De Huizen van Oranje en Nassau

Friese Koningen Folcwada en Aldgillis
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

 De Friese Linie van Nassau  

De Grote of Jacobijner Kerk

De Grote of Jacobijnerkerk is de oudste en bouwkundig belangrijkste kerk van Leeuwarden. Het gebouw maakte oorspronkelijk deel uit van het in 1245 gestichte Dominicanerklooster. Dit werd gesticht door de volgelingen van Dominicus (ca.1170-1221), die Dominicanen en ook wel Jacobijnen werden genoemd. Resten van de oorspronkelijke 13e-eeuwse kapel zijn nog aanwezig in het middenschip van de huidige kerk. Omstreeks 1275 werd begonnen met de bouw van een tweebeukige kerk die omstreeks 1310 was voltooid. Van de kerk zijn fragmenten bewaard gebleven zoals het koor, het grootste gedeelte van het schip en de noordbeuk. Aan de oostkant, halverwege het Pleintje bij de Put, is de rijpe gotische architectuur nog goed te bewonderen. Daar ziet men ook het later aangebouwde Oranjepoortje versierd met een boompje met oranjeappels.


De huidige Kerk en het Oranje Poortje.

Bij de grote stadsbrand van 1392 ging het dak van de kerk in vlammen op. De dakconstructie van het schip dateert van circa 1394. Aan het eind van de vijftiende eeuw werd de kerk uitgebreid met een brede zijbeuk met karakteristieke topgevels die de kerk vanaf het Jacobijnerkerkhof een monumentaal aanzien geven. Dit gedeelte werd voltooid in 1504.

In de hoek van koor en zuidbeuk kwam tussen 1504 en 1515 een sierlijk kapelletje tot stand. Tenslotte werd de kerk naar het westen verlengd met een travee die werd voltooid in 1521. De afwisselende lagen rode en gele baksteen in de topgevels zijn een kenmerk van de late gotiek. De kerk heeft slechts kort als kloosterkerk dienst gedaan. De opstand tegen de Koning van Spanje leidde tot een godsdienstige omwenteling.

Vanaf 1578 werd de kerk gemeenschappelijk gebruikt door de Dominicanen en de Protestanten in 1580. Toen de rooms-katholieke eredienst in Friesland werd afgeschaft, werd de kerk definitief aan de protestanten toegewezen.

Sinsdien is de Grote Kerk van de Nederlands Hervormde Gemeente en de hoofdkerk van Leeuwarden en ook van de provincie. De kerk is van 1971 tot 1976 ingrijpend gerestaureerd en heeft van 2001 tot 2003 opnieuw een restauratie ondergaan. De entree verhuisde van de zijkant naar de voorkant en werd gesitueerd onder het fraaie raam waarachter het orgel zich bevindt.


Jacobijner Kerk Leeuwarden, oude stijl

Het hoofdorgel in de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden is een historisch kerkorgel, dat wordt gerekend tot de belangrijkste (barok)orgels van ons land. De karakteristieke plenumklank van het orgel kenmerkt zich vooral door kracht en doordringendheid, terwijl het bovenwerk typerende karakterstemmen en ingetogen soloregisters laat horen. Het orgel is gebouwd tussen 1724 en 1727 door Christian Müller, in opdracht van het stadsbestuur van Leeuwarden. Het is het eerste grote orgel met drie manualen en vrij pedaal dat Müller bouwde. In de periode van 1821 tot 1944 werden de dispositie en vooral het klankkarakter diverse malen ingrijpend gewijzigd door onder meer de orgelmakers Van Dam.

Ongetwijfeld het belangrijkste interieurstuk van de Grote kerk is het orgel dat, sedert 1727, de gehele westwand van de kerk vult. Op 19 maart 1727 werd het nieuwe instrument in opdracht van het stadsbestuur gekeurd door enkele bekwame organisten. Zij brachten op 25 maart een zeer gunstig rapport uit waarna de roem van het orgel begon en dat tot op de huidige dag! Het huidige orgel is gebouwd in de jaren 1724 – 1727 door een Amsterdamse orgelbouwer die afkomstig was uit de Harz in Duitsland, Christian Müller. Op 2 juni 1724 kreeg de organist van de Grote Kerk, Rynoldus Popma van Oevering, opdracht om in Holland ”sigh naukeurigh te informeeren, na de nieuwste soort en modellen van orgelen, en de beste meesters om te maken, mitsgaders de prijsen” . Popma van Oevering komt dan in Amsterdam in contact met Christian Müller die daar reeds een zekere faam genoot.


De Kerk in zijn huidge vorm.

Op 21 juli komt deze orgelbouwer dan naar Leeuwarden om met de commissie die het stadsbestuur had benoemd verder te onderhandelen. Müller had een tekening meegenomen en reeds op 28 juli werd het contract getekend. Het orgel zou bestaan uit 3 klavieren (toetsenborden) en een vrij pedaal voor de voeten. Het instrument zou over 37 registers (= rijen pijpen) beschikken .Müller moest ook het oude orgel repareren en overplaatsen naar de Westerkerk. Voor dit alles zou hij 9000 gld ontvangen. Vanuit de kerk kan men 230 (front)pijpen tellen maar het binnenwerk bevatte ook nog zo’n 2252 pijpen variërende in grootte van enkele millimeters tot ruim 5 meter. Op het orgel staan drie manshoge beelden voorstellende Geloof, Hoop en Liefde met daartussenin twee bazuinblazende engelen. Dit beeldhouwwerk is van de hand van de beeldhouwer Gerbrand van der Haven terwijl de kleinere figuren op het Rugpositief vervaardigd zijn door Jacob Sydses Bruinsma die enkele jaren later ook het snijwerk onder het orgel met daarin het wapen van de stad mocht maken.


Vooraanzicht van het Muller Orgel met het Friese Wapen van de Nassau's

Uiteraard is het orgel sedert 1727 diverse malen aan de veranderende smaak aangepast maar tijdens de vorige kerkrestauratie (1972 –1976) is het instrument weer naar zijn oorspronkelijke staat gerestaureerd door de Leeuwarder orgelmakers Bakker & Timmenga. Ook de orgelkas kreeg weer de originele kleur (Venetiaans rood) terug. (In de 19e eeuw is het orgel ooit groen geverfd en later bruin!) In het najaar van 2002 is het instrument schoongemaakt, gerepareerd en gestemd. Ook is toen een nieuwe tremulant voor het Bovenwerk gemaakt en zijn de registernamen ter weerszijden van de klavieren in goud vernieuwd. Nog steeds wordt het Leeuwarder Müllerorgel beschouwt als één van de belangrijkste orgels van Nederland “overeenkomende met de grootte en ’t aansien van dese Hoofdstad der Provintie”


Ingrijpende verbouwing en het fraaie Müller Orgel, (1724-1727) en de beelden van het orgel.

Bij de omvangrijke restauratie van kerk en orgel in de periode 1972-1977 werden het oorspronkelijke klankkarakter en de dispositie van Müller hersteld door de Leeuwarder orgelmakerij Bakker & Timmenga. Bij de uiterlijke proporties en decoraties zijn vooral de meer dan manshoge beelden op de hoofdwerkkas opvallend. De kas is gemaakt door Berend Storm in samenwerking met Claes Bockes Balck. De beelden op het rugwerk zijn gemaakt door Jacob S. Bruinsma en die op het hoofdwerk door Gerbrandus van der Haven. Bij de restauratie van 1978 werd de oorspronkelijke roodbruine kleur van de orgelkas, die in de loop der jaren verschillende kleuren gehad heeft, hersteld.


De Klavieren, de registers en de voetpendalen van Muller Orgel

In de Grote Kerk bezat de Stadhouderlijke familie reeds begin 17e eeuw een gestoelte. Het stond naar alle waarschijnlijkheid met de rug tegen de zuidmuur van het koor, de scheidsmuur tussen sacristie en koor. Het was een niet verhoogde zitplaats en de stadhouder moest naar links kijken om de predikant te kunnen zien. In 1695 liet stadhouder Hendrik Casimir II vanwege"de swakheit van sijn lichaem"een nieuw gestoelte plaatsen van een andere vorm zodanig "dat het gesigte dat nu noordwaerts is, meer westwaerts aen en dat in de hooghte mach komen". De nieuwe kraak kreeg de vorm die sedert de reconstructie in 1972/77 weer te herkennen is. Het is wel aardig om te lezen hoe in 1785 een bezoeker deze stadhouderskraak beschreef.


Fraai gerestaureerde Stadhoudersplaats(rechtsboven, linksachteraan de Grafkelder van de Friese Nassau's en hun Wapens aan de muur.

Hij deed dit de kerk binnenkomende door het Oranjepoortje. Deze ingang werd indertijd gemaakt ten behoeve van de stadhouder. ."…. Aan de linkerhand in het Choor, is een trap,opgaande langs een kraak, (zynde de zitplaats der Edellieden,Kamerheeren en Pages) naar het gestoelte van den Stadhouder. Hetzelve is door een deur afgescheiden van de kraak, en overdekt met een konstig gesneeden kap, in 't geheel fraai met lofwerk afgemaakt". Aan zijn linkerhand (tegen de oostmuur van de zuidbeuk) had de stadhouder de "Heeren Raaden van den Hove provinciaal" als buren. Op 14 januari 1698 werd 2365 Carolusguldens betaalt aan "Joucke Jouckes Mr. Kistemaker wegens ´t maeken van 't gestoelte van Zijne Forstelyke Doorlugtigheit den here erffstadthouder in de Jacobijnerkerk".

Achterin de kerk bevinden zich fraaie gebrandschilderde hoge ramen met aan de buitenkant een extra bescherming in de vorm van een dubbel raam. De gebrandschilderde glas-in-lood ramen in het koor van de kerk verwijzen naar de periode waarin de Friese Nassau's prominent in Leeuwarden én in de Grote Kerk aanwezig waren. De ramen kennen overigens geen eeuwenoude geschiedenis; we moeten terug naar 1948, het jaar waarin de restauratie van het koor uitgevoerd werd. De comfortabele situatie deed zich voor dat er na het gereedkomen van die restauratie nog een geldsom over was. Toen is besloten om daarvoor een aantal glas-in-lood ramen te laten maken ter vervanging van de kozijnen met vensterglas die in de 19e eeuw waren aangebracht; de koorruimte zou daardoor ongetwijfeld in allure toenemen!


De gebrandschilderde ramen met het leven van de Friese Nassau's.

De opdracht voor het ontwerp van 3 gebrandschilderde ramen -die qua onderwerp verband moesten houden met het karakter van het koor- ging naar de Friese kunstenaar Cor Reisma. Het middelste raam stelt de rouwstatie voor ter gelegenheid van de bijzetting van stadhouder Willem Frederik. Centraal zien we de baar, getorst door een groot aantal dragers. De baar is gesierd met zijn wapen (het hangt in het koor direct links van het Oranjepoortje) en wordt gevolgd door de drager van de kroon en een geharnaste ruiter. Daarna volgen trompetters, vooraf gegaan door vliegende vaandels. Het raam links daarvan geeft weer het sneuvelen van stadhouder Ernst Casimir tijdens de belegering van Roermond op 8 juni 1632. Midden in het venster wordt voorgesteld dat de zojuist getroffen stadhouder door twee officieren wordt opgevangen. Op de achtergrond zien we een belegeringsscene: een kanon in een schans opgesteld en manoeuvrerend krijgsvolk.

De voorstelling van het raam ter rechterzijde van het midden betreft het jammerlijk verdrinken van stadhouder Johan Willem Friso bij de Moerdijk, 14 juli 1711. Bovenin het venster zien we de koets die van het schip dreigt af te glijden, één figuur weet zich nog daaraan vast te klampen. Johan Willem Friso heeft moeten loslaten en worstelt in het woelige water, de armen uitstrekkend, vergeefs naar houvast zoekend. Het meest rechts geplaatste raam werd ontworpen door een andere Friese kunstenaar Dick Osinga. Zijn raam stelt voor "de herrijzenis van het Nederlandse Volk uit de laatste wereldoorlog en de wederopbouw, zoals die op alle terreinen plaatsvond, een en ander onder leiding van het Huis van Oranje".

Ernst Casimir raamWillem Friso raam
Ernst Casimir raam, Willem Lodewijk raam en Johan Willem Friso raam.

Een aanvulling op de vier hierboven beschreven ramen kwam tijden de restauratie 1972 - 1978. Ter weerszijden van de door Cor Reisma gemaakkt ramen bevonden zich twee dichtgezette vensternissen. Het was gewenst deze te openen in verband met licht inval en ruimte-werking. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg verklaarde zich met deze ingreep accoord, mits de te openen ramen werden voorzien van gebrandschilderd glas-in-lood dat qua kleurstelling en vormgeving moest aansluiten bij de vensters van 1948. Dankzij een buitengewone royale schenking van de Ottema Kingma Stichting te Leeuwarden kon dit gerealiseerd worden. De opdracht werd uitgevoerd door Jos de Ridder uit Haarlem.

Boven de figuur van Willem Lodewijk staan verwijzingen naar zijn militaire carrière: twee officieren die een stafkaart bestuderen en daarachter optrekkend krijgsvolk. Helemaal bovenin het raam zien we de residentie van Willen Lodewijk in Leeuwarden afgebeeld, het Stadhouderlijk Hof. Het raam in het midden is het "Willem Lodewijk-raam". Centraal staat Willem Lodewijk te paard, in de onderste panelen vinden we links het wapen van Willem Lodewijk en rechts dat van zijn echtgenote, Anna van Oranje. Daarboven het zegel van de Franeker Hogeschool, geflankeerd door de wapens van Franeker en Groningen (Willem Lodewijk had zich in beide steden ingezet voor de stichting van de Hogescholen). Dat de theologische studie een van de meest prominente aan de hogescholen was wordt gesymboliseerd door de Alfa en Omega tekens. De moederfiguur met kind op de arm verwijst naar "wie de jeugd heeft, heeft de toekomst", daarnaast zien we een mannelijke figuur die de Prinsenvlag zwaait, symbool van de aanhankelijkheid van de bevolking.

Rechts is het "Marijke Muoi-raam" geplaatst. Marijke Muoi (tante Marijke) was de bijnaam (waaruit een grote genegenheid sprak) van de Leeuwarder bevolking voor Maria Louise van Hessen Kassel, douarière van de hierboven genoemde Johan Willem Friso. Omdat het wapen van Maria Louise al in het raam links ervan is opgenomen vinden we hier onderin het wapen van haar ouders. Marijke Muoi is afgebeeld in het midden, ze heeft haar koets even verlaten om lekkers aan de toegestroomde kinderen uit te delen. (Het verhaal gaat dat het escorte van tientallen kinderen haar wel eens teveel werd, ze stak dan haar hoofd uit de koets en zei tegen de kinderen dat ze gauw naar huis moesten gaan want hun moeders had de pannekoeken warm: "Berntsjes, gauw nei hûs ta gean, jimme Mem bakt strou!"). De aanhankelijkheid van de bevolking wordt voorgesteld door de man die uitbundig de Oranje-Blanje-Bleu vlag zwaait. Bovenin het raam de afbeelding van het Princessehof, dat ze tot haar dood in 1765 bewoonde. Daarbij duidt de ondergaande zon erop dat zij de laatste van de Friese stadhouderlijke familie was die in Leeuwarden hof hield.