Wapen Orange De Huizen van Oranje en NassauWapen Nassau

Graf Napoléon en de Koepel)
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

Napoleontische Heersers

Hortense de Beauharnais

Vergeten Koningin van Holland

Hortense Eugénie Cécile de Beauharnais (Parijs, 10 april 1783 — Slot Arenenberg in Thurgau, 5 oktober 1837) was Koningin van Holland en de moeder van Keizer Napoleon III. Ze was de dochter van Alexandre de Beauharnais en Joséphine Tascher de la Pagerie, die na de executie van haar echtgenoot hertrouwde met Napoleon Bonaparte. In 1802 werd zij uitgehuwelijkt aan Napoleons broer Lodewijk Napoleon en werd zo in 1806 Koningin van Holland. Het was een zeer ongelukkig huwelijk. In 1810 gingen de twee uit elkaar. Wel werden er drie zoons uit geboen, onder wie de latere Keizer Napoleon III (van wie echter ook wel wordt beweerd dat Carel Hendrik Verhuell de eigenlijke vader is). Met haar minnaar Charles Joseph de Flahaut kreeg ze nog een zoon, Charles Auguste Louis Joseph, die door zijn halfbroer Napoleon III in 1862 tot Hertog van Morny werd gemaakt.

Hortense de Beauharnais en Napoléon Karel

Van 1 juli tot 13 juli 1810 was zij regentes voor haar zoon Napoleon Lodewijk die door zijn vader tot Koning van Holland benoemd was. Na de verbanning van Napoleon in 1814 kon Hortense onder nescherming van tsaar Alexander I in Parijs blijven maar - ondanks het feit dat haar moeder en Napoleon waren gescheiden - steunde zij haar stiefvader na zijn terugkeer van Elba in 1815. Na diens definitieve ondergang ontvluchtte ze Frankrijk. Ze maakte reizen door Duitsland en Italië en kocht uiteindelijk het slot Arenenberg in het Zwitserse kanton Thurgau waar ze tot haar dood in 1837 zou blijven wonen.

Hortense kreeg samen met Lodewijk Napoleon drie kinderen:

Zij was ook als componiste bekend, en schreef ± 140 'Romances', voor sopraan en piano of harp, waaronder het in de eerste helft van de negentiende eeuw erg populaire "Partant pour la Syrie". Partant pour la Syrie was van 1852 tot 1870 het Franse volkslied. De kunstzinnige Koningin kon ook goed tekenen; zij portretteerde Charles de la Bédoyère en ontwierp de versierselen van de Orde van de Unie .Op 23 juni vond de officiële intocht van het Koninklijk paar in Den Haag plaats. Die morgen nam de Koningin van Holland zich voor zich volledig in te zetten om haar onderdanen te geven wat er van haar verwacht werd.

Ze had de gracieuze beweging die haar moeder maakte als ze aan haar gasten werd voorgesteld vanzelf overgenomen; vriendelijk en belangstellend met juist voldoende afstand om haar vorstelijke waardigheid op te houden. Ze reden onder een gebeeldhouwd poortje door en stonden stil op het versierde Binnenhof, waar zich de middeleeuwse Ridderzaal verhief met twee bouwvallige torens en een gotisch roosvenster. Links ontwaarde ze de hofkapel waarin het gebeente van de oudste Graven en Gravinnen van Holland rustte. Aangestaard door het toegestroomde volk stapte Hortense uit haar koets. De wind rukte aan haar japon en ze liep zo snel de beleefdheid het toeliet over de rode loper naar de zuidelijke vleugel, die er nog nieuw uitzag. In de schaduw van de arcaden bevond zich de poort naar een duistere hal vanwaar een trap naar de eerste verdieping leidde. Daar betrad ze de zaal waarin ruim tien jaar geleden Prins Willem V van Oranje snikkend afscheid had genomen van zijn onderdanen. Kort daarna werd op dezelfde plaats de eerste Nationale Vergadering van de Bataafse Republiek geopend. Nu stond er een troon voor Koning Lodewijk Bonaparte van Holland opgesteld. Voor de Koningin was er geen troon. De Koning vond dat niet wenselijk. Ze moest plaatsnemen op een tribune.

Voltaire 'Canaux'

Op 1 Januari 1807 was er in het paleis in den Haag een schitterend bal plaats. De etiquette werd tot in de kleinste bijzonderheden door de Koning geregeld en met bijna pijnlijke nauwgezetheid hield hij zich hiermee bezig. Niet alleen met de grote staatsbelangen maar ook met de geringste onderdelen van de hofhouding. Zijn achterdocht bleek duidelijk uit de voorzorgen die hij nam bij het aanstellen der hofbedienden. Zelfs de minste koksjongen of stalknecht mocht niet benoemd worden dan bij Koninklijk Besluit, na de strengste informaties en als het Fransen gold, dan moesten de getuigen nog beter op hun antecedenten onderzocht worden.

Dit bracht tussen de beide partijen hoe langer hoe meer ontevredenheid teweeg. Maar op het bal, dat zeer geanimeerd was, schenen de vetes voor een ogenblik vergeten, men dacht er slechts aan zich te amuseren en de treurige tijden uit de herinnering te verdrijven. Helaas! reeds in een van volgende dagen vond in Leiden de ontzettende ramp plaats. Een kruitschip ontplofte. Lodewijk deed er alles aan om zoveel mogelijk het leed te verzachten en de treurige gevolgen te verminderen. In persoon was hij aanwezig en stelde zijn geld ter beschikking om het leed van de slachtoffers te verzachten.

Ondanks dat, was Hortense zeer gevleid door haar verheffing tot Koningin. Zij stond nu boven al haar zwagers en schoonzusters, vooral boven de nijdige Murat's, haar grootste vijanden. Bovendien bepaalde de nieuwe Constitutie dat zij bij overlijden van haar man regentes werd over haar minderjarige zoon, en al scheen deze gebeurlijkheid zeer verre - Louis was pas acht-en-twintig jaar - dat zij in de grondwet erkend werd, was reeds een onderscheiding. Had de keuze aan haar gelegen, zij zou zeker niet de kroon van Holland hebben gewenst. Terzelfdertijd werd Joseph Koning van Napels; over dit land van zonneschijn, kunst en poëzie had Hortense liever geregeerd. Zij vond zichzelf stellig beter geschikt voor Koningin van dit toverland dan de goede, burgerlijke Julie, die er zich trouwens evenmin kon wennen in haar rijk van moerassen en mist, zoals de Fransen ons land niet zeer welwillend noemden.

De reputatie van Holland was waarlijk niet schitterend. Voltaire was kort en krachtig em deed dat af in een woord "canaux". Schoelje! Nog meer dan thans waren allerlei legenden er over in omloop van pijpenrokende heren en stovenlievende dames, van overdreven netheid in de huizen en verregaande zorgeloosheid voor de lichamen - men meende zelfs dat de zon er nooit scheen en dat men er nooit rijden kon en steeds varen moest. Voor de Franse Prinsessen en edelvrouwen was Parijs de enige bewoonbare stad en elk verblijf daarbuiten stond gelijk met verbanning.

Hoe betreurde madame de Staël in de heerlijke natuur van Zwitserland, in de paradijsachtige omgeving aan het meer van Genève, de kleine beek of goot die langs haar huis in de Rue de Bac te Parijs stroomde en voelde zij zich daar even ongelukkig als Ovidius, verre van Rome in de woeste Balkan! Hortense, die hoogstwaarschijnlijk zo goed als niets wist over haar nieuw land, schreef onmiddellijk aan mevrouw Campan haar de boeken op te geven, waarin zij allerlei aardrijk's- en geschiedkundige bijzonderheden kon vinden over Holland. De goede vrouw liet zich niet onbetuigd. Zij jubelde omdat een van haar leerlingen tot Koningin was verheven. Zelf ging zij aan de studie en wist haar Koninklijke leerling veel te vertellen over de oorsprong van de naam Holland - terre creus - en niet een verbastering van Houtland - over de Stadhouders (sic), over het Huis Ten Bosch enz.

Napoléon Lodewijk Bonaparte

Napoleon Lodewijk Bonaparte (Frans: Napoléon Louis Bonaparte) (Parijs, 11 oktober 1804 - Forlì, 17 maart 1831) was de tweede zoon van Koning Lodewijk Napoleon en Hortense de Beauharnais. In 1810 was hij als opvolger van zijn vader als Lodewijk II korte tijd Koning van Holland. Napoleon Lodewijk werd na de dood van zijn oudere broer Napoleon Karel in 1807 Kroonprins. In 1809 benoemde zijn Keizerlijke oom Napoleon I hem, als opvolger van Joachim Murat, tot Groothertog van Berg. Enige feitelijke macht was hiermee niet verbonden. Toen Lodewijk Napoleon in 1810 naar aanleiding van het conflict met zijn broer aftrad, werd Napoleon Lodewijk op 1 juli 1810 zijn opvolger. Zijn moeder Hortense trad als regentes op.

De bedoeling van Napoleon Lodewijk's troonsbestijging was geweest in ieder geval de zelfstandigheid van Holland te bewaren, maar de Keizer negeerde het besluit en annexeerde het land op 13 juli van datzelfde jaar. Hij liet de kleine Napoleon Lodewijk naar Frankrijk overbrengen.Na Napoleons nederlaag in de Volkerenslag bij Leipzig werd het Groothertogdom Berg opgeheven (1 december 1813) en verloor Napoleon Lodewijk ook deze titel. Hij nam hierop de titel Graaf van Flahaut aan. Een jaar later voerden zijn ouders een proces over de voogdij dat door zijn vader werd gewonnen. Op 23 juli 1827 trad hij te Florence in het huwelijk met zijn nicht Charlotte Bonaparte, dochter van zijn oom Jozef. Het huwelijk bleef kinderloos. Napoleon Lodewijk nam in 1831 samen met zijn jongere broer Karel Lodewijk Napoleon deel aan een opstand tegen het pauselijk gezag in Italië. Hierbij overleed hij op 17 maart aan roodvonk.

Hij ligt begraven in Saint-Leu-la-Forêt. Alle boeken, die zij over ons land machtig kon worden, las of bladerde zij door. De lerares ergerde zich over een schrijver, die zich vrolijk maakte over de geldzucht der Hollanders en zei dat bij hen de goudduivel, met tabakbladen gekroond, zetelde op een troon van kaas. Natuurlijk onthield zij Hortense haar kostbare raadgevingen niet. Zij die beweerde de intiemste vertrouwde geweest te zijn van Marie Antoinette en die zij ook menigmaal van raad diende.

Dit was het land, waarover het jonge Koningspaar tot regeren was geroepen. Reeds acht dagen na Lodewijk's aanvaarding van de Koningskroon moesten, zij op hoog bevel daarheen reizen. Zij hadden druk werk in die korte tussentijd, want zij moesten hun huis inrichten of liever broer Napoleon belastte er zich mede, zo als hij alles wat zijn familie betrof op zich nam. Opperstaleester van de nieuwe Koning werd Auguste de Caulaincourt, broer van Armand, die dezelfde waardigheid bij de Keizer bekleedde. Grootmeester werd de Senégras, de Boucheporn, Prefect van het paleis, de Marmold, stalmeester, Després secretaris, en Plantade kapelmeester. De eredames van Hortense waren madame de Véry, later opgevolgd door madame de Caulaincourt tevens haar schoolvriendinnen Adèle Aiginé, zuster van mevrouw Ney, getrouwd met Baron de Broc - Grootmaarschalk van het paleis- en mevrouw César Delaville; dan nog mevrouw de Villeneuve, wiens man Kamerheer van de Koningin was, de Gravin Mollien, mevrouw d'Arjuzon en mevrouw de Boucheporn.

De meeste van deze dames waren jong, mooi en allen van onbesproken gedrag. Zij koesterden voor Hortense een dweepzieke bewondering en verering, hetgeen niet te rijmen valt met de bewering van sommigen, dat Hortense zich meer bemind wist te maken bij de mannen dan bij de vrouwen. De gouvernante der beide Prinsjes was mevrouw de Boubers, die zeer vele goede hoedanigheden bezat, maar op het eerste ogenblik geen prettige indruk maakte. Het eerste wat men van haar zag was haar neus van verbazenden omvang. Lengte, breedte, diepte, zei een spotvogel, niets ontbrak; men kon wel zien dat haar vader, de beroemde krijgskundige Folard, niets anders aan zijn hoofd had dan den bouw van geweldige bastions. Haar stond een ondergouvernante, mevrouw de Mornay, ter zijde. Een andere schoolkameraad van Hortense was haar voorlezeres, Louise Cochelet, wier afgod zij was.

Koning Lodewijk Napoléon van Holland

Om haar gemis van schoonheid noemden vriendelijke zielen haar gaarne mademoiselle "Cochelaide". Zij heeft gedenkschriften nagelaten, waarin haar bewondering voor Hortense, zo niet haar vergoding, soms de grenzen van het gepaste te buiten gaat en die men dus slechts met het grootste voorbehoud kan vertrouwen.Eindelijk Hortense's aalmoezenier - de abbé Bertrand, dien zij ook nog kende van het pensionnaat van mevrouw Campan, waar hij de geestelijke raadgever was geweest. Later, na de val van het keizerrijk, bleef hij bij haar als gouverneur van Prins Louis, de latere Keizer Napoleon III. De meeste van deze hofbeambten waren getrouwd en bijna allen gekozen uit de oude Adel. Hortense, de royalistische Koningin, zooals 't heette, hechtte nog steeds aan titels en geslachtsbomen.

Zij kon niet vergeten dat zij een geboren Gravin of Markiezin was. Napoleon vond dit niet onaangenaam; hij zag gaarne rondom zijn stiefdochter dien goeden toon en de distinctie, welke hij bij zijn eigen familie noode miste. De uniformen waren ook door de Koning gekozen De grootofficieren droegen groen met goud borduursel, de kamerheeren rood en goud, de stalmeesters en de prefect van het paleis blauwen goud. De Koninklijke lijfwacht had een uniform van wit laken met karmozijnrode opslagen; dit was ook de lievelingsdracht van de Koning. Toen de Vorsten in hun nieuw land aankwamen, moesten zij spoedig ondervinden dat de vreugde over hun verheffing lang niet algemeen was.Rotterdam weigerde hun de sleutels der stad aan te bieden.

De Hollanders vonden de stoet Fransen, die zij meebrachten te groot en meenden dat het gepaster zou geweest zijn zich meer te omringen met hun nieuwe onderdanen. Zij hadden gehoopt dat hun Koning een voorbeeld zou nemen aan het vroegere tamelijk burgerlijke hof der Oranje's; de Fransen echter wensten niets liever dan hier in het klein het Keizerlijke hof te kopieeren. Vandaar reeds dadelijk allerlei wrijvingen en onaangenaamheden, waaraan pas een einde kwam toen Lodewijk aan de Admiraal Verhuell opdroeg met de grootmeester de Senégras zijn personeel naar algemeen genoegen te regelen.

De Koninklijke familie nam eerst haar intrek in 't huis Ten Bosch, waar zij met zeer veel hoofsheid de deputatie's der verschillende lichamen ontvingen Koningen Koningin toonden in het beantwoorden der redevoeringen veel tact en maakten een gunstigen indruk. Zij voelden, dat zij voet voor voet de liefde van hun republikeins onderdanen moesten winnen en zich doen vergeven dat zij hun eigenlijk door de kracht der omstandigheden waren opgedrongen. Na enige dagen verblijf in het lustslot van Amalia van Solms deden Hunne Majesteiten hun plechtige intocht in den Haag. Lodewijk ontstemde voor 't eerst zijn Keizerlijken broeder door de Franse troepen, die in Den Haag gekampeerd waren, niet als geleide te willen hebben. Hij wilde niet geëscorteerd door vreemde soldaten zijn hoofdstad binnentrekken en ontnam hierdoor aan zijn intocht veel plechtigheid.

Hortense in de bloei van haar leven

De Hollanders spraken met de grootste achting van haar, zij roemden haar lieftalligheid en weldadigheid en betreurden het alleen dat de Koningin zich in hun land niet kon of wilde gewennen. Dirk van Hogendorp zegt in zijn "Herinneringen", dat zijn vrouw - een Prinses van Hohenlohe, zeer intiem met de Hortense bevriend - vast overtuigd was van haar onberispelijk gedrag en een hoog denkbeeld had van haar deugd. Aan Hortense's beminnelijkheid twijfelde volgens hem niemand, want zij was algemeen zeer bemind. De Koning vond hij verbitterd en zonder reden belachelijk jaloers. Het is te begrijpen dat Louis het onaangenaam vond de naam te hebben zijn vrouw ongelukkig te maken, de schuld te krijgen als zij er slecht en bedroefd uitzag. Nog erger, te weten dat zij in Parijs over hem klaagde, zodat Josephine en Napoleon hem voor haar beul aanzagen. Maar in plaats van haar vriendelijk tegemoet te komen, behandelde hij haar steeds koeler en wantrouwender, liet haar boeten voor zijn eigen fouten. Hij was, ondanks zijn vele goede hoedanigheden, die hem misschien moreel hoger deden staan dan zijn Keizerlijke broer, een lastig mens om mee om te gaan. Allerlei kleine hebbelijkheden maakten het ook zijn hovelingen moeilijk steeds in vrede met hem te leven.

Vooral zijn koppigheid en vasthoudendheid aan eenmaal opgevatte denkbeelden, samengaande met groote wispelturigheid, deden hem onbetrouwbaar zijn en waren oorzaak, dat harten, die eerst hem tegemoet waren gekomen, zich weer terugtrokken en verkilden. Zijn ziekelijke toestand - somtijds leed hij aan aanvallen van hevige gewrichtspijnen, miste hij het gebruik van been of arm - was hiervan tot op zekere hoogte oorzaak; wanneer het echter waar is, dat voor eIken mens één manier bestaat om met hem om te gaan, dan is het zeker te betreuren dat Hortense deze niet heeft kunnen of willen vinden. Een groot karakter, diepe godsdienstige beweegredenen bij gebrek aan innige liefde hadden een vrouw misschien in staat gesteld het hart van den "lamme" Koning - zooals zijn onderdanen hem sottovoce noemden - te winnen. Zijn achterdocht te bestrijden en de donkeren levenskijk te op te fleuren.

Maar Hortense, hoe lief en aantrekkelijk ook, was te oppervlakkig en te veel met zichzelf ingenomen en innerlijk niet sterk en niet vroom genoeg om zulk een verovering te willen beproeven. Noch haar opvoeding, noch haar omgeving of levensopvatting hadden haar op een voldoende hoog standpunt geplaatst om vóór alles zich zelf te vergeten en te trachten haar man op zijn wijze gelukkig te maken. In deze maanden fluisterde men ook, dat Louis zijn vrouw reden gaf tot jaloezie door zijn oplettendheden jegens een van haar hofdames, mevrouw Huyghens, geboren Löwendal, een mooie, geestige en eerzuchtige vrouw. Hoe onverschillig Hortense ook tegenover haar man mocht zijn, ontrouw van hem was haar ondragelijk.

Misschien ook was het haar doel hem die haar met zijn achterdocht vervolgde, op haar beurt van schuld te overtuigen - zij nam de zaak, die misschien in den grond onbetekenend maar door lasteraars aangedikt was, zeer hoog op. Als freule Löwendal, werd verteld, had mevrouw Huyghens in Kopenhagen, waar haar vader gezant was geweest, aanleiding gegeven tot praatjes. De Koningin benoemde een commissie, bestaande uit aanzienlijke Nederlanders om in Denemarken om het gedrag van haar hofdame te onderzoeken. Het scheen een intrige met een Deense Prins te betreffen. De commissie vertrok en met veel kosten werd het onderzoek daar geleid alsof het een staatsbelang gold. Het merkwaardigste was zeker dat de Koning, van alles op de hoogte, niets deed om de dwaze onderneming te beletten. Het rapport van de ambassade scheen niet gunstig te luiden, want mevrouw Huyghens verliet het hof en zij in behoeftige omstandigheden haar leven eindigde.

De andere Hollandse hofdames namen Hortense dit krasse optreden kwalijk. Het waren de dames Clifford, van Heeckeren en van de Poll, die haar ernstig hadden afgeraden zulke maatregelen tegen hun landgenote te nemen. Hortense werd meer en meer ongelukkiger binnen haar huwelijk. Beide echtelieden brachten meer tijden buiten hun echterlijk sponde door met anderen dan erin. Deze situatie kon niet zo langer doorgaan en de Koningin sprak er met haar stiefvader Napoleon over en met goede vriendinnen. Napoleon wilde niets weten van een echtscheiding tussen haar en Lodewijk Napoleon. Neen, ze moesten door te gaan op de ingeslagen weg, zo vond de Franse Keizer en dienden daarmee zijn idealen. Die waren belangrijker dan het geluk van Hortense. Staatsbelang prevaleerde nu eenmaal en tesamen met alle broers, neven en nichten had Napoleon zijn zaakjes goed voor elkaar. Dat was ook zijn opzet geweest. Terug in Den Haag verslechterde de relatie tussen Hortense en Louis zienderogen.

Steeds vaker kwam het tot felle woordenwisselingen, en ten slotte leefden zij in hetzelfde paleis zoveel mogelijk gescheiden. Enkele stuntelige en ontactische toenaderingspogingen van de Koning liepen op niets uit. Hortense zag alleen Louis’ ziekelijke achterdocht en jaloezie die het leven aan het hof steeds verder insnoerden in een verstikkend protocol. In haar Mémoires noemde zij zichzelf ‘een gevangene in dat paleis’. Aanvankelijk deed Hortense haar best haar taak als Koningin naar vermogen te vervullen. Zij woonde officiële plechtigheden en festiviteiten bij, bezocht geregeld de lokale middenstand en kocht in Den Haag en Amsterdam voor aanzienlijke bedragen aan kostbare stoffen en sieraden.

De jonge Hortense

Het begin van populariteit dat hiervan het gevolg was, wekte evenwel de afgunst van de koning. Toen hij haar vervolgens op de achtergrond probeerde te dringen, verzette zij zich daar niet tegen. Het was voor Hortense een reden te meer zich met haar getrouwen en personeel in haar deel van het paleis af te zonderen. Het enige wat Hortense en Louis nog verbond, waren hun twee kinderen. In de nacht van 4 op 5 mei 1807 moesten beide ouders echter machteloos toezien hoe hun oudste, vierenhalfjarige zoontje Napoléon-Charles als gevolg van kroep langzaam stikte in zijn bed. De koningin was ontroostbaar en zonk weg in apathie. Het leek haar omgeving daarom beter Hortense met haar jongste kind, Napoléon-Louis, naar haar moeder in Parijs te laten vertrekken. Dat zij daarmee ook haar echtgenoot moest verlaten zal zij op zijn minst als een geluk bij een ongeluk hebben beschouwd. In augustus 1807 zagen Hortense en haar echtgenoot – die eveneens zwaar was aangeslagen door de dood van zijn zoontje en in Frankrijk herstel zocht – elkaar terug in een kuuroord in de Pyreneeën.

Daar leek het tot een toenadering te komen, zelfs in die mate dat Hortense opnieuw zwanger raakte. Maar na aankomst in Parijs staken de irritaties en meningsverschillen weldra weer de kop op en weigerde Hortense met Louis terug te gaan naar Holland. Ten slotte wist Joséphine Napoleon te overreden dat Hortense in Parijs zou mogen bevallen. De huwelijksbreuk was nu volkomen. Noch bij de geboorte van hun derde zoon Louis-Napoléon – de latere keizer Napoleon III – op 20 april 1808 noch bij de doopplechtigheid anderhalve maand later wenste de vader aanwezig te zijn. Eindelijk had Hortense haar doel bereikt: zij was Koningin van Holland in Parijs. Met haar titel nam zij een vooraanstaande plaats in aan het
Keizerlijk hof en zij genoot van wat de Franse hoofdstad op het gebied van kunst en vermaak te bieden had. Het is daarom niet verwonderlijk dat Holland in Hortense's gedachten spoedig naar de achtergrond verdween.

Al met al zou de Koningin drie jaar in Frankrijk blijven. Louis drong niet meer op haar terugkeer aan, omdat hij zijn huwelijk als definitief beëindigd beschouwde. Verzoeken van beiden om een echtscheiding werden evenwel door de Keizer afgewezen. In 1810 kwam aan Hortense's zorgeloze bestaan in Parijs een einde. Napoleon – inmiddels zelf wel gescheiden van Joséphine – was in april van dat jaar in het huwelijk getreden met de Oostenrijkse aartshertogin Marie-Louise van Habsburg. Hij vond het vanaf dat moment beter dat de dochter van zijn ex-echtgenote niet langer prominent aan het hof in Parijs verbleef en dwong haar zich weer bij Louis in Holland te voegen. Zodoende keerde Hortense op 14 april 1810 terug in ‘haar’ koninkrijk. In het Koninklijk Paleis in Amsterdam werd echter onmiddellijk duidelijk welke positie zij naast de koning zou innemen. Alleen naar buiten toe moesten zij als koninklijk paar optreden, binnenskamers wenste Louis hun samenzijn tot het absolute minimum te beperken. Eenzaam en doodongelukkig sleet Hortense haar dagen in Amsterdam, totdat haar doktoren besloten ‘verandering van lucht’ voor te schrijven. Uiteindelijk stond Louis haar toe in Frankrijk te gaan kuren.

Zo kon zij tot haar grote opluchting op 1 juni 1810 Holland verlaten. Naarmate ik dichter bij de Franse grens kwam, voelde ik mij herboren worden’, zou zij later in haar Mémoires noteren (II, 82). Een maand later vernam Hortense in haar Franse kuuroord dat Louis geheel onverwachts troonsafstand had gedaan en zijn koninkrijk hals over kop had verlaten. Voor haar was daarmee ‘de Hollandse nachtmerrie’ ten einde. Aangezien Napoleon in 1810 niet verlangde dat Hortense zich bij haar in ongenade gevallen echtgenoot zou voegen, kon zij in Parijs haar oude leefwijze hervatten. De inlijving van Louis’ koninkrijk bij Frankrijk belette haar weliswaar aan het hof nog langer deze titel ‘Reine de Hollande’ te voeren, maar de Keizer stond haar wel toe zich voortaan officieel ‘La Reine Hortense’ te laten noemen. Onder deze nieuwe omstandigheden kon zij eindelijk toegeven aan de gevoelens die zij al sinds 1804 heimelijk koesterde voor de stafofficier Auguste Graaf de Flahaut. Op 21 oktober 1811 werd uit deze romancein het diepste geheim een zoon, Charles, geboren, die later bekend zou worden als de Hertog van Morny.

Na Napoleons nederlaag bij Waterloo in juni 1815 was Hortense gedwongen Frankrijk te verlaten. Na vele omzwervingen vestigde de ballinge zich met haar zoon Louis-Napoléon, in 1817 in Zwitserland, in de villa ‘Arenenberg’ aan het Meer van Konstanz. Van daaruit maakte Hortense vele reizen, vooral naar Italië, waar haar tweede zoon, Napoléon-Louis, bij zijn vader verbleef. Haar zoons waren Hortense's oogappels, en zij was dan ook vol zorg over hun deelname in 1831 aan de – bloedig neergeslagen – opstand van de Italianen tegen hun Oostenrijkse overheersers, waarbij inderdaad Napoléon-Louis het leven liet. Diezelfde bezorgdheid toonde zij opnieuw in 1836 toen Louis-Napoléon een jammerlijk mislukte machtsgreep ondernam in Frankrijk. Het jaar daarop overleed Hortense op 54-jarige leeftijd in ‘Arenenberg’ aan baarmoederhalskanker. Zodoende beleefde zij niet meer dat haar enig overgebleven zoon tenslotte toch nog de macht in Frankrijk in handen kreeg: eerst in 1848 als president van de Tweede Franse Republiek en daarna in 1851 – na een staatsgreep waarbij zijn halfbroer, de Hertog van Morny, hem trouw terzijde stond – als Keizer Napoleon III.

Formeel gezien was Hortense de Beauharnais de eerste Koningin van Holland. Dat dit feit maar al te vaak wordt vergeten, kan niet alleen worden toegeschreven aan de dominante orangistische geschiedvisie op de wording van de nationale monarchie, die voor de Franse wortels daarvan geen plaats wenst in te ruimen. Ook Hortense zelf is hieraan debet. Terwijl in Louis’ leven het vierjarig koningschap een centrale plaats innam, was ‘Holland’ voor zijn echtgenote niet meer dan een onaangename, maar zeer kortstondige episode. In tegenstelling tot de Koning heeft Hortense in ons land geen enkele rol gespeeld en geen sporen nagelaten, zeker niet in de harten van haar onderdanen. Haar verblijf hier, dat vooral door haar onwil en onvermogen samen te leven met haar echtgenoot nauwelijks zesenhalve maand duurde, bleef nagenoeg onopgemerkt.