De Huizen van Oranje en Nassau

Friese Koningen Folcwada en Aldgillis
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronnenvermelding

 De Friese Linie van Nassau  

De Friese Geschiedenis

De Heerlijkheid Friesland (Hearlikheid Fryslan) ontstond in 1542 toen Karel V dit gebied verwierf. In 1580 werd het grootste deel van deze provincie opgenomen in de toen gestichtte Unie van Utrecht. Het gewest werd aangeduid als een 'Algemene Heerlijkheid'. De Staten van Friesland waren toen samengesteld uit de afgevaardigden van 30 Grietenijen en van de elf Friese steden Stavoren (1118), Harlingen (1234), IJlst (1268), Leeuwarden (1285), Dokkum (1298), Bolsward (1331), Hindeloopen (1372), Franeker (1374), Workum (1399), Sloten (1426) en Sneek (1456).

Op 29 juni 1585 richtte Willem Lodewijk van Nassau in Franeker een Universiteit op. Deze was bedoeld voor de opleiding van Calvinistische Predikanten. Bij de vorming van de Bataafse Republiek in 1795 werd Friesland verdeeld. Het Noorden vormde tezamen met Stad en Lande het departement (we waren immers in Franse handen) van de Eems en het Zuiden werd samen gevoegd met Drenthe en kreeg de naam 'Heerlijkheid Overijssel' toegemeten. Honderd jaren later ontstond de voorloper van de huidige Friese vlag. De Friese vlag was in zwang sinds 1895 maar werd pas officieel vanaf 9 juli 1957. De Pompeblêden waren de uitgesproken tekens die deze vlag, naast het rood, wit en blauw, domineren.

De Friese Gouwen rond 1300

Los van de opsomming van zeven Zeelanden zijn er uit de Middeleeuwen meerdere Friese gouwen bekend. Van een groot aantal van die gouwen zijn ouder rechtsteksten, met name bewerkingen van de 17 Keuren en 24 Landrechten bewaard gebleven waaruit een zekere samenhang tussen de verschillende gouwen lijkt te blijken. De verschillende gouwen staan soms onder meerdere namen bekend, terwijl andere weer onderverdeeld zijn in kleinere eenheden. Het grensgebied tussen de huidige provincies Friesland en Groningen wordt op de kaart onderverdeeld in meerdere kleinere gebieden.

Humsterland, Langewold en Vredewold, in Groningen, worden vaak samen aangeduid als het Westerkwartier, hoewel Humsterland wellicht ooit een zelfstandige gouw vormde, waar wellicht ook Achtkarspelen bij hoorde. Van Smallingerland is bekend dat het in de middeleeuwen als eenheid optrad, voor Kollumerland geldt hetzelfde, hoewel het later ook tot Oostergo wordt gerekend. Het Saterland, een van de twee gebieden in Duitsland waar nog Fries wordt gesproken stond niet als Gouw bekend. Het werd door Friezen gekoloniseerd. Voor Noord-Friesland geldt hetzelfde, er lagen geen bekende gouwen. De Friezen die er wonen zijn waarschijnlijk vanuit de Friese gebieden in het westen daar heen getrokken.


De Friese Seelande rond 1300

In het huidige Nederland lagen de Gouwen:

  1. Westergo
  2. Zuidergo (niet op de kaart)
  3. Oostergo
  4. Bornego, grotendeels samenvallend met Zevenwouden
  5. Westerkwartier, onderverdeeld in Vredewold, Langewold, Middag en Humsterland
  6. Hunsingo
  7. Fivelingo
  8. Oldambt
  9. Reiderland (gedeeltelijk in Duitsland)

In het huidige Duitsland lagen de Gouwen:

  1. Eemsgo (op de kaart Emsigerland)
  2. Federgo (ook wel Krummhörn genoemd)
  3. Norderland
  4. Brookmerland
  5. Harlingerland (overeenkomend met het district Wittmund)
  6. Wangerland (ook Jeverland genoemd)
  7. Östringen
  8. Rüstringen
  9. Moormerland
  10. Overledingerland
  11. Land Wursten

Waar komt de tekening van de Friese vlag vandaan. Het volgende verhaal doet de ronde en of het waar is? Misschien wel misschien ook niet. De 'zeven rode pompeblêden' (bladeren van de gele plomp) verwijzen naar de Middeleeuwse Friese 'zeelanden'. Dat waren zelfstandige landstreken langs de kust van Alkmaar tot de Wezer, die samengingen in een verenigingsverband tegen de Noormannen. Er zijn nooit precies zeven van deze bestuurseenheden geweest, het getal zeven heeft waarschijnlijk de connotatie 'veel'. Sommige bronnen gingen wel uit van zeven Friese Zeelanden:

West-Friesland, Westergo, Oostergo, Hunzingo, Fivelingo, Emsingo en Jeverland.

De Zeven Friese Zeelanden is de historische benaming voor de gebieden die door de Friezen werden bewoond. Het aantal van zeven kan daarbij zowel de betekenis van veel hebben als een precieze aanduiding van het aantal landen bedoelen. In de loop van de tijd hebben er meerdere opsommingen bestaan die tot zeven landen kwamen. De oudste verwijzing naar zeven is waarschijnlijk een mythologische verklaring van de oorsprong van de Friezen. Volgens deze mythe zou de oerstamvader van de Friezen zeven zonen hebben gehad die allen naar een eigen gebied zouden zijn uitgevaren. Deze gebieden lagen overigens niet in het latere Friesland maar in de kuststreek tussen het huidige Hamburg en de Deense grens. Het getal zeven komt in iedere lijst van Friese gebieden terug. Dat getal dwingt klaarblijkelijk om de opsomming aan te passen aan het getal. In de Middeleeuwen is sprake van veel meer dan zeven Friese gebieden, maar als ze als Zeelanden benoemd zijn, worden ze teruggebracht tot zeven. Daarbij worden overigens gebieden opgesomd die naar huidig inzicht nimmer Fries geweest zijn.

In 1417 werden de volgende zeven gebieden genoemd als Zeven Zeelanden:

West-Friesland
Westergo
Oostergo
Stellingwerven en Drenthe
De Ommelanden en de Stad Groningen
Oost-Friesland
Butjadingen

Een andere indeling was:

West-Friesland - tussen IJ en Vlie
Westlauwers Friesland - tussen Vlie en Lauwers
Oostlauwers Friesland - tussen Lauwers en Eems
Oost-Friesland - tussen Eems en Jade
Butjadingen - tussen Jade en Wezer
Wursten en Hadeln - tussen Wezer en Elbe
Dithmarschen - tussen Elbe en Eider

De vlag met "pompeblêden" zou zijn overgeleverd uit de elfde eeuw. Dit zou men kunnen opmaken uit verzen uit het Gudrunlied. Omstreeks 1200 vertonen Scandinavische wapenschilden velden bestrooid met leliebladen of harten, vaak in combinatie met afbeeldingen van leeuwen. Een eerste verwijzing naar een Fries wapen werd gevormd door een vaandel dat afgebeeld staat in de 'Brabantse Kroniek', een manuscript uit 2e helft van de 14e eeuw. Het vaandel of banier is blauw met twee gaande, aanziende gele leeuwen en het veld bezaait met witte penningen. (Eigenlijk is dit dus een eerste Friese vlag!) In verband met de naderende kroningsfeesten van Koningin Wilhelmina in 1898, wilde men deze vlag ook voor officiële gebeurtenissen laten vastleggen. Hiertoe werd in 1897 door Gedeputeerde Staten aan de bekende heraldische tekenaar Heerke Wenning gevraagd een tekening en beschrijving te maken. In een besluit van 14 oktober 1897 werd zijn rapport aangenomen en vastgelegd.

In dat rapport was de, dan officiële, beschrijving van de vlag: 'In blauw drie witte rechtsschuine banen, met daarop zeven rode pompebladen, gerangschikt twee, drie en twee.' Wenning tekent hierbij nog aan; 'het mogen geen harten zijn'. Niet lang daarna ziet men de vlag hier en daar opduiken, zoals omstreeks 1910 op de ijsbaan bij Deinum.

Eerst in 1957 wordt de vlag door Provinciale Staten officieel vastgesteld en (samen met het wapen) ter bevestiging aan de koningin aangeboden. In het provinciaal blad van Friesland van 1958, nr. 12 wordt dit statenbesluit vermeld, alsmede de beschrijving van de vlag. Deze luidt:

'Een vlag van zeven schuine banen van gelijke breedte, afwisselend kobalt blauw en wit: de middellijn van de middelste baan beginnende boven aan de broekzijde en gaande van hoek tot hoek; de witte banen beladen met zeven scharlakenrode plompebladeren loodrecht op de as van de baan staande en geplaatst 2 : 3 : 2.'

Huidige Friese Vlag

Gedurende lange tijd, we spreken over een paar honderd jaar, leefden de Friezen er lustig op los. In de 15e eeuw werd Ulrik Cerksema, Graaf van Oost-Friesland de man. In 1498 verspeelden de Friezen door onderlinge verdeeldheid en aanhoudende partijstrijd hun geliefde vrijheid. De Duits-Oostenrijkse Keizer Maximiliaan was dat zat en benoemde in 1498, Hertog Albrecht van Saksen tot 'gubernator en potestaat' van heel Friesland (Heer van heel Friesland).

Het nieuwe Saksische bewind stelde gelijk een stadhouder aan. Willebrord von Schaumburg (1498 - 1500) werd de eerste van die Saksische stadhouders, De volgende was Graaf Hugo van Leijsenick en deze vervulde dat ambt van 1500 - 1504.

Hij werd opgevolgd door Willem Truchus von Waldburg (1504 - 1506) en deze verhuisde van het Sjaerdemaslot in Franeker naar het blokhuis in Harlingen. De Regering verhuisde daar ook heen. Dat namen veel Friezen niet en het resultaat was dat de arme Hertog slechts Westerlauwers Friesland onder controle kreeg. De rest kon hij wel vergeten. Maar de opsplitsing van het oude Friesland werd een feit waar zelfs de stoere Friezen niet omheen konden.

De verdeling van de provincie werd op 11 juni 1580 een feit, dat nuchter werd bekeken door de Friezen.

Een van de bekendste stadhouders uit die tijd was 'Caspar de Robles' (de zwarte kolonel) die naam maakte door zijn krachtdadig optreden na de Allerheiligste Vloed van 1570, toen hij met harde hand de Friezen dwong tot versterking van hun dijken. Als dank daarvoor richtte Friesland een monument voor hem op. De 'Stiennen Man' op de dijk bij Harlingen (Harns). Doordat het gewest zich aansloot bij de Pacificatie van Gent werd de Robles gevangen genomen en afgevoerd.


Verraad van Renneberg, belegering van Steenwijk

Door weinigen in Friesland werd het leger gedwongen terugtreden van de toenmalige Spaanse stadhouder Caspar de Robles betreurd. De Staten-Generaal van Holland benoemden in zijn plaats George de Lalaing, Graaf van Rennenberg. De Graaf was de eerste Stadhouder die door de Staten-Generaal van Holland werd benoemd. Rennenburg was de vriend van Willem I van Oranje en had zich duidelijk afgezet tegen de Spaansgezinden. De omstandigheden waren gunstig voor de Friezen. De Graaf betaalde de muitende en ontevreden soldaten. Zij hielden zich daardoor rustig en trokken al spoedig richting het Westen. De 'Godsdienststrijd' leek ook tot het verleden te behoren. Een ieder werd in staat gesteld zijn of haar geloof te belijden.

Het verdedigen van deze verworven rechten en vrijheden was echter niet zo eenvoudig. In Friesland was er groot verzet tegen de Unie van Utrecht van 1579. Op een landdag te Harlingen vlogen de Hoge edelen elkaar hierover in de haren. Een groot aantal was voor aansluiting bij de Unie en gaf dat aan de Graaf-Stadhouder Rennenberg te kennen. Maar de tegenstanders lieten ook van zich horen. Vooral de Roomsen en de Geestelijkheid was tegen. Die leverden een smeekbede in bij de Stadhouder tegen de aansluiting in. Rennenburg aarzelde aanvankelijk maar toen de voorstanders fors in aantal toenamen, schaarde hij zich bij hen. Steden als Leeuwarden, Franeker en Sneek en ook een aantal Grietenijen droegen hun afgevaardigden op voor te stemmen. Helaas bood Bolsward tot het laatst toe verzet.

Dat veranderde pas toen er een andere Burgemeester werd aangesteld. Twee avontuurlijke, hoge adellijke heren hebben in de 16e eeuw een rol van George van Lalaing, Graaf van Rennenburg, een Graafschap dat feitelijk was gelegen in Limburg. Deze Graaf, die aanvankelijk in Staatse (Nederlandse) dienst was, koos op 3 maart 1580 de zijde van de Spanjaarden. Na dit verraad hebben de Prins van Oranje en de Staten van Holland, Rennenbergs goederen in de Noordelijke Nederlanden, waaronder de Ambachtsheerlijkheid Oudenhoorn in 1580 verbeurd verklaard. In de geschiedenis staat dit bekend als 'Het verraad van Rennenberg'.

Het Spaanse gezag wees toen Frans Verdugo (1580 - 1594) aan als opvolger, terwijl 'Willem I van Oranje' (1580 - 1584) al Stadhouder was. Tot 1594 bleef die naam rondspoken in Friesland. Willem Lodewijk heeft aan Verdugo's onverhoedse strategie en guerrilla zijn handen vol gehad. Inmiddels was Friesland (1579) al een deel geworden van de Unie van Utrecht. Op die manier was men verzekerd van een federaal verband met andere gewesten als Holland en Zeeland en toch werd de zelfstandigheid gewaarborgd. Die gewesten bleven voor bestaan als het Graafschap Holland, het Hertogdom Gelderland en de Heerlijkheid Friesland. Maar zij vormden wel een Republiek en wel de Bataafse Republiek. Gemeenschappelijk zworen de gewesten de Spaanse Koning Filips II in 1581 af. Bij 'Akte van Verlatinghe' werd de Vorst opzij gezet door de Staten-Generaal en ontheven van zijn verantwoordelijkheden en heerschappij over de Nederlanden. Op 1 januari 1596 werd Friesland een Bataafs Gewest.

Overigens werd het Sjaerdemaslot in 1629 verhuurd aan de Franse wijsgeer-mathematicus Jean Descartes (1596-1650), geboren in LaHay en 33 jaren oud toen hij daar kwam wonen. Door velen werd de wijsgeer als een ketter beschouwd en zijn leven was een lange reeks van verhuizingen. Hij leefde met Anna Maria van Schuurman. Zij was de eerste vrouw die college volgde aan een Nederlandse universiteit. Deze eminent geleerde vrouw Anna mocht ook graag tekenen, naaien, borduren en knip-prenten maken. Ze speelde op meerdere muziekinstrumenten en had een opvallend goede stem. In 1615 keerde de familie terug naar ons land. Op de leeftijd van 16 jaren, vertrok Anna met haar familie naar Franeker. Het beviel haar daar toch niet zo goed en met gezwinde spoed ging het weer richting Utrecht in 1632. Uiteindelijk kwam zij, na vele omzwervingen in Duitsland en Denemarken, weer terug in Friesland. Anna ging wonen op het 'Waltaslot te Wiewerd' en daar overleed zij op 14 mei 1678, zeventig jaren oud. Zij werd begraven op het kerkhof aldaar. In 1798 ging Friesland samen met Groningen en kreeg het Gewest de naam Eems.

In 1866 werd bij terpafgravingen een grote goudschat gevonden met Byzantijnse en Frankische munten uit de zevende eeuw. Ze werden niet gebruikt in een geldeconomie, maar als sieraden gedragen. De schat bestaat uit een fibula, ringen en oorhangers. In de bracteaten zijn Romeinse munten verwerkt. De munten zijn onder andere van Romeinse Keizer Justinianus uit de 6e eeuw en zijn thans te vinden in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Wat Wieuwerd echt bekend heeft gemaakt is de befaamde grafkelder (1609) onder de, in hoofdzaak 19e eeuwse Hervormde kerk. In de grafkelder ontdekten timmerlieden in 1765 bij toeval een aantal lijken die op natuurlijke wijze zijn gemummificeerd. Vier van deze eeuwenoude mummies zijn in de grafkelder te bezichtigen en vormen sinds jaren een toeristische attractie. Hoe het kan dat deze lijken nooit zijn vergaan is nog niet volledig duidelijk.


De goudschat van Wiewerd en de grafkelder

Men denkt aan de luchtstroom en vochtigheidsgraad in de graftombe als oorzaak, maar elk onderzoek dat definitief uitsluitsel kan geven over de oorzaak wordt niet toegestaan door de kerk. Dit omdat men de mystieke sfeer die nu om de natuurlijke mummificatie hangt wil behouden. Daarnaast is de kerk bang dat ze gestolen worden; oorspronkelijk waren er elf mummies, maar door de jaren heen zijn er zeven gestolen; onder andere door geneeskundestudenten uit Franeker en door Franse soldaten in de Franse tijd (1795-1813). Ook over de identiteit van de mummies bestaat geen zekerheid. Het zijn waarschijnlijk de resten van leden van de Walta-familie (volgens Jan Ledder) en/of resten van enkele Labadisten. Om te demonstreren dat de merkwaardige bodemgesteldheid en luchtstroom nog steeds hun werk doen, werd in de loop der jaren een aantal dode vogels in de ruimte opgehangen. Ook al deze vogels zijn niet vergaan maar gewoon gemummificeerd.


Het Friese Wapen

De geschiedenis herhaalt zich, want de scheiding tussen Groningen en Friesland werd op 19 september 1801 wederom gerealiseerd. Tot 9 juli 1810 was Friesland Frans gebied onder de naam Frise. Maar in 1814 eindigde de Franse overheersing en ontstond het huidige Friesland. Het 'Wapen van Friesland verscheen het voor het eerst in 1409 in de 'Hollandse Kroniek' van de bekende heraut Claes Heynensz.

Hierin staat het wapen met de gaande en aanziende leeuwen op een blauw veld met zilveren penningen bezaaid. Het wapen met de gaande leeuwen sluit wel aan bij de leeuwenwapens zoals die van Bordeaux langs de Noordzeekust richting Noord-Duitsland, Engeland en Denemarken voorkomen en waarin één, twee of drie gaande leeuwen staan.

Deze leeuwen zijn goud op rood en blauw op goud. De blauwe leeuwen in het noorden worden soms vergezeld van rode harten. Pas ca 1475 dook er in een Frans wapenboek een wapen van de 'Koning van Friesland?' op. Dit was het eerste wapen met schuinbalken en harten, dat aan een Friese Koning wordt toegedicht. Deze afbeelding was de oudste weergave van het wapen dat later het wapen van de Ommelanden zou worden.

Dit wapen had een blauw veld, dat beladen is met drie zilveren schuinbalken. De balken werden (in het blauw!) vergezeld van negen rode (rechtopstaande) harten, geplaatst 1, 3, 3 en 2. Het eerder wapen met de twee aanziende leeuwen zou later dat van West-Friesland worden, terwijl het huidige 'Westerlauwers' Friesland ca. 1494 een variant kreeg op het wapen met de aanziende leeuwen. De penningen zijn vervangen door gouden (staande) blokjes. Net als de penningen, van een onbepaald aantal, 'bezaaid' dus.

Uit 1499 kenden we de eerste officiële beschrijving van het wapen, dat onder Hertog Albrecht van Saksen als wapen van Friesland zou fungeren: 'ein plaber schild, darynn ob einander zwin gelb leo met iren aufgeworffen swentzen zum ganz geschickt; underhalb und oberhalb der berurten leo in demselben schilde ausgesprayet gelbe spene'. Het schild was dan nog steeds "bezaaid" met blokjes, een niet nader bepaald aantal dus, verspreid over het schild. Onder Filips II werd het wapen nogmaals veranderd. Het aantal blokjes bracht men terug tot zeven en liggend geplaatst 2, 2 en 3 (de plaatsing van de blokjes in het schild wisselde echter in de diverse afbeeldingen nog wel eens).

In deze uitvoering is het heden ten dage nog in gebruik. Pas op 9 juli 1957 werd in de vergadering van de Friese Provinciale Staten besloten, een verzoek aan Hare Majesteit de Koningin te richten om het als 'Officieel Wapen' in het gebruik voor de Provincie Fryslân te bevestigen. Bij Koninklijk besluit d.d. 11 februari 1958, no. 18, is de provincie bevestigd in het gebruik van dit wapen. De huidige vlag kreeg pas in de laatste kwart van de 19e eeuw een vaste vorm enontstond door particulier initiatief. Het ontwerp was gebaseerd op een, in die tijd populaire afbeelding uit de 'Kroniek van Winsemius' (1586 - 1644) van het z. g. “oude” Friese wapen met de schuinbalken, al dan niet met harten of pompebladen.

De Interfriese Vlag


De Nieuwe Friese vlag

De Nederlandse provincie Friesland is slechts een deel van Friesland in brede zin. Friesland is nooit bestuurlijk een geheel geweest en heeft dus nimmer een vlag gehad.

Op 23 september 2006 werd, bij een herdenking van de Slag bij Warns, voor het eerst een Interfriese vlag ontworpen door de Groep fan Auwerk, in samenwerking met de 'Fryske Rie foar Heraldyk'.

De vlag, die geen enkele officiële status heeft, toont een Scandinavisch Kruis, gemodelleerd naar de verhoudingen van de vlaggen van IJsland en Noorwegen.

Deze landen beschermen net als Friesland de democratische tradities. Het Scandinavisch Kruis symboliseert de verwantschap tussen de langs de Noord- en Oostzee levende volken en staat voor zowel de christelijke als voor-christelijke religies.

De vier pompeblêden symboliseren de uit elkaar gelegen delen van Friesland in brede zin. De bladeren wijzen naar elkaar toe als teken van samenwerking. Of deze vlag ooit gebruik gaat worden, is al jaren een politieke discussie.