De Huizen van Oranje en Nassau

Dillenburg (D)
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

 Prinsen van Oranje Nassau

Prinses Maria Louisa van Hessen Kassel

Marie-Louise van Oranje-Nassau-Dietz overleed op 9 april 1796 te Leeuwarden. Zij was in Friesland en ook daarbuiten beter bekend als Marijke Meu of Maaike Muoike. Dat was de naam die het Friese volk haar gedurende haar leven heeft gegeven. Dit als tegenprestatie voor hetgeen zij heeft betekend voor de Friezen. Maria Louise werd geboren in Kassel als dochter van Karel Lodewijk van Hessen-Kassel en Maria Anna van Koerland. Via haar moeder stamde ze af van Louise Juliana van Nassau, de oudste dochter van Willem van Oranje. Zij kwam uit een gezin van veertien kinderen, tien broers en vier zusters. Ze werd streng opgevoed.


Aankondiging van de begrafenis van Marijke Meu en opdracht tot het maken van tekeningen van de Lijkstatie

Zij ontmoette Graaf Johan Willem Friso van Nassau-Dietz en al spoedig was het liefde. iets dat in die periode en in deze families tot de uitzonderingen behoorde. Meestal werd er politiek getrouwd om het geslacht of meer rijkdom of meer aanzien te geven. Echter niet bij deze twee. Kennelijk waren zij voor elkaar bestemd. Op 26 april 1709 vond te Kassel het huwelijk plaats. Het paar ging wonen in het stadhouderlijk hof van Leeuwarden. Haar echtgenoot was niet veel thuis doordatdeze wegens oorlog op het slagveld moest verblijven. Op 14 juli 1711 kwam haar echtgenoot aan bij Moerdijk. Hij wil oversteken naar Den Haag om daar de erfenis van zijn verre neef, Koning-stadhouder Willem III te regelen. Echter, de boot slaat door een rukwind in het zeil om en Johan Willem Friso verdrinkt.


De rouwstoet voor de Grote Kerk in Leeuwarden


Het Corps Friese Staatse Garde van Zijne Doorluchtigen Hoogheid onder bevel van Luitenant-Colonel Fortuyn en werd afgesloten door Luitenant Fr. van de Ley.

Acht en veertig dagen na het overlijden van haar man werd een zoon geboren en die kreeg de namen WillemIV Karel Hendrik Friso.(1707-1751). Daar het kind minderjarig was, nam Maria Louisa de honneurs voor het waar tot aan zijn volwassenheid (18 jaar). Zij werd dus Regentes voor de toekomstige Stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe. De jonge Prins kreeg de juiste opvoeding die hem later in staat zou stellen zijn taken naar behoren uit te voeren. De prinses resideerde afwisselend te Leeuwwarden, Groningen en Paleis Soestdijk. Ook liet zij in Leeuwarden een eigen onderkomen bouwen dat de naam Mariënburg kreeg.


De Garde was de lijftwacht van de Erfstadhouder,tevesn capitein-Generaal en Admiraal der Zeven geunieerde Provinciën.


Dit stoetsdeel werd gesloten door een sergeant en de luitenant Jr. D.G. van Burmania-Rengers

In 1731 zat haar taak als regentes er op. Ze ging het Princessehof in de Leeuwarderse Grote Kerkstraat bewonen, een hof dat in 1731 was aangekocht. Maria Louisa had een belangrijke porseleincollectie. Tegenwoordig is dit in het Princessehof het nationaal keramiekmuseum in leeuwarden te zien. In de jaren hierna vereenzaamde ze. Haar zoon was ontzettend druk, en bovendien was hij vaak in het verre Den Haag. Reizen naar die stad werden haar te vermoeiend om veelvuldig te doen. Daarnaast kon zij bijzonder slecht overweg met haar schoondochter Anna van Hannover. Toen in 1747 Willem IV van Oranje-Nassau ook stadhouder van de andere gewesten van de Republiek werd verbleef hij permanent in Den Haag.


Jong edelman Willem Hendrik van Hambroick. de keukenborsten, een keuken-aide, de port chaise-dragers. Vervolgens lakeien, Semler de hovenier en Gunst de drankschenker. De koks Benfort en Crefer met tenslotte Watié en Hebel kamerdienaren.


Maarschalken van de ceremonie, Jhr. E.H. van Burmania, Jhr F.H. van Harinxsma thoe Heeg en Jhr. G.W. van Doys. Dan de Heraut van Staat Petrus Winck, de kamerbewaarders en Rink Keyert en Johannes Storm. Gevolgd door de Edele uit Oostergo, Jhr. H.D.E. van Aylva,Wilhelmus Bergsma, Cornelis van Scheltinga en de Jhr. T.E.J.H. van Eysinga.

De Opper Stalmeester R.H. van Hambroick, 's lands bouwmeester H. Semler, 's hofs bouwmeester, L. Coulon. De vierhoeken van het lijkkleed worden gedragen door de Edellieden Jhr. Binnert Philip en Ebinga van Humalda, Jhr. Jan Andries van Sytzama, Jhr. Duco Martina van Burmania en Jhr. Tjalling Hommel Haarsolte. De acht Courdonsen van het gehemelte zijn acht Gedeputeerden uit de steden Claas Nyehuis, Fedde Acronius, Yge Mollema, G. van Velzen, T.P. Allinga, Fongerus Domna, Hermanneus Bock en Joh. Haitsma. Het Vorstelijjk Lijk wordt gedragen door vier en twintig Boden.

Door haar aardige karakter werd ze in Friesland heel populair. De bevolking gaf haar de koosnaam Maaike Muoike (Muoike is het Friese woord voor tante). Deze bijnaam leeft nu nog steeds voort. Tevens is het verhaal bekend dat de Prinses in haar draagkoetsje vaak door de straten van Leeuwarden ging. Zij wierp dan steevast suikergoed naar de joelende straatjeugd.


Vier trompetters, Jhr. Age Tjepke Ruurd van Sixma, dragend het 1e kwartier van Brandenburg, alsmede Jhr. Schelto van Heemstra, dragend het 2e kwartier van Brandenburg. Daarna Jhr. Sicco Douwe van Aylva, draager van het kwartier van Courland, Jhr. Onno Schotto Tamminga van Burmania, drager van het Quartier van Hessen, Jhr. Daniël Anthoni van Plettenberg, drager van het Goor Blason en Jhr. Laat van Burmanina, drager van de Vorstelijke Kroon


Clercken ter Secretarie: T. van Toutenburg en Mr. Nicolaas Tholen. Vier deurwaarders, twee kamerbewaarders, E. Rinsma en H. Nauta. Gedeputeerde Staaten; H.W. Altena, Jhr. F.B. thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg, Jhr. S.H.R. van Eysinga, L. van Haersma, Jhr. W.B. thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg en M.C. van Scheltinga. Vervolgens Jhr. H.W. van Plettenberg, J. E.S. van Burmanina en H.H. van Wyckel, secretaris. Tenslotte Mr. P. Talma, Mr. J. Vitringa, H.J. van Viersen, D. Hamerster, Mr. F. van Alema en Mr. E.A. van Idema. Daarbij wordt de rij gesloten door zes deurwaarders.

In oktober 1750 bezocht zij voor het laatst haar zoon op paleis het Loo. Het jaar daarop overleed haar zoon. Schoondochter Anna van Hannover overleed in 1759, waardoor haar kleinkinderen Carolina en de erfstadhouder Willem V als minderjarige wezen achterbleven. De ruim 70-jarige Maria Louise nam het regentschap over van haar schoondochter. Haar gezondheid was in deze jaren al lange tijd zwak. Zij moest tijdens dit tweede regentschap samenwerken met de hertog van Brunswijk, die als voogd over haar kleinkinderen was aangesteld. Meermaals reisde zij van Leeuwarden naar Den Haag om op te komen voor de belangen van haar nageslacht. Een lichte beroerte deed haar de macht over de rechterhand verliezen.


de eerste Deurwaarder C.J. Elsinga, gevolgd door de Heeren Raden van 's Hofs Provinciaal, Mr. B.H. Knock, Mr. E. Wielinga, Mr. J.D.L van Haersma, Mr. Q. de Blau, Mr. P. Bourboom, President-Generaal, P. Bosma, Substituut-Griffier. vervbolgens Mr. A. van Boelens, Jhr. H.W. van Plettenberg ,Mr. J. van Acronius, Jhr. Vegelin van Claerbergen, Mr. A. J. van Sminia, Rentmeester, S. Tresling, Sustituut Procureur-Generaal, Mr. V. van Glinsta Griffier en M. Vigilius. de Weledele Magistratuur van Leeuwarden. J.T.Wyngaarden, Mr. Willem Coulon, Bernardus Dorbout, Jouke Andeles, Rienk Visser Bouemeester, Mr. Joh. Dotingh, A. Couperus, Schepen, Daniën Reneman, Louis la Maire, Thomas Wielandt, Schepen, Mr. Everharth Bourboom Secretaris, tezamen vormden zij de Burgermeesteren en Schepenen van de stad Leeuwarden. De rij sluit met de Stads Executeur.


De Clercken Gijsbertus van der Ley en Jacobus Albertus Petreus. De gecommitteerden uit andere Friese steden. T.w. Gosling Braaksma en Pieter Coopmans uit Bolsward. Keimpe Rengers en Pier Hessels Dijksta uit Franeker. Joh. Feikens en Dekken Koops uit Sneek. Gerhard Brandsma en Claas Crams uit Dockum. Jane van Slooten en Syds Altena uit Harlingen. Dooitze Hachtingius en Gerrit Itema uit Stavoren. Wybrands Haanstra en Heerke Janszoon uit Sloten. Dooitze F. Riemersma en Klaas van Dyk uit Workum en M. Schaafsma en W. Hoekstra uit IJlst.

Op palmpasen 1765 was ze nog aanwezig in de Grote Kerk van Leeuwarden, waarna ze bij het verlaten van de kerk zo veel mogelijk kerkgangers nadrukkelijk goedendag knikte. Op paaszaterdag werd de oude Marie Louise ziek. Ze wilde niet hebben dat haar ziekte uitlekte, aangezien dan Pasen voor de mensen bedorven zou zijn. Op tweede paasdag, 9 april 1765 sliep zij moe in. Ze was 77 jaar oud. Enkele weken later werd ze bijgezet in de bovengrondse kapel van de Grafkelder van de Friesche Nassau's in de Grote Kerk van Leeuwarden, 54 jaar nadat haar echtgenoot was overleden.