Koninklijk Verzamelen
Koninklijke Archiefstukken
Het Koninklijk Huis heeft met de oprichting van het Koninklijk Huis Archief een instelling in het leven geroepen die praktisch alles wat ooit is geproduceerd, gegeven en gekregen bewaard. Het gebouw van dit archief is gehuisvest in de tuinen van het Paleis Noordeinde. Regelmatig laten zij zien wat er alzo in het archief aanwezig is. Deze keer heeft men het onderwerp Archiefstukken gekozen en het is een allegaartje geworden. De diversiteit van stukken is duidelijk aanwezig. De getoonde kaarten, aktes, huldeblijken, rekeningen, brieven en tekeningen, bestrijken de stadhouderlijke periode tot met met de moderne tijd.
Andries Vierlingh (ca. 1509-1579) behoort tot de belangrijke Nederlandse bedijkers en waterbouwkundigen. In hetVerbaelwerkte hij zijn ideeën uit over verdediging van de kust van Zeeland tegen zeewater en de vijand (de Spanjaarden) en over besparingen door onder meer het aanbrengen van uitstekende hoofden. Hij hoopte in Willem van Oranje een medestander te vinden voor zijn ideeën. Het uitvoerige Verbael bevat ingekleurde kaarten en instructies hoe men de Zeeuwse kust met fl. 30.000 jaarlijks minder zou kunnen onderhouden en toch versterken tegen aanvallen van vijandelijke schepen. Deze kaart stelt de kust van Walcheren bij Vlissingen voor, met de voorgestelde lange schuine hoofden.
Johan Maurits, bijgenaamd de Braziliaan, was een kleinzoon van Graaf Jan de Oude, broer van Prins Willem I. Van 1637 tot 1644 was hij gouverneur van de veroverde bezittingen van de West-Indische Compagnie in Brazilië. In 1647 werd hij stadhouder van de Kleefse gebieden. Met de akte van verheffing werd hij door de Habsburgse Keizer Ferdinand III in november 1652 verheven in de vorstenstand. Vanaf die tijd had hij zitting en stemrecht in de Duitse "Reichsfürstenrat" (Rijksdag) en het recht om de titel 'Prins' te voeren. Door deze verheffing probeerde de Duitse Keizer de diverse Vorsten aan zich te binden. De akte, in het Duits geschreven, is ingebonden in een roodfluwelen band, voorzien van een aanhangend lakzegel geborgen in een gouden doos. Het foedraal waarin het stuk is opgeborgen is met bewerkt leer bekleed. Opmerkelijk is de uitsparing voor de berging van het zegel.
Stadhouder Willem Karel Hendrik Friso (Willem IV) van Nassau liet op 7 juli 1734, kort na zijn huwelijk met Anna van Hannover, zijn testament opmaken door notaris Jacobus van Reenen. Als getuigen traden Johan Duncan (Requestmeester en Raad en Rekenmeester van de Domeinen) en Johan de Back (Raad van de Prins en Griffier van de Raad van de Domeinen) op. De notaris verzegelde het testament zorgvuldig en tekende op het voorblad van het testament aan wat de gevolgde werkwijze was: 'Die [Prins Willem IV] aan mij notaris exsubeerde het tegenwoordig beslooten papier, doorregen met een vierdubbelden orange zeijden draad op de vier hoeken met het cachet van Sijne Hoogheijd en de op de vier tusschenplaatsen met het cachet van mij notaris, alle in rooden lacke verzegelt'. Tot slot werd het stuk ondertekend door de aanwezigen en bezegeld met de zegels van Prins Willem IV, van de beide getuigen en van de notaris.
Bij huwelijken tussen vorstenkinderen werden door de Hoofden van de betreffende families contracten opgesteld waarin allerlei, vooral financiële, zaken werden geregeld. Prins Johan Willem Friso is een belangrijke schakel in het voortbestaan van het Oranjehuis. Hij werd door zijn achterneef Prins Willem III aangewezen tot erfgenaam van de titel Prins van Oranje en via zijn zoon Prins Willem IV de mede-stamvader van ons huidige Vorstenhuis. Dit huwelijkscontract is in het Duits opgesteld en op perkament geschreven. Het geheel is gebonden in een lichtgroene fluwelen band en voorzien van twee aanhangende lakzegels geborgen in zilveren dozen.
kaartspelen waren een populair tijdverdrijf in de negentiende eeuw. Deze spelinstructies zijn van Prinses Louise, dochter van Prins Willem V. In een klein schriftje, bijeengebonden met een zijden strikje, heeft zij in een net handschrift de regels van enkele kaartspellen uitgeschreven. De betalingsregels mochten hier niet ontbreken, want spelen voor geld was heel gebruikelijk. De gedrukte kaarten geven instructies over het kaartspel dat in de volksmond basteneren heette, een verbastering van het Franse "Jeu de Boston Russe", een Russische variant op het Franse spel Boston de Fontainebleau (gerelateerd aan whist).
Deze geloofsbrief is door John Quincy Adams aan Prins Willem V aangeboden. Hiermee maakte hij als vertegenwoordiger van de jonge Federatie van de Verenigde Staten van Amerika zijn opwachting in Den Haag. George Washington was aan zijn tweede termijn als president bezig. Hij 'beloonde' met deze benoeming de zoon van John Adams, de eerste ambassadeur namens de Verenigde Staten in Nederland, voor zijn loyale steun bij zijn herverkiezing in 1792. J.Q. Adams werd in 1825 de zesde president van Amerika. Opmerkelijk is de aanhef "Very good Friend", hetgeen duidelijk de goede banden tussen beide landen onderstreept.
Prins Claus ontving dit unieke document als geschenk van President Mitterand tijdens het staatsbezoek van het Koninklijk Paar aan Frankrijk in maart 1991. Het is een conceptversie waarin door de hele tekst met een andere pen verbeteringen zijn aangebracht. Het gedicht bestaat uit een aantal losse vellen papier die met kopspelden bij elkaar gehouden worden. De laatste regel van het gedicht verwijst naar de 'Vuurvogel' van Strawinsky. De veelzijdige kunstenaar Cocteau behoorde tot de stroming van het surrealisme. Dit manuscript maakt deel uit van een omvangrijke handschriftencollectie in het Koninklijk Huisarchief.
Op 11-jarige leeftijd maakte de latere Koning Willem II deze potloodtekening voor zijn moeder Wilhelmina van Pruisen, als cadeau voor haar verjaardag. Het onderschrift luidt in het Frans, de toenmalige hoftaal: 'De Guillaume à sa chère Maman le 18 novembre 1804'. Op de tekening is de tijdsgeest van het neoclassicisme herkenbaar. Begin negentiende eeuw was deze fascinatie voor de klassieke oudheid veelvuldig zichtbaar in de kunst, architectuur, meubilair en mode. Deze tekening lijkt een voorbode van de grote interesse in kunst die Willem II in zijn latere leven ontwikkelde en die leidde tot de samenstelling van zijn omvangrijke en bijzondere kunstcollectie.
Deze kaart is samengesteld door Philipp Franz von Siebold tijdens zijn verblijf van 1823 tot en met 1829 op het eiland Decima, waar hij aan de Nederlandse gemeenschap medicijnen doceerde. De Nederlanders hadden via het eiland Decima toegang tot Japan en dreven als enige buitenlanders handel met hen. In die periode deed Von Siebold ook uitgebreid onderzoek naar de Japanse flora en fauna. Na zijn terugkeer in Nederland zette hij, met behulp van Nederlanders op Decima, zijn onderzoek voort.
In augustus 1862 ondertekende Koning Willem III de Wet op afschaffing van de slavernij in Nederlands West-Indië (in Suriname en op de Antillen), die op 1 juli 1863 van kracht werd. Het 'Committee of the British and Foreign Anti-Slavery Society', opgericht in 1839 door Joseph Sturge, is de oudste internationale mensenrechtenorganisatie die onder de naam Anti-Slavery International nog steeds bestaat. Op 5 december 1862 bood het Comité het huldeblijk waarin ze haar dankbaarheid uitte aan de Koning aan. Zij sprak haar wens uit dat de Koning in goede gezondheid '[…] behold the fruition of that Act, which has given freedom to Forty thousand of His Subjects and reinstated them in possession of their natural rights.'
In 1901 ontving Koningin Wilhelmina in het Koninklijk Paleis van Amsterdam een huldeblijk van het Comité van Amsterdamse vrouwen en meisjes. Het huldeblijk bestond uit een kistje met wit leer bespannen, met goudopdruk en metaalbeslag en bevatte een set bijeengebonden kaarten, waarvan de eerste pagina prachtig is gekalligrafeerd. Daarna volgden pagina's met de handtekeningen van Amsterdamse vrouwen en meisjes van 25 werkateliers. Daarnaast lag in het kistje een set losse kaarten waarop de namen van de vrouwen in alfabetische volgorde zijn gekalligrafeerd in zwarte inkt met rode hoofdletters. De kalligrafen van dit meesterwerk waren de drie gebroeders Grevenstuk, getalenteerde kalligrafen die hun vader Anthonie Grevenstuk in zijn voetsporen volgden. In het Koninklijk Huisarchief liggen vele huldeblijken van de hand van vader en zonen Grevenstuk.
Op 16 november 1869 woonde Prins Hendrik met vele andere buitenlandse Vorsten en grootheden de feestelijke opening van het Suezkanaal bij. Hij zag onmiddellijk het belang van Port-Saïd als de toekomstige stapelplaats voor de havens aan de Middellandse Zee. De vestiging van een Nederlands Handels-etablissement zou voor de handel en afzet van Nederlandse producten van groot belang kunnen zijn. Hij gaf dan ook in 1873 opdracht tot het bouwen van een groot complex met onder meer steenkolenpakhuizen, een waterreservoir met pompinrichtingen en een hotel waar de passagiers konden verpozen. Het etablissement besloeg een oppervlakte van 8700 m². Voor de Nederlandse handelsvloot heeft Prins Hendrik grote verdiensten gehad.
In het park bij Paleis Het Loo werd tussen 1881-1882, als cadeau voor de tweede verjaardag van Prinses Wilhelmina, een chaletje gebouwd. Dat diende als 'speelhuisje' voor de Prinses. Deze aquarel betreft de versiering van het chaletje ter gelegenheid van de achtste verjaardag van Wilhelmina in 1888. Een grote Nederlandse vlag met wimpel domineert het dak. Verder zijn de jaartallen nadrukkelijk in beeld gebracht en hangen er draperieën afgewisseld met bloemenmanden op de veranda.
Deze oorkonde hoort bij de door de Amsterdamse vrouwen en meisjes aan Koningin Wilhelmina aangeboden wieg t.g.v. de geboorte van Prinses Juliana. De wieg was ontworpen door K.P.C. de Bazel in de destijds moderne stijl van de Nieuwe Kunst. De bijbehorende oorkonde werd in dezelfde stijl vervaardigd door Betsy Westendorp-Osieck. Het beeldhouwwerk van de lijst is van de hand van Louise E. Beyerman en het graveerwerk van het ivoor op de lijst van C.A. Mispelblom Beyer. Zij waren allen leerlingen van de Rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. De tekst van de oorkonde is op stevig perkament geschreven en gedecoreerd en in een rijk versierde houten lijst gevat.
Een aantal mijnwerkers brengt namens de gehele mijnindustrie de gelukwensen over aan de ouders van het pasgeboren Prinsesje op paleis Soestdijk. Het huldeblijk benadrukt het belang van de steenkolenmijnen voor de Nederlandse economie. Op de achtergrond is een mijn getekend met koeltorens en mijnschacht, het symbool van het 'zwarte goud', zoals de steenkolen werden genoemd. Op de voorgrond staan alle namen van de mijnen, samen met de wapenschilden van de Limburgse gemeenten waarin zij gevestigd zijn. De appeltjes van Oranje aan weerszijde staan voor verbondenheid met het Koningshuis.