Wapen Orange De Huizen van Oranje en Nassau Wapen Nassau

Inhuldiging Koning Willem III
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

Koningen van Oranje en Nassau

Regentes-Koningin Emma der Nederlanden

Adelheid Emma Wilhelmina Theresia (Arolsen, 2 augustus 1858 – Den Haag, 20 maart 1934), Prinses van Oranje-Nassau, Prinses van Waldeck-Pyrmont, was de tweede echtgenote van Koning Willem III van 1879 tot zijn dood in 1890 en Koningin-regentes der Nederlanden van 1890 tot 1898. Als regentes nam zij het koninklijk gezag waar; eerst enkele dagen voor de dood voor haar echtgenoot, de daarop volgende jaren voor haar minderjarige dochter Wilhelmina, de Koningin. Adelheid Emma Wilhelmina Theresia was een van de zeven kinderen van George Victor, Vorst van Waldeck en Pyrmont, en Helena, Prinses van Nassau-Weilburg. Zij was het vierde kind en had zes zusters en één broer. Haar grootmoeder van vaderszijde, Emma van Anhalt-Bernburg-Schaumburg-Hoym, naar wie ze was vernoemd, was een kleindochter van Prinses Carolina van Oranje-Nassau en Karel Christiaan van Nassau-Weilburg, een Prins uit de Walramse linie van het huis Nassau (zie Nassau (land)). Haar grootvader van moederszijde, Willem van Nassau-Weilburg, was een kleinzoon van hetzelfde echtpaar. Emma stamde dus zelfs via twee lijnen van het Huis Oranje-Nassau af.


Prinses Emma van Waldeck-Pyrmont

De Prinses groeide op in Schloss Arolsen. Zij had thuis een gedegen, brede, christelijke opvoeding genoten. Ze was leergierig en sociaal bewogen. Haar Engelse gouvernante had haar goed op de hoogte gebracht van de arbeidsverhoudingen in die dagen. In de autobiografie van Koningin Wilhelmina "Eenzaam maar niet alleen" schrijft Wilhelmina over haar moeders afkomst: Haar ouderlijk huis was bepaald verlicht te noemen. Vooral als men rekening houdt met het feit dat de kleine hoven in Duitsland toen een halve eeuw of meer achter waren bij de gewone maatschappij. Emma vertelde in een interview uit 1929 dat haar moeder de spil van alles was en dat bij haar de praktijk van de opvoeding berustte.

Voordat ze naar Nederland verhuisde, kreeg Emma les in Nederlandse taal en geschiedenis, want ze wilde een Nederlandse worden en blijven. Koning Willem III was oud genoeg om Emma's vader, of zelfs haar grootvader te zijn: Bij hun verloving op 30 september 1878 in Arolsen was Emma twintig en Willem eenenzestig jaar oud. Ze trouwden op 7 januari 1879, en op 31 augustus 1880 werd een dochter, Wilhelmina geboren. Zoals hiervoor reeds genoemd was Emma een verre verwante van haar echtgenoot, haar betovergrootmoeder Carolina van Oranje-Nassau was een zus van Willem III's overgrootvader Willem V van Oranje-Nassau. Emma's betovergrootvader Frederik I van Württemberg (Koning) was ook nog een broer van Willem III's grootmoeder Sophia Dorothea Augusta Louisa van Württemberg.

Willem III vond rust bij Emma, zijn jeugdige tweede echtgenote. Eerder was de Koning getrouwd met zijn nicht Sophie van Württemberg, die in 1877 was overleden. Hun huwelijk was erg slecht; de echtelieden leefden sinds 1855 gescheiden van tafel en bed. Willem III hield er tijdens zijn eerste huwelijk vele buitenechtelijke verhoudingen op na. Zijn relaties met het Amerikaanse barmeisje Elisa Parker en met Leonora d'Ambre, een Parijse operazangeres, haalden zelfs de nieuwsbladen.

Toen Willem III's eerste echtgenote overleed en de zoons uit het eerste huwelijk geen aanstalten leken te maken om ook in het huwelijksbootje te gaan stappen, zag de Koning zich genoodzaakt om voor een tweede maal in het huwelijk te treden om zo de Oranje-dynastie voor uitsterven te behoeden. De keuze voor Emma kwam tot stand nadat de Vorst ten huize van Waldeck-Pyrmont had kennisgemaakt met Emma's drie jaar oudere zuster Pauline en zelfs serieus overwoog haar te trouwen. Hij had overigens elders nòg een huwelijksaanzoek lopen, bij de dochter van zijn zus, Elisabeth van Saksen-Weimar-Eisenach, maar die was er achteraf niet rouwig om dat zij werd gepasseerd. De eerste jaren van haar huwelijk leidde Koningin Emma een onbezorgd leven. Koningin Emma was liefhebber van houtbewerking en was frequent te vinden in haar werkplaats in Utrecht. Daarnaast wijdde zij zich volledig aan de opvoeding van haar "Wimmy".

Maar de toekomst tekende zich al spoedig anders af dan verwacht. In 1884 stierf Prins Alexander (32), de ongehuwde jongste zoon uit het huwelijk van Willem III en koningin Sophie. Willem's oudste zoon, Prins Willem (38), was als vrijgezel al overleden l in juni 1879. In 1850 had de Koning de zesjarige Maurits verloren. Krachtens de grondwet werd nu Prinses Wilhelmina de troonopvolgster. De Prinses was pas drie jaar en de Koning vijfenzestig. Derhalve diende wegens de hoge leeftijd van de Koning een regent aangewezen te worden om eventueel namens de Prinses tot aan haar meerderjarigheid het Koninklijk gezag waar te nemen. De Verenigde Vergadering van de beide Kamers der Staten Generaal stemde op 29 juli 1884 in met de benoeming van Koningin Emma als regentes. Vier jaar later werd Emma tevens benoemd tot voogdes over de minderjarige troonopvolgster.

Dit gebeurde omdat de gezondheid van de Koning in oktober 1888 sterk achteruit ging. In mei van dat jaar liet het koninklijk gezin de drukte van Den Haag achter zich en trok zich terug in Het Loo. Willem III was niet meer in staat om te regeren; daarom werd Koningin Emma op 14 november 1890 met algemene stemmen door de Staten Generaal benoemd tot regentes van haar man en op 20 november in Den Haag beëdigd. Zij nam de Koning slechts drie dagen waar want op 23 november 1890 overleed de Vorst, drieënzeventig jaar oud. Vervolgens werd het Koningschap overgedragen aan de tienjarige Prinses Wilhelmina. Emma nam als regentes voor haar dochter - op 8 december 1890 daartoe beëdigd - tot aan Wilhelmina's achttiende verjaardag in 1898 de regeringstaak waar.

Emma (26) met dochter Wilhemina (4)

Emma zette zoveel mogelijk de lijn van Koning Willem III voort. Al direct trof zij maatregelen om elke minister eenmaal in de veertien dagen persoonlijk te ontmoeten. Anders dan haar overleden man hield zij zich nauwgezet aan de regels van het constitutionele Koningschap. Ze stelde zich open voor iedereen die haar wilde spreken en stond erop zelf zoveel mogelijk post te openen en af te handelen, ook als zij op Het Loo of in Soestdijk vertoefde.

In de periode van Koningin-weduwe-regentes kreeg Emma onder meer driemaal te maken met een kabinetsformatie die haar zorg gaf. Naast haar bestuurlijke taken besteedde Koningin-moeder Emma grote aandacht aan de opvoeding van haar dochter. In haar ogen diende de jeugd van de nieuwe Koningin op haar zestiende voorbij te zijn, om dan nog twee jaar "klaargestoomd" te worden voor haar taak als regerende Koningin die op 31 augustus 1898 zou beginnen. Naar later bleek een immens zware taak. Tot 1896 werd Wilhelmina dan ook omringd door oude en wijze mensen, leden van de hofhouding en een gouvernante. Emma was vroeg oud.

De dertigjarige Vorstin zag er veel ouder uit dan haar jaren rechtvaardigden en haar gezondheid was broos. Als regerend koningin koos de jonge Wilhelmina al snel haar eigen weg. Zij probeerde onder de druk van haar moeder uit te komen, maar ze moest toch vaak terugvallen op de grote kennis van Emma in protocollaire kwesties. Aanvankelijk woonden de beide Vorstinnen samen in paleis Noordeinde, maar toen Wilhelmina trouwde, trok Emma zich terug in het Paleis Lange Voorhout. Zij was niet meer zo gesteld op het society-leven aan het hof maar hield desondanks grote ontvangsten en ook audiënties voor diplomaten.

Ook al leefde ze vrij teruggetrokken met haar eigen Koninklijke uishouding, als weduwe van de oude Koning voerde zij een grote staat. Emma zette zich in voor de bestrijding van tuberculose, destijds volksziekte nummer 1, en deed veel aan liefdadigheid. Zelf had ze een van haar zusters, Sophie, verloren aan tbc en dat vond zij erg. Toen in 1909 een troonopvolger (Juliana) was geboren, moest opnieuw worden voorzien in een onverhoopt regentschap gedurende de minderjarigheid van Juliana.

Wilhelmina's echtgenoot, Hendrik, werd daartoe door de regering minder geschikt gevonden, terwijl politiek Nederland goede herinneringen bewaarde aan het regentschap van Emma. Wilhelmina stemde toe en Emma was opnieuw reserve-Koningin van 1909 tot aan de staatsrechtelijke, meerderjarigheid van Prinses Juliana in 1927. Emma overleed op 20 maart 1934 aan een longontsteking. Opmerkelijk genoeg zou haar kleindochter Koningin Juliana op de dag af zeventig jaar later overlijden. Na haar overlijden werden in opdrachtvan Koningin Wilhelmina postuum twee Nederlandsch-Indische bankbiljetten van 20 gulden uitgegeven met de afbeelding van Koningin Emma.


(l) Regentes Konigin Emma en haar dochter Kroonprinses Wilhelmina en (r) Koningin Wilhelmina, Prins Hendrik, Koningin Emma en Kroonprinses Juliana in de Crême Calèche

George Victor (Arolsen, 14 januari 1831 - Mariënbad, 12 mei 1893), soms George III Victor genoemd, was van 1845 tot 1893 vorst van Waldeck-Pyrmont. Hij was de zoon van Vorst George II en Emma, dochter van Victor II van Anhalt-Bernburg-Schaumburg-Hoym. Koningin Emma der Nederlanden, tweede echtgenote van Willem III, was zijn dochter en Koningin Wilhelmina dus zijn kleindochter. Hij was zeer religieus, las veel en was geïnteresseerd in de wetenschap. George Victor besteeg na de dood van zijn vader reeds in 1845 de troon. Vanwege zijn minderjarigheid nam zijn moeder tot 1852 de regering waar. Op 14 januari van dat jaar werd hij meerderjarig, maar hij weigerde de regering te aanvaarden zolang de democratische constitutie van 1849 nog van kracht was. Hierop legde de regering de landdag een nieuwe constitutie voor, die op 17 augustus, de dagz,van George Victor's aanvaarding van de regering, werd gepubliceerd.

Sophie Nicoline (27 juli 1854 - 5 augustus 1869) Pauline Emma Auguste Hermine (19 oktober 1855 - 3 juli 1925), gehuwd met Alexis zu Bentheim und Steinfurt (17 november 1845 - 21 januari 1919) Georgina Henriette Maria (23 mei 1857 - 30 april 1882), gehuwd met Willem II van Württemberg Adelheid Emma Wilhelmina Theresia (2 augustus 1858 - 20 maart 1934), gehuwd met Willem III der Nederlanden Helena Frederika Augusta (17 februari 1861 - 1 september 1922), gehuwd met Leopold, Hertog van Albany, moeder van Karel Eduard van Saksen-Coburg-Gotha Frederik Adolf Herman (20 januari 1865 - 26 mei 1946), Vorst van Waldeck en Pyrmont, gehuwd met Bathildis (21 mei 1873 - 6 april 1962) Louise Elisabeth Hermine Erika Pauline (6 september 1873 - 23 november 1961), gehuwd met Alexander zu Erbach-Schönberg (12 september 1872 - 18 oktober 1942)


De Familie van Waldeck-Pyrmont

Hij koos in de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog (1866) snel en beslist voor de zijde van Pruisen en sloot zich hierna aan bij de Noord-Duitse Bond. De landdag wenste Waldeck-Pyrmont vervolgens volledig met Pruisen te verenigen. Pruisen ging hier niet op in, maar aanvaardde op 18 juli 1867 wel het Akzessionsvertrag, volgens welk de regering voor een periode van tien jaar op dat land overging. Slechts het recht op gratie, het gezag over de kerk en de goedkeuring van wetgeving bleven onder beheer van de Vorst. Krachtens de militaire conventie van 6 augustus werd het Waldeckse contingent bij het Pruisische leger ingelijfd. Waldeck-Pyrmont trad in 1871 toe tot het Duitse Keizerrijk. Het Akzessionsvertrag werd in 1877 en 1887 verlengd. Op 26 september 1853 trad hij te Biebrich in het huwelijk met Helena van Nassau-Weilburg (1831-1888), dochter van Hertog Willem van Nassau.

Uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren.

George Victor hertrouwde in 1891 met Louise van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg (1858-1936), dochter van Frederik II van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg. Hij stierf in 1893 en werd opgevolgd door zijn oudste zoon Frederik Adolf Herman, die de laatste regerende vorst zou zijn.

Uit zijn tweede huwelijk werd één zoon geboren:

Victor Walraad Frederik Adolf Willem Albert (26 juni 1892 -17 oktober 1914)

Stamboom Emma van Waldeck-Pyrmont (1858-1934)

Grootouders

George van Waldeck-Pyrmont (1789-1845), trouwde in 1829 met Emma van Anhalt-Bernburg-Schaumburg-Hoym (1802-1858)

Ouders

Wilhelm van Nassau-Weilburg (1792-1839) trad in 1829 in het huwelijk met Pauline van Württemberg (1810-1856)

Kinderen:

George Victor van Waldeck-Pyrmont (1831-1893) trouwde in 1853 met Helena van Nassau-Weilburg (1831-1888)

*
Emma van Waldeck-Pyrmont (1858-1934)
Trad in het huwelijk in 1879 met
*
Willem III van Oranje-Nassau (1817-1890)
Uit dit huwelijk werd het navolgende kind geboren:
*
Wilhelmina (1880-1962)
Zij trouwde in 1901 met
*
Hendrik van Mecklenburg-Schwerin (1876-1934)
Uit dit huwelijk werd het volgende kind geboren:
*
Juliana (1909-2004)
trad in 1938 in het huwelijk met
Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld (1911-2004)
Kinderen:
*
Beatrix (1938-heden)
Irene (1939-heden)
Margriet (1943-heden)
Christina (1947-heden)

Beatrix, Koningin der Nederlanden (1938-2013) trad in 1966 in het huwelijk met Jonkheer Claus von Amsberg, Prins der Nederlanden

Zij kregen de volgende nakomelingen:

*****

  1. Kroonprins Willem-Alexander Claus Georg Ferdinand (27 april 1967), Prins van Oranje (1980), Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg. In 2013 Koning Willem-Alexander der Nederlanden.
  2. Prins Johan Friso Bernhard Christiaan David (25-09-1968 - †12-08-2103), Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg.
  3. Prins Constantijn Christof Frederik Aschwin (11-10-1969), Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg.

Geschiedenis Vorstendom Waldeck en het Graafschap Pyrmont

Voor het eerst werd er in het jaar 1120 gewag gemaakt van een Kasteel Waldeck genaamd. Dit was gesitueerd op een van de oevers van de rivier de Eder in Duitsland. Als eigenaren van dit slot worden dan genoemd de Graven van Schwalenberg. Ene Graaf Volkwin Schwalenberg II verkreeg het eigendom dankzij zijn huwelijk met Luitgard, de dochter van Graaf Poppo I von Reichenbach en Hollende. Door de geeuwen heen waren de generatie's na deze Graaf in staat het gebied verder uit te brieden door huwelijken en grond aankopen. In feite was Waldeck een leengoed van het Aartsbisdom Mainz. In het jaar 1349 werd het leengoed verheven tot een Graafschap en na de door van Hendrik VI, splitste de familie zich op in twee takken. De ene oudere lijn (Landauer) met Graaf Adolf III en de de andere lijn (Waldecker) met Graaf Henry VII. Beide lijnen werden door financiële problemen, maar ook door de de definitieve overwinning op de Landgraaf van Kurmainz in 1427 en het verkrijgen van het Graafschap Ziegenhain, onder gebracht bij het Graafschap Hessen (Hessen-Kassel 1576). De Landgraaf betaalde de Graven van Waldeck een leengeld om schulden af te lossen, De Waldecker lijn werd in 1486 verdeeld, na de dood van Hendrik VIII, in de takken Waldeck-Wildungen en Waldeck-Eisenberg. Na het uitsterven van de Landauer lijn in 1495 met als laatste Graaf Otto IV, kwam het in het bezit van Wildungen en Eisenberg. In 1526 en 1529 werd de reformatie uitgevoerd onder leiding van de Graven Philipp IV van Waldeck-Wildungen en Filips III van Waldeck-Eisenberg en tevens samengevoegd.

Groot Wapen van Waldeck-Pyrmont

In 1625 verkregen de Graven van Waldeck-Pyrmont, die naam had men inmiddels aangenomen, via een erfenis het gebied in handen. In 1639 kwam het Graafschap tesamen met de gebieden Het landCuylenburg kwam in Gelderland en tenslotte met de landgoederen Münsterland, Palant en Witten, in 1640, in de deelstaat Thüringen, als een leengoed van de Hertogen van Saksen-Altenburg. In 1640, door vererving aan Waldeck-Pyrmont.

De laatste was echter al verkocht in 1677 aan Hertog Friedrich I van Saksen-Gotha-Altenburg .Georg Friedrich van de Nieuwe Eisenberger lijn, erfde in 1664, een groot deel van Graafschap Waldeck-Eisenberg en noemde zich daardoor "Georg Friedrich Graf und Herr zu Waldeck, Pyrmont en Cuylenburg, Baron van Tonna, Palander, Witten.

In 1682 werd hij door Keizer Leopold opgevoed als een Prins van Waldeck in de Keizerlijke Paleis. Juni 1685, introduceerde hij door een verdrag met Graaf Christian Ludwig van de nieuwere Wildunger de primogenituur lijn in de algemene Huis Waldeck. Keizer Leopold I bevestigde deze overeenkomst in 1697. Na de dood van Frederik in 1692 kwam Georg Christian Ludwig dus als enig heerser in het bezit van de hele provincie.

De provincie Cuylenburg en de regering viel echter toe aan Werth in 1714, na in november 1680 het huwelijk te hebben afgerond van zijn dochter Sophia Henriette (1662-1702) met Hertog Ernst van Saksen-Hildburghausen, in de deelstaat Saksen-Hildburghausen. Dankzij meerdere nalatenschappen van verschillende secondaire lijnen binnen de familie's - in 1692 met de vernieuwde Wildunger lijn.

In 1712 werd de Graaf van Waldeck een Rijksvorst. Het land werd daarmee ook een Vorstendom. De Vorst was toen Friedrich Anton Ulrich van Waldeck en Pyrmont. De onrust op de drempel van 18e naar de Eeuw overleefde het Vorstendom ternauwernood. In 1807 treedt Waldeck toe tot de Rijnbond en in 1815 tot de Duitse bond. De staatsschulden zijn in 1850 torenhoog opgelopen: 600.000 thaler, terwijl de inkomsten 150.146 thaler (a ƒ 1,75) bedragen. Waldeck-Pyrmont levert 519 man aan het bondsleger. De constitutie werd op 17 augustus 1852 vernieuwd. Waldeck had op 1 augustus 1862 een militaire conventie met Pruisen gesloten, dus voerde het in 1866 mee op de golven van de oorlog tussen Pruisen en Oostenrijk aan de zijde van Pruisen en ontsnapt door het (in tegenstelling tot Hessen-Kassel) aan de annexatie. Het heeft zelfs territoriale winsten zoals Hessen-intestinale stedelijke enclaves met het Hessische Höringhausen, Eimelrod, Hemminghausen en Deisfeld, voorheen onderdeel van de Hessische Frankenberg.


Slot Arolson en Waldeck

Aangezien de kleine en financieel zwakke Vorstendom, niet de verplichte bijdragen kon betalen die het verschuldigd was aan de Noord-Duitse Bond, kwam een zogenaamd Akzessionsvertrag met Pruisen. Kanselier Bismarck had het idee van een unie met Pruisen geweigerd om redenen van prestige. Waldeck sloot in oktober 1867 Akzessionsvertrag met Pruisen, bijgevolg was het Vorstendom onafhankelijk. Die onafhankelijkheid duurde niet lang. In januari 1868 nam Pruissen, mede door overheidstekorten en een rommelige interne administratie, met inbegrip van justitie en onderwijs, het Prinsdom, maar volgens de wetten van Waldeck, over. Pruisen benoemde sindsdien in formele overeenkomst met de Prins, een staatmanager.

De bevoegdheid werd uitgeoefend door de Pruisische hof in Kassel, voor het deel van het land Pyrmont, geschiedde dit in Hannover. De Vorsten werden
alleen de administratie van kerkelijke zaken, de amnestiewet en het recht op instemming in de wet toegekend. Wel bleef de Vorst de opbrengst van de
domeinen ontvangen. Het contract werd vervolgens verlengd, telkens voor tien jaar. In 1871 werd Waldeck een federale deelstaat van Duitsland. In 1879
trouwde Koning Willem III met de 20-jarige Prinses Emma van Waldeck-Pyrmont (dochter van Prins Georg Viktor).


Stadtpark Korbach en de stad Arolson

Korbach is nu de hoofdstad van Waldeck; de residentie is Arolsen. Korbach ligt aan de Itter, die de stad in een oude en nieuwe stad verdeeld. Er is een kasteel, een gymnasium, een civiele en criminele rechtbank ('Hofgericht'), een weeshuis en een fabriek van wollen stoffen. Arolsen heeft een gymnasium, een slot met een muntkabinet en een verzameling van oudheden uit Herculaneum en Pompeij, wolweverij en lederwarenfabriek.

Na de 1e Wereldoorlog wordt Waldeck in november 1918 een 'Freistaat' en een 'constituerende staat' van de Weimar republiek genoemd. Op 1 april 1929 gaat Waldeck op verzoek van de eigen bevolking op in Pruisen . Pyrmont heeft zich al in 1922 aangesloten bij Pruisen.

In de 2e Wereldoorlog gaan de drie 'Kreise' (Twiste, Eisenberg en Eder) samen. De belangrijkste overheidsorganen gaan dan van Arolsen naar Korbach. Thans is het voormalig Vorstendom Waldeck het hoofddeel van de Landkreis Waldeck-Frankenberg . De grootste plaatsen in deze 'kreis' zijn: Rhoden, Volkmarsen, Arolsen, Willingen, Twiste, Korbach, Waldeck, Frankenberg, Bad Wildungen, Gemünden, Battenberg, Hatzfeld (Bundesamt).