De Huizen van Oranje en Nassau

Orden en Onderscheidingen
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

 Orden en Onderscheidingen  

Herinnering- en andere Medailles

Ter gelegenheid van bijzondere gebeurtenissen aan het Koninklijk Huis worden er Herinneringsmedailles toegekend aan personen die de gebeurtenis van dichtbij hebben meegemaakt of die zich voor de gebeurtenis en het verloop daarvan hebben ingespannen. De medalles zijn er in alle soorten en maten, voor vredesoperaties of andere bijzondere gelegenheden worden en werden dit soort medailles ontworpen. Zo'n eerbetoon geeft de drager een steun in de rug om het nogmaals te doen. Het is onaandoenlijk om deze allemaal op te sommen. Daarom laten wij een paar de revue passeren als hommage aan die mensen die dit hebben verdiend.

De Inhuldigingsmedaille 1898 is een herinneringsmedaille ontworpen ter herinnering aan de inhuldiging van de 18-jarige Koningin Wilhelmina der Nederlanden. In 1898 was het nog niet gebruikelijk om bij het vieren van huwelijken, bij jubilea en inhuldigingen van leden van het Nederlands Koninklijk Huis een herinneringsmedaille in te stellen. Deze medaille was de eerste van een reeks en de jonge koningin en haar moeder Koningin-Regentes Emma hebben zich door Duitse voorbeelden laten inspireren. Toen het hof de inhuldiging voorbereidde ontving Johan Hendrick Philip Wortman opdracht om een medaille te ontwerpen. De medaille zou de portretten van moeder èn dochter moeten dragen. Hij hield zich aan de traditie van over elkaar liggende hoofden zoals bij talloze huwelijksmedailles. De jonge Koningin draagt een diadeem met parels, haar moeder een compacter diadeem en een weduwenkapje. Op de door het atelier van de Koninklijke Utrechtse Fabriek van Zilverwerken van J.C. Begeer ontworpen keerzijde staan een koningskroon, een scepter en een rijksappel op een kussen afgebeeld.

Verder is een tak oranjebloesem te zien en de opdracht "WILHELMINA koningin der Nederlanden EMMA koningin-weduwe regentes november 1890 augustus 1898 ter herinnering". Rond de afsnede staat "Begeer". Het lint heeft zoals gebruikelijk zou worden de kleuren Oranje en Nassaublauw. De Nederlandse Koningen kiezen sinds eeuwen voor oranje. In 1933 werd aan de erewacht van adelborsten en kadetten die de pergola uit netten tussen het Paleis op de Dam en de Nieuwe Kerk hadden vastgehouden een bijzondere onderscheiding, de Herinneringsmedaille 1933 met lint van de Inhuldigingsmedaille 1898 toegekend.

Wat in 1898 nog jonge officieren in opleiding aan het KMA en het KIM waren geweest waren nu oude bedaagde heren, in een aantal gevallen generaals, geworden. De bronzen medaille heeft een doorsnee van 28,6 millimeter. De medaille weegt dertig gram. Het moirézijden lint is zoals gebruikelijk 27 millimeter breed. Men kon een miniatuur van de medaille dragen op een rokkostuum of gala-uniform maar er was, behalve de voor militairen gedachte baton, geen knoopsgatversiering voor het revers. Er zijn 400 medailles uitgereikt. De militairen van het escorte, gasten en honderden medewerkers van het hof kregen een onderscheiding. Er werden ook gouden, zilveren en bronzen legpenningen vervaardigd. Waarschijnlijk is Wilhelmina zèlf de laatste dragers van de medaille geweest.


(l) Inhuldigingsmedaille 1898 Emma en Wilhelmina en Herinneringsmedaille 1926 (vr. en mn.)

De Herinneringsmedaille 1926 werd op 7 februari 1926 door Koningin Wilhelmina bij Hofbesluit ingesteld ter gelegenheid van haar vijfentwintig jarig huwelijk met Prins Hendrik van Mecklenburg-Schwerin. De 775 medailles werden toegekend aan leden van de hofhouding, de binnen- en buitenlandse gasten en de vertegenwoordigers van andere vorstenhuizen. De ronde medaille heeft een diameter van 28 millimeter. De voorzijde vertoont de naar links gewende portretten van Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik. Onder aan de nek van Prins Hendrik is het stempel gesigneerd met de naam "Jac.J. van Goor". Koning Wilhelmina draagt op dit portret een diadeem. De keerzijde toont het verstrengelde monogram van het Koninklijke paar "W" en "H". Hierboven is een beugelkroon geplaatst. Het geheel wordt omkranst door takken van oranjeloof met bloemen en vruchten. Op het punt van samenkomst is een lint geknoopt met het opschrift "1901 7 FEBR 1926".

Hoeveel hiervan daadwerkelijk zijn uitgereikt valt niet meer te achterhalen omdat bij medailles geen lijsten met dragers worden bijgehouden. Waarschijnlijk was Prinses Juliana die in 2002 overleed de laatste drager van deze medaille die desondanks nog wordt genoemd in de Draagvolgorde van de Nederlandse onderscheidingen. Het aantal toegekende medailles was zo gering, 36 jaar later lieten Juliana en Bernhard bij hùn zilveren huwelijk 1810 medailles uitreiken, omdat het feest in kleine kring op het Loo werd gevierd. Door overstromingen was het Land van Maas en Waal verwoest. De Koningin wilde geen aanstoot geven met feestelijkheden. Herinneringsmedailles als deze, zie ook de Inhuldigingsmedaille en Huwelijksmedaille, zijn geen Koninklijke onderscheidingen maar zij worden door de Koning(in) als hoofd van haar huis verleend. Nederlandse militairen krijgen verlof om dergelijke medailles te dragen.

De zilveren medaille

was geslagen door een hofleverancier, de firma Koninklijke Begeer te Voorschoten. Het lint is zoals bij Nederlandse medailles gebruikelijk 28 millimeter breed. De kleuren donker oranje met aan weerszijden een brede lichtblauwe baan en een smalle lichtoranje en rode baan zijn de heraldische kleuren van de huizen Oranje-Nassau en Mecklenburg-Schwerin. Heren droegen de medaille op de linkerborst, dames droegen de medaille aan een strik zoals afgebeeld. Er werden 775 medailles geslagen.

De huwelijksmedaille 1937

is een herinneringsmedaille ontworpen ter viering van het huwelijk van Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld van het Koninklijk Huis een herinneringsmedaille in te stellen. Toen Bernhard en Juliana hun huwelijk voorbereidden ontving Toon Dupuis opdracht om een medaille te ontwerpen. Hij hield zich aan de traditie van over elkaar liggende hoofden zoals bij eerdere huwelijksmedailles. De Prinses draagt een diadeem met parels en een parel als oorbel, de bruidegom het uniform van een Ritmeester der huzaren met drie sterren op zijn opstaande kraag en brandenbourgs op zijn jas.

Op de door Jacob Jan van Goor ontworpen keerzijde staan de verstrengelde gekroonde monogrammen van bruid en bruidegom, J en B onder een kleine koningskroon. Rond de afsnede staat "1937 7 januari". Het lint heeft zoals gebruikelijk kleuren uit het wapen van bruid en bruidegom. Geel en rood komen voor in het wapen van Lippe, De Nederlandse koningen kiezen sinds eeuwen voor oranje. De kleur Nassaublauw werd weggelaten. Mecklenburg, de bruid was Hertogin van Mecklenburg-Schwerin is met een rood en lichtblauwe middenstreep vertegenwoordigd.

De zilveren medaille heeft een doorsnee van 27,8 millimeter en weegt twaalf gram. Het moirézijden lint is zoals gebruikelijk 27 millimeter breed. Men kan een miniatuur van de medaille dragen op een rokkostuum of gala-uniform maar er is, behalve de voor militairen gedachte baton, geen knoopsgatversiering voor het revers. Er zijn ongeveer 1200 medailles uitgereikt. De militairen van het escorte, gasten en honderden medewerkers van het hof kregen een onderscheiding. Waarschijnlijk is Prins Bernhard zèlf een van de laatste dragers van de medaille geweest


De Huwelijksmedailles met voor- en achtekant van zowel Koningin Juliana en Prins Bernhard als die van Koning Wilem-Alexander met Koningin Màxima.

Sinds 1898 is het gebruikelijk om bij het vieren van huwelijken, bij jubilea en inhuldigingen van leden van het Koninklijk Huis een herinneringsmedaille in te stellen. Toen de Prins van Oranje en Máxima Zorreguieta in 2001 hun huwelijk voorbereidden ontving Hans Johny van Houwelingen opdracht om een medaille te ontwerpen. Hij brak met de traditie van over elkaar liggende hoofden zoals bij de drie eerdere huwelijksmedailles, maar koos voor opwaarts spiegelende, elkaar aanziende, portretten.

Met een gecomputeriseerde laser werden 2002 structuren in het stempel aangebracht die het licht steeds onder een andere hoek weerkaatsen. De medaille flonkert daarom in het licht. De portretten werden hoogglanzend gepolijst. Op de keerzijde staan de verstrengelde gekroonde monogrammen van bruid en bruidegom onder een koningskroon. Rond de afsnede staat "TWEE TWEE TWEEDUIZENDTWEE MÁXIMA WILLEM-ALEXANDER". Het lint heeft zoals gebruikelijk kleuren uit het wapen van bruid en bruidegom. Geel en zwart komen voor in het Zorreguiettawapen, De Nederlandse Koningen kiezen sinds eeuwen voor Oranje en Nassaublauw.

De zilveren medaille heeft een doorsnee van drie centimeter en weegt negentien gram. Het moirézijden lint is zoals gebruikelijk 27 millimeter breed. Men kan een miniatuur van de medaille dragen op een rokkostuum of gala-uniform maar er is, behalve de voor militairen gedachte baton, geen knoopgatversiering voor het revers. Er zijn ongeveer 12.000 medailles uitgereikt. De duizenden militairen in de afzettingen, politieagenten, gasten en honderden medewerkers van het hof kregen een onderscheiding. Ook de leden van de Studentenweerbaarheden die op die dag een erewacht vormden dragen de herinneringsmedaille.

Reddings Medailles

Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon. In 1822 ingesteld en bedoeld voor het verrichten van een geheel vrijwillige menslievende daad, die de kenmerken draagt van moed, beleid en zelfopoffering. De medaille kan uitgereikt worden in goud, zilver en brons. Luitenant Alexander de Langle redde in 1821 een sergeant uit een diepe put.De Koning verkoos hem geen Militaire Willems-Orde te verlenen maar een medaille of erepenning in te stellen. De eerste erepenning was rond en toonde het portret van Koning Willem I. Op de keerzijde is een lauwerkrans afgebeeld en ruimte voor een inscriptie gelaten. De penning was niet bedoeld om gedragen te worden. De grootte van de medaille was aan de waarde van het edelmetaal gerelateerd en de zilveren en gouden medailles hadden een diameter van 50, 41 of 35 millimeter.

In 1825 besloot Koning Willem I dat hij "edelmoedige en menslievendse daden" in het vervolg zou laten belonen door de, in deze tijd sterk in opkomst zijnde, "Maatschappijen tot Nut van het Algemeen" en zelf alleen buitenlanders en militairen voor dergelijke verdienste zou belonen. In 1837 werd door Koning Willem II bij Koninklijk Besluit de "grootte Gouden Erepenning" ingesteld en deze had een doorsnee van 50 millimeter terwijl de waarde aanzienlijk boven die van de zilveren penning lag. De Koning liet zijn beeldenaar op de penningen aanbrengen en stelde kort na zijn aantreden vast dat de zilveren en bronzen penningen in het vervolg een diameter van 5 centimeter zouden hebben.

Koning Willem III liet in 1849 zijn beeltenis op penningen plaatsen. In 1875 liet de, inmiddels kaal geworden, Koning een aangepast portret op de penningen aanbrengen. Koningin Emma liet een portret van haar minderjarige dochter Koningin Wilhelmina "met hangend haar" op de penningen aanbrengen. De penningen werden in de jaren na 1890 alleen in brons en zilver verleend. In 1897 werd er een nieuw model erepenning ingesteld. De penning kreeg een draaglint en het model was van de Franse Sint Helena of "chocolademedaille" afgekeken. In 1912 kreeg de penning de huidige vorm. Een langwerpige medaille met een gestileerde koningskroon waarop een moeder met drie kinderen is afgebeeld. Het motief is ontleend aan het stadhuis in Bolsward. De keerzijde draagt de woorden "De koningin aan" en laat ruimte voor een inscriptie.

Een in Engeland vervaardigde kleine uitvoering van deze penning werd door de regering in ballingschap in Londen verleend. Meestal ging het om Britse zeelieden die Nederlandse schipbreukelingen hebben gered. In een Ministeriële Beschikking van 15 april 1952 werd vastgesteld dat de gouden erepenning voor de Nederlandse civiele Orden en na het verzetskruis zal worden gedragen. Daarmee wordt onderschreven dat de Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon in Goud een van Nederlands hoogste onderscheidingen is. De zilveren en bronzen penningen volgen in rang op het Vliegerkruis. In de 19e eeuw hebben de bezitters van deze draagpenning herhaaldelijk aangedrongen op een lint zodat zij hun onderscheiding konden dragen. De regering ging op hun wens niet in en een aantal mensen heeft daarop op eigen initiatief een draaglint in de kleuren van de Nederlandse vlag laten vervaardigen. In 1946 werd bij K.B. vastgesteld dat de gouden en zilveren erepenningen op het baton door gouden en zilveren kronen zouden worden aangeduid. De bronzen erepenning wordt aangeduid op de baton zonder kroontje.


(l) Watersnood Medaille, (2e) Erepenning voor Mesnlievend Hulpbetoon in brond, zilver en goud en (r) Carnegie Medaille Heldenfonds

Watersnoodmedaille. Onderscheidingsteken ter erkenning van uitstekende daden bij watersnood verricht. Ingesteld in 1855 en verder uitgereikt voor de watersnoden in 1861, 1876, 1916 en 1926. De medaille wordt verleend in zilver en brons. Het is opmerkelijk dat er voor de watersnood van 1953 geen medaille is geslagen. Het Onderscheidingsteken ter erkenning van uitstekende daden bij watersnood verricht, meestal "Watersnoodmedaille" genoemd, werd op 27 maart 1855 door Koning Willem III der Nederlanden in een Koninklijk Besluit ingesteld. De medaille dient, zo stelt het besluit, als beloning van ijver, moed, beleid en zelfopoffering, betoond bij gelegenheid van watersnood". De medaille werd bij iedere watersnood opnieuw aangemaakt en van een toepasselijke tekst op de keerzijde voorzien.

Zo zijn er de volgende medailles:

* verleend tijdens de watersnood van 1855 (Ingesteld bij Koninklijk Besluit no. 11 van 27 maart 1855)
* verleend tijdens de watersnood van 1861 (Ingesteld bij Koninklijk Besluit no. 66 van 24 maart 1861)
* verleend tijdens de watersnood van 1876 (Ingesteld bij Koninklijk Besluit no. 18 van 5 april 1876)
* verleend tijdens de watersnood van 1916 (Ingesteld bij Koninklijk Besluit no. 83 van 6 maart 1916)
* verleend tijdens de watersnood van 1926 (Ingesteld bij Koninklijk Besluit no. 3 van 20 januari 1926)

Daarna bleef Nederland lange tijd voor watersnood bewaard. Na de watersnoodramp in Zeeland, Brabant en Zuid-Holland in februari 1953 werd geen medaille vervaardigd. Dit ereteken bestaat desondanks nog steeds en het wordt in de officiële Draagvolgorde van de Nederlandse onderscheidingen als twintigste vermeld. Het ereteken is een vrij dikke en daarom zware ronde medaille met een middellijn van vijf centimeter. De voorzijde vertoont het naar rechts gerichte borstbeeld van Koning Willem III der Nederlanden met als omschrift "WILLEM III KONING DER NEDERLANDEN G.H.V.L.". waarbij die laatste letters voor zijn titel Groothertog van Luxemburg staan. Onder de nek van de koning is de medaille gesigneerd door J.P.M. Menger. De beeldhouwer voegde aan zijn naam de letter "F." voor het Latijnse "fecit" oftewel "gemaakt" toe. De keerzijde toont en rol waarop de tekst "DE KONING AAN".

Op deze rol was voldoende ruimte opengelaten om ook de naam van de gedecoreerde te graveren. Om de rol met de opdracht is een krans van oranje- en eikenloof geplaatst. Boven deze krans staat een beugelkroon. Langs de rand van de medaille is op de oudste medaille de tekst"WATERSNOOD VAN 1855" te lezen. De vier daaropvolgende medailles tonen deze tekst met de jaartallen 1861, 1876, 1919 en 1926. Koningin Wilhelmina heeft de beeldenaar van haar vader niet vervangen door haar eigen portret. De medaille werd geslagen in zilver en brons. Opvallend is de verbinding tussen lint en medaille. Als enige Nederlandse onderscheiding is hier voor een eenvoudige versie van de Britse beugelophanging gekozen.

Mocht aan een persoon al eerder een Watersnoodmedaille zijn verleend dan wordt het lint bij de tweede verlening van een bronzen of zilveren gesp voorzien. Deze gesp heeft de vorm van een met een lint omwikkelde lauwertak met de woorden "WATERSNOOD VAN ". Op het lint is voldoende ruimte opengelaten om ook een jaartal te graveren. Het oranje zijden lint is zoals in Nederland gebruikelijk 37 millimeter breed. Militairen dragen een baton met een achtpuntige ster in de kleur van het metaal waarin het ereteken werd uitgereikt. Het bezit van een gesp kan met een tweede metalen ster op het lint worden aangeduid en men kan de medaille ook als miniatuur op een rokkostuum dragen.

Medaille van het Carnegie Heldenfonds. In 1911 ingesteld, wordt gemaakt uit Zliver of Brons en uitgereikt aan degenen die met gevaar voor eigen leven het leven van anderen hebben gered of daartoe een serieuze poging hebben gedaan. De medaille wordt verleend in zilver en brons. De Medaille van het Carnegie Heldenfonds is een eerbetoon dat door een particuliere organisatie, de Nederlandse afdeling van het internationaal werkende Carnegie Heldenfonds, wordt uitgereikt. De medaille en de Stichting Carnegie Heldenfonds ontlenen hun naam aan Andrew Carnegie, (* 1835 - + 1919), de directeur van de United States Steel Co, een filantropisch ingestelde Amerikaan van Schotse afkomst die tijdens zijn leven honderden miljoenen schonk goede doelen. Na een mijnramp in 1904 waarbij ook twee mannen die de 176 ingesloten kompels probeerden te redden omkwamen riep Carnegie een "Carnegie Hero Fund Commission" in het leven. Deze commissie kreeg een werkkapitaal van vijf miljoen dollar. In de daaropvolgende jaren ontstonden in meerdere landen zelfstandige Carnegie Heldenfondsen.

Aan de keerzijde is een met een speer bewapende naakte man afgebeeld die een eveneens naakte vrouw redt uit de klauwen van een draak. Rechtsboven deze scène staat het randschrift "CARNEGIE HELDENFONDS". Onder het tafereel is ruimte voor het graveren van de naam van de gedecoreerde, de reden van decoreren en de plaats en de datum. De gedecoreerden waren, zoals ook bij het Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon het geval was, wel verguld met de aandacht en de waardering maar teleurgesteld omdat er geen sprake was van een "lintje". Velen zagen een medaille die men niet kan opspelden niet voor vol aan. Na de nodige klachten en suggesties besloot het bestuur van het Carnegie Heldenfonds in 1928 om
de decoratie in een andere vorm te verlenen.

De Bronzen legpenning van het Carnegie heldenfonds. Mensen die "met gevaar voor eigen lijf en goed voor anderen in de bres zijn gesprongen" kan een bronzen legpenning worden toegekend. Die wordt, net als de medailles, vergezeld door een 'loffelijk getuigschrift', een bewijs van het moedige gedrag. Het bestuur van het Carnegie Heldenfonds heeft tot het instellen van deze penning besloten om haar waardering te kunnen uiten voor mensen die "voor anderen opkomen en daarbij zelf gevaar lopen". Dit hoeft geen levensgevaar te zijn. Ook hoeft het geen levensreddende actie te zijn. Het Carnegie Heldenfonds publiceert jaarlijks een jaarverslag waarin de namen van de in dat jaar gedecoreerde personen worden vermeld.De website geeft ook informatie over de wijze waarop men een ander kan voordragen. Tijdelijke (financiële) ondersteuning van de onderscheiden helden en hun nabestaanden en cadeaus voor minderjarige helden worden uit het door Carnegie ter beschikking gestelde kapitaal bekostigd.

Er zijn in Nederland een aantal Onderscheidingstekens voor Langdurige, Eerlijke en Trouwe Dienst ingesteld. Al deze onderscheidingstekens, men zou ze medailles kunnen noemen, zijn voor de soldaten en onderofficieren van het Nederlandse- en vroeger ook het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Voor officieren bestaat sinds 1844 het Onderscheidingsteken voor Eervolle Langdurige Dienst als Officier dat sinds 1866 de vorm van een verguld zilveren kruis kreeg. Door de jaren kwamen er steeds meer van deze medailles zoals er voor de officieren meer kruisen kwamen. Door reorganisaties vervielen een aantal onderdelen van de krijgsmacht en vier van de zes onderscheidingen na verloop van tijd.


Lsngdurige, eerlijk en trouwe Dienst, hetzelfde met 20 jaar erop, De medaille vooren de batons.

Het eerste Onderscheidingsteken voor Langdurige, Eerlijke en Trouwe Dienst werd in 1825 door Koning Willem I bij Koninklijk Besluit ingesteld. Een dergelijke onderscheiding was nieuw. In de 18e eeuw werden er nog maar weinig medailles uitgereikt en soldaten en onderofficieren kwamen voor onderscheidingen maar zelden in aanmerking. De eerste medailles voor deze rangen duiken in de napoleontische oorlogen aan Britse en Duitse zijde op. De onderscheiding was voor het leger en het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger gereserveerd. De marine moest nog tot 1845 op een medaille voor trouwe dienst wachten.

De Koning besloot dat de gediende jaren sinds 1813 voor het ereteken meetelden. De dienstjaren in de Keizerlijk Franse, Hollandse en Bataafse leger en ook die in de gealllieerde legers telden niet mee. Het erteken werd toegekend in brons voor 12 jaar en in zilver voor 24 jaar dienst. Bij Koninklijk Besluit no. 67 van 13 april 1859 werd ook een gouden medaille ingesteld voor 36 jaar dienst. De tropenjaren, jaren doorgebracht in Nederlands-Indië, telden voor pensioenen en medailles dubbel. Daarom kregen soldaten op Java al na 12 jaar hun zilveren ereteken. De gouden medaille werd daarentegen pas ontvangen na 25 jaar daadwerkelijke dienst en niet na 18 jaren in de tropen.

Koningin Wilhelmina bepaalde in het Koninklijk Besluit van 18 februari 1904 dat er in het vervolg ook gespen op het lint van het ereteken mochten worden gedragen. Zij stelde een zilveren gesp met het cijfer XVIII in voor negen jaar daadwerkelijke dienst in Nederlands-Indië. Dan was er de zilverengesp met het cijfer XXX voor dertig jaar dienst in Nederland en een bronzen gesp met het cijfer XVIII voor achttien jaar dienst in Nederland. In datzelfde Koninklijk Besluit werd bepaald dat men bij het leger de keerzijde van de medaille voortaan als voorzijde moest gaan dragen. Zo werd het verschil tussen de medailles voor land- en zeemacht, die dezelfde voorzijde hebben en aan hetzelfde lint worden gedragen, duidelijk zichtbaar.

In de loop van meer dan 180 jaren zijn er uiteraard verschillende stempels gebruikt om de medailles te slaan. De oude stempels raakten immers versleten. Op de voorzijde van deze medaille is het monogram van de stichter, een "W" geplaatst op een met een beugelkroon gedekte wapenmantel. Op de keerzijde staat het met een beugelkroon gedekte schild uit het Nederlandse Rijkswapen zonder de twee dragende leeuwen. Het schild rust op een trofee. In deze trofee zijn zes vaandels, een kanon, kogels, een geweer en een bijl te herkennen.Boven het rijkswapen staat sinds 1951 de halfronde omschrift “voor trouwe dienst”. In de loop van de twee eeuwen werden er, ten gevolge van verschillende artistieke interpretaties en veranderende mode, verschillend weergegeven trofeeën rond het rijkswapen geplaatst. Dat rijkswapen werd in de 20e eeuw ook gewijzigd wat ook op veranderende eretekens terug te vinden is.

Gedurende verschillende periodes en bij de verschillende stempelsnijders variëren de afgebeelde militaire zinnebeelden. Ook zijn er verschillen in het opschrift. In de jaren 1825-1851 en 1928-1951 was het omschrift "voor trouwen dienst" de archaïsche "N" van de vierde naamval is in 1951 komen te vervallen. In een Koninklijk Besluit van 25 januari 1951 werd de "W", die de drie opeenvolgende koningen en ook Koningin Wilhelmina paste, vervangen door de "J" van Juliana. Koningin Beatrix heeft in een Koninklijk Besluit van 20 mei 1983 bepaald dat haar initiaal niet op de medailles zal prijken. Zij heeft op die dag het oude initiaal van de stichter weer op het ereteken geplaatst. De medailles zijn in 1928 iets kleiner geworden. Zij waren vanaf de instelling 3 centimeter in diameter, dat werd nu 27 millimeter. De gouden medailles werden in 1953 vervangen door verguld zilveren medailles.