en penningen tentoongesteld waren. Het is een bijzonder zeldzaam portret omdat Fagel steevast weigerde zich te laten portretteren. Er zijn maar drie portretten van hem bekend, waarvan er twee postuum zijn.


Koepel van Fagel.


De schitterende tuin rondom de Koepel van Fagel die volledig werd vernieuwd.


Oud en verwaarloosd en aangepast aan de norm van de tijd.

Voorheen zag het gebouw er zowel van buiten als van binnen verwaarloosd uit. De houtrot vond men aan alle kanten binnenin de koepel en leverde bij de restauratie de nodige problemen op. Veel moeite is gedaan om het in de staat terug te brengen zoals Fagel dit voor ogen had. Toch is het gelukt om dit pand volledig te herstellen. Nu staat het gebouw in de tuin van het Paleis Noordeinde er weer fier bij en straalt het als vanouds zijn pracht en praal uit. Ook de tuin werd aangepakt.

François Fagel (1659-1748) moet een van de meest deugdzame figuren in Den Haag geweest zijn: bescheiden, loyaal, betrouwbaar, kalm, eerlijk en bijzonder genereus voor vrienden en familie. Dit blijkt uit de brieven die hij schrijft aan zijn goede vriend Philipp Von Stosch. (Von Stosch was als avonturier, excentriekeling en half geheimagent een ware tegenpool van Fagel). Door bemiddeling van Von Stosch ontvangt hij vele kunstvoorwerpen, boeken en penningen. Fagel's onbegrensd verzamelen brengt hem op een zeker moment zelfs in de schulden. Hij koestert een sterk verlangen zijn bibliotheek te herschikken en zijn penningenkabinet te ordenen, maar zijn ambt van griffier der Staten Generaal vergt teveel van zijn tijd.


De tuin van de Koepel van Fagel, de architekt Francois Fagel en een aanblik van de tuin.

Het thema van de tuin is er verwerkt in allegorische schilderingen van de vier seizoenen. Guirlandes en druiventrossen lopen in stuc door in de kroonlijst om daarna weer op te gaan in de vlakke schildering. Geboetseerde voeten en billen van putti steken grappig uit het schilderwerk van het plafond en panters leunen nieuwsgierig over de stuclijst. Deze bijzondere vorm van gezichtsbedrog werd in Italië veelvoudig toegepast maar kende in de Republiek nauwelijks voorbeelden. Terwesten's verblijf in Rome heeft wellicht als inspiratie gediend voor de uitzonderlijke uitvoering van dit plafond, nu het enig overgebleven voorbeeld in ons land van een Barokke overkoepeling waar het stucwerk zo bedrieglijk overgaat in de fresco schildering.


Links: Bij binnenkomst van de koepel kijkt men recht omhoog naar de lente. Gebaseerd op de Metamophosen van Ovidius zien we Venus verschijnen als godin van de lente vergezeld door twee van haar zwanen. Venus wordt verliefd op de knappe Adonis en waarschuwt hem voor de gevaren van de jacht. Toch sterft hij door een aanval van een everzwijn. Venus giet zoete nectar over het bloed van Adonis dat uitzwelt in een grote zeepbel die gouden luchten weerspiegelt. Uit deze zeepbel ontluikt een nieuwe bloem: de windroos.

Rechts: De bloemenguirlande brengt ons van de lente naar de zomer. Ceres, godin van de landbouw, houdt in haar ene hand een sikkel terwijl ze haar andere hand uitstrekt naar haar dochter Proserpina. Nadat Proserpina door Pluto naar de onderwereld is ontvoerd krijgt ze toestemming om vier maanden per jaar, wanneer de aarde in volle bloei staat, naar haar moeder terug te keren.

Midden: In het middenstuk van het plafond vliegt Apollo door de lucht in zijn gouden zonnewagen omringd door putti: de dageraad breekt aan. Links: Detail van "De Lente", Mattheus Terwesten 1708. Rechts: Detail "Herfstguirlande", attheus Terwesten en Caspar Pedro Verbruggen 1708.

De basis voor het aanbrengen van de schilderingen op muren alsmede het plafond had als thema de Oudheid. Terwesten had bijzonder veel op met de jaargetijden. Als geen ander wist de schilder Mattheus Terwesten dit in zijn tijd te vereeuwigen. Gebruik makend van fraaie penseelstreken die kenmerkend zijn voor zijn vakmanschap, creëerde hij een meer dan subliem meesterwerk van het onderwerp dat hem zo na aan het hart lag.De schitterende kleuren trekken de aandacht van de bezoeker en oogstten veel lof. De nauwkeurigheid waarmee Mattheus te werk ging staafje door de eeuwen heen zijn grote kennis van het schilderen. Dankzij de broodnodige restauratie - die 2007 werd voltooid - bleven zijn meesterwerken voor het nageslacht bewaard.


v.l.n.r. Detail "De Herfst", Mattheus Terwesten 1708. Detail "De Winter", Mattheus Terwesten 1708 en Detail "De Zomer", Mattheus Terwesten 1708.

Linksonder: Aan beide zijden van de schouw heeft Terwesten klassieke beelden geschilderd. Deze schilderingen zijn gebaseerd op schetsen die hij in Rome van de beelden gemaakt heeft. Het schetsboekje bevindt zich nu in de universiteitsbibliotheek in Leiden. Hier zien we Apollo met zijn lier geschilderd naar de Apollo Giustiniani uit het Palazzo Giustiniani. Putti dwalen rond de voeten van het beeld en er ontluiken allerlei bloemen, van de hand van Caspar Pedro Verbruggen (1664-1730).

Rechtsonder: Op het rechter wandstuk staat Flora. Evenals Apollo wordt zij omringd door bloemen en putti. Het beeld is naar voorbeeld van de Flora Farnese uit het Palazzo Farnese (nu in het Museo Nazionale in Napels)


Zelf portret Matheus Terwesten (1724)

Mattheus Terwesten (ook: Mattheus Terwesten) (Den Haag, 23 februari 1670 – aldaar, 11 juni 1757) was een Nederlands schilder en tekenaar. Hij was hofschilder van de koning van Pruisen en professor aan de koninklijke kunstacademie in Berlijn. Terwesten was werkzaam vanaf 1690 in Den Haag, waar hij opgeleid werd door Willem Doudijns, Daniël Mijtens en zijn oudere broer, Augustinus Terwesten. Ook zou hij in Den Haag samengewerkt hebben met de schilder Pieter Hardimé.

Omstreeks 1695 reisde hij via Berlijn naar Rome, waar hij tot 1699 bleef. In 1710 was hij hofschilder in dienst van Frederik I van Pruisen in Berlijn, waar hij tevens Professor was aan de koninklijke kunstacademie was. Later keerde hij terug naar Den Haag, waar hij in 1757 overleed. Van Terwesten zijn onder meer allegorieën, historiestukken, portretten en architectuurstukken bekend. Hij was leraar van Herman Diederik Cuipers, Pieter van Cuyck, Jan van Gool, Johan Graham, Hendrik van Hulst, Jacob van Nachenius, Andries Storck en zijn twee zoons, Augustinus Terwesten en Pieter Terwesten.


De Koepel van Fagel

De Koepel van Fagel is het ultieme plafond en een van de fraaiste schilderingen uit dit gebouw. Het is met zo'n kwaliteit gemaakt dat slechts weinigen deze kunst meester zijn. De tekeningen zijn subliem aangebracht en met zeer veel kennis van zaken werden de desbetreffende kleuren verwerkt tot een geweldig aansprekend geheel. Niet alleen is dat indrukwekkend te noemen maar ook de gekozen opstelling, de bedoeling van die opstelling en het juiste formaat qua grootte, maakt de toeschouwer zwijgzaam. Het kijken er naar is een genot.

Links: Het schouwstuk toont het altaar van Venus dat door putti versierd wordt. De voorstelling refereert aan een Romeins festival dat op 1 april gevierd werd. Tussen de vogels verschijnen de duiven van Venus en de pauw van Juno, die als godin van het huwelijk vaak in verband wordt gebracht met de Godin van de liefde.

Midden: Schilderij Wilhelmina: Opgehouden in Den Haag door de Eerste Wereldoorlog, schildert Koningin Wilhelmina rond de kerst van 1917 een reeks van vier stadsgezichten vanuit Paleis Noordeinde en de Paleistuin. Voor het laatste stadsgezichtje, op 4 januari 1918, koos Koningin Wilhelmina haar standpunt in de Paleistuin aan de linkerzijde van de koepel van Fagel met op de achtergrond de Sint Jacobuskerk in de Parkstraat. De tekening geeft prachtig de winterse atmosfeer weer in de stad. Voor zover bekend zijn dit de enige Haagsche wintergezichten die Koningin Wilhelmina heeft gemaakt.

Rechts: In dit medaillon is de personificatie van Amerika te zien met daaronder de signatuur van Terwesten en de datum 1708.