De Huizen van Oranje en Nassau

Vorstelijk Verzamelen
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

 Koninklijke Verzamelingen 

Koninklijke Kerstkaarten Rien Poortvliet

Vervolg

In het midden van de jaren zeventig besloten Poortvliet en Huygen een quasi-wetenschappelijk naslagwerk samen te stellen over kabouters. Zo verscheen in 1976 hun Leven en werken van de kabouter. Het plezier van de auteurs in hun 'geautoriseerde flauwekul' spreekt uit iedere bladzijde van dit boek, waarin zij met speelse vindingrijkheid de verborgen wereld van het kleine volkje minutieus tot leven wekken. Het kabouterboek werd Poortvliets grootste succes en bracht hem zijn internationale doorbraak. Het werd in 21 talen vertaald, en over de hele wereld zouden er vier miljoen exemplaren van worden verkocht. Als Gnomes prijkte het in 1978 in de Verenigde Staten veertien maanden bovenaan de lijst van meest verkochte boeken. Eind jaren zeventig ontstond zelfs een ware rage, waarop de commercie gretig insprong met bijbehorende producten en prullaria. Poortvliet werd er financieel onafhankelijk door en kon voortaan doen waar hij zin in had. In 1979 verruilde hij zijn 'Hans- en-Grietje-huis' in Soestduinen voor een woning met een beter atelier in Soest.


Kerstkaarten van Rien Poortvloet aan Juliana en Bernhard.

Ten dele voortbordurend op zijn in 1975 gepubliceerde boek Te hooi en te gras - waarin Poortvliet met heimwee terugblikt op het traditionele boerenbedrijf en plattelandsleven - verscheen in 1978 Het brieschend paard. In dit geheel aan paarden gewijde boek laat hij onder meer tot in detail zien hoe de dieren uit de Koninklijke Stallen in gereedheid worden gebracht voor Prinsjesdag. Poortvliet kon dat mede zo exact weergeven omdat hij in 1977 op de derde dinsdag van september als lakei mocht meelopen naast de Gouden Koets: 'een van de mooiste dagen van mijn leven'.


Gouden Koets Lakei Rien Poortvliet tekende.

Deze eer had hij te danken aan Prins Bernhard, een bewonderaar van Poortvliets werk, met wie hij bevriend raakte en af en toe ging jagen. De Prins toonde zich niet alleen bereid menig eerste exemplaar van Poortvliets boeken in ontvangst te nemen, maar introduceerde hem ook aan andere Europese hoven. Zo tekende hij begin 1978 de lievelingspaarden van de Britse Koningin Elizabeth II en werd hij ontvangen door de Vorsten van Zweden, België en Luxemburg en door de Franse president V. Giscard d'Estaing. Het vervulde de voormalige Schiedamse straatjongen met immense trots: 'Ik ben wel een verwende drol. Ik verschijn aan hoven of het niets is' , zo gaf hij in een interview aan.

In 1980 publiceerde Poortvliet Van de hak op de tak, een soort 'autobiografie in tekeningen'. In deze vrolijke verzameling gevisualiseerde herinneringen - veelal kleine gebeurtenissen met hooguit een anekdotische waarde - schuwt de illustrator de zelfspot niet. Eveneens persoonlijk van aard, maar met een strakkere chronologische opzet, is Langs het tuinpad van mijn vaderen (1987), waarin Poortvliet de levensgeschiedenissen van zijn eigen voorgeslacht tussen 1600 en 1940 in beeld bracht. Het is een nauwgezet gedocumenteerd boek, waaruit een diep verlangen spreekt naar een rustiger en overzichtelijker wereld met eenvoudige en godsvruchtige mensen die in de geborgenheid van hun kleine dorpsgemeenschap opgewekt hun dagtaak verrichtten. Sociale misstanden blijven daarbij buiten beeld.

Poortvliet zag zichzelf als een 'ambachtsman', die op uiterst arbeidsintensieve wijze zijn boeken voltekende en -schilderde. Elk hoekje van een pagina werd door hem gevuld, met zorg voor het kleinste detail. Aan de dierafbeeldingen gingen langdurige observaties in de natuur vooraf, zonder gebruik van een schetsboek. Pas in het atelier zette hij, in een welhaast fotografisch realisme, de voorstelling op doek of papier. Poortvliet was een gedreven werker: 'Ik ben niet zo'n hoogartistieke kunstenaar. Ik ben een ouderwetse gereformeerde degelijke figuur. Op tijd naar bed, op tijd op en dóórwerken' (Schenke).


Kerstkaarten Rien Poortvliet: 'Man en zwangere vrouw en Moeder en kind'

Ondanks zijn tijdrovende manier van tekenen en schilderen publiceerde hij om de anderhalf à twee jaar een nieuw prentenboek en bracht hij vanaf 1974 jaarlijks een eigen kalender op de markt. Om dit werktempo te kunnen volhouden, veroorloofde Poortvliet zich af en toe wel eens een kunstgreep. Zo lijkt het er sterk op dat boeken als De ark van Noach, of Ere wie ere toekomt (1985) en Aanloop (1993), over de historische relatie tussen de mens en de natuur vanaf de IJstijd, ten dele zijn gevuld met jachttaferelen van reeën, vossen en everzwijnen die van vorige publicaties waren overgebleven.

Naarmate zijn carrière vorderde, greep Poortvliet steeds vaker terug naar beproefde onderwerpen. Zo kreeg Het brieschend paard een pendant in het hondenboek Braaf (1983) en werd een onderdeel van Langs het tuinpad van mijn vaderen verder uitgewerkt in De tresoor van Jacob Jansz. Poortvliet (1991). Deze neiging om oude successen te herhalen was uiteraard het grootst met betrekking tot zijn bestverkopende boek, Leven en werken van de kabouter. In 1981 publiceerde hij hierop, samen met tekstschrijver Huygen, het vervolgdeel, De oproep der kabouters, terwijl postuum nog Kabouter spreekwoorden (1996) het licht zou zien. Veel gelijkenis qua opzet en uitvoering met het kabouterboek vertoonde Het boek van Klaas Vaak en het ABC van de slaap uit 1988, wederom met teksten van Huygen.


Kerstkaarten Poortvliet: 'de Vos'.

Tot 1985 verschenen al Poortvliets verkoopsuccessen - onder de imprint Van Holkema & Warendorf - bij Unieboek. Maar omdat hij zich op den duur steeds minder thuis voelde bij dit grote uitgeversconcern, stapte hij in het genoemde jaar over naar de protestants-christelijke uitgeverij Kok in Kampen: 'daar bidden ze tenminste nog voor het eten'. Door de populariteit van zijn boeken kwam Poortvliet steeds vaker in de publiciteit, en ijdel als hij was - hij gaf het zelf grif toe - , meed hij die niet. Hij werd geïnterviewd voor kranten en tijdschriften en vertelde op de NCRV-televisie over zijn boeken, werkte mee aan natuurprogramma's en was jarenlang een vast panellid in het raadspelletje Zo vader, zo zoon. De naam Rien Poortvliet werd in de jaren zeventig en tachtig een begrip, een verschijnsel. Hij werd synoniem voor een man met een zorgvuldig gestileerd uiterlijk - met opgekrulde knevel en puntbaardje, in ribfluwelen kniebroek en een geruit jasje met vest - die, bij voorkeur trekkend aan een pijp, op stellige wijze uiting gaf aan zijn kleinburgerlijke en nostalgische conservatisme, waarin het christelijk geloof een vaste plaats had.

Als publiek figuur was Poortvliet omstreden. Bij een deel van de Nederlandse bevolking was hij geliefd om zijn ongecompliceerde jovialiteit en gehechtheid aan ouderwetse normen en waarden. Zijn critici daarentegen vonden hem zelfingenomen en gruwden van zijn oubollige populisme en moralistische uitspraken. Irritatie wekte ook Poortvliets - in hun ogen - al te nadrukkelijk en met veel bijbelteksten en tale Kanaäns beleden geloof. Steeds weer liet hij weten te moeten woekeren met de hem van de 'goeie God' gegeven talenten om iedereen de schoonheid van de Schepping te kunnen tonen. De meeste weerstand ondervonden echter Poortvliets hartstochtelijke pleidooien ten gunste van de jacht als een noodzakelijk middel voor verantwoord wildbeheer. Het onderscheid dat hij daarbij maakte tussen jagers en 'schieters', bracht zijn tegenstanders niet tot zwijgen. 'Rien Moordvliedt' spotte één van hen.


Kerstkaarten Rien Poortvliet: 'de 3 Koningen'.

Kritiek was er ook op Poortvliets werk. Men verweet hem zijn onderwerpen te mooi en te lief te maken - 'zijn herten kregen glimmende oogjes en neusjes'-, waardoor de grens van de kitsch menigmaal werd overschreden. Zijn voorstellingen werden stereotiep gevonden. Hij toonde steeds een ongerepte natuur met kerngezonde dieren, in een veelal vergelijkbare compositie. Poortvliets werk werd afgewezen als 'anecdotisch, voorspelbaar, burgerlijk braaf en sentimenteel'. Met kunst zou het weinig te maken hebben, omdat het 'zo weinig aan de fantasie over[liet]' (Leeuwarder Courant, 5-10- 1984). Deze verguizing kwetste Poortvliet diep, ook al deed hij voor de buitenwereld alsof het hem niets kon schelen.

Groot was dan ook zijn voldoening toen op 28 april 1992 prins Bernhard het Rien Poortvliet Museum opende, waar de originele schilderijen, aquarellen en tekeningen van zijn boeken en kalenders te zien zijn, alsmede een reconstructie van zijn atelier. Het museum werd gevestigd in Middelharnis op Goeree-Overflakkee: 'Gelukkig ver weg van de moderne kunstbende in Amsterdam', aldus Poortvliet (De Telegraaf, 19-9-1995). Eind december 2006 moest het museum, wegens sterk teruglopende bezoekersaantallen en financiële problemen, worden gesloten. In juli 2009 kreeg het Rien Poortvliet Museum een nieuw onderkomen op natuureiland Tiengemeten, ten zuiden van Rotterdam.


Rien Poortvliet (1932-1995)

In 1995 op 63-jarige leeftijd kwam door de ziekte botkanker een voortijdige einde aan het leven van de illustrator en tekenende 'verteller', zoals hij zichzelf graag zag, in de traditie van Cornelis Jetses, Johan Isings en Tjerk Bottema. Hij was vooral in technisch opzicht een bijzonder begaafd illustrator, die met slechts een paar lijnen de beweging van een dierenlichaam of een gelaatsuitdrukking wist over te brengen (Algemeen Dagblad, 19-9-1995). Hoewel Poortvliet zich met zijn 'kijkboeken' tot ver over de grenzen grote populariteit verwierf, bleven de meningen over de artistieke waarde van zijn werk zeer divers.