Wapen Orange De Huizen van Oranje en NassauWapen Nassau

Het huis van Nassau
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

De Geslachten van Nassau

De Walramse Linie I

Nassau was een historische regio in het gebied van wat nu delen van de Duitse Bondslanden Hessen en Rijnland-Palts zijn in het westen van Duitsland. Het gebied wordt in twee vrijwel gelijke delen verdeeld door de rivier de Lahn. In het zuiden bevindt zich het Taunusgebergte. De eerste Graaf van Nassau was Walram I (gestorven 1198), een telg uit het geslacht der Graven van Laurenburg. Zijn kleinzoons Walram II en Otto I regeerden vanaf 1247 samen, maar verdeelden het Graafschap in 1255 in het gebied links van de Lahn (residentie: Wiesbaden) en het gebied rechts van de Lahn(residentie: Siegen). Zo ontstonden de Walramse en Ottoonse linie van het Huis Nassau.


Nassaugebied rond 1547 en Bassauladen omstreeks 1812

Ook de Ottoonse linie van huis Nassau splitste zich in allerlei linies, waaronder Nassau-Dillenburg, Nassau-Hadamar, Nassau-Dietz, Nassau-Beilstein, Nassau-Ottweiler, Nassau-Saarbrücken, Nassau-Usingen en Nassau-Siegen. Het geslacht verwierf in de loop der tijd allerlei bezittingen in de Nederlanden en werd zo tot een van de belangrijkste Nederlandse families. Midden 16e eeuw vielen de Nederlandse, Franse en Duitse bezittingen van het geslacht allen toe aan Willem de Zwijger, die de Duitse gebieden echter afstond aan zijn broer Jan de Oude.

Na diens dood werd het Ottoonse Nassau verdeeld in de Linies Nassau-Siegen (uitgestorven 1743), Nassau-Dillenburg (uitgestorven 1739), Nassau-Beilstein (na de dood van Willem Lodewijk van Nassau samengevoegd met Nassau-Dillenburg), Nassau-Hadamar (uitgestorven 1711) en Nassau-Dietz. Met Willem de Zwijger ontstond de tak Oranje-Nassau, die echter in 1702 met Koning-stadhouder Willem III uitstierf. Zowel de Nederlandse als Duitse Nassause gebieden, alsmede de titel Prins van Oranje, kwamen nu toe aan Johan Willem Friso van Nassau-Dietz tezamen vormend het Vorstendom Nassau-Oranje.

Zijn kleinzoon Willem V verloor in 1795 zijn Nederlandse gebieden aan Frankrijk, maar werd in 1802 gecompenseerd met Dortmund, Corvey, Fulda en Weingarten. Deze gebieden vormden het Vorstendom Nassau-Oranje-Fulda. Zijn zoon Willem VI verloor deze in 1806 daar hij weigerde toe te treden tot de Rijnbond. Hij werd echter in 1813 als Willem I soeverein Vorst en in 1815 Koning der Nederlanden. Het Congres van Wenen stelde hem voor het verlies van zijn Duitse gebieden in 1815 schadeloos met het Groothertogdom Luxemburg.

Nassau-Dillenburg

Nassau-Dillenburg was een tak van het Huis Nassau. Het ontstond in 1303, toen de zonen van Otto I van Nassau (die Nassau sinds Otto's dood in 1289 gezamenlijk hadden bestuurd) het gebied opdeelden in drie delen: Nassau-Siegen, Nassau-Hadamar en Nassau-Dillenburg. Nassau-Dillenburg ging in 1328 op in de tak Nassau-Siegen, maar zij noemen zich dan Nassau-Dillenburg. Vervolgens wordt Nassau-Dillenburg in 1341 opgedeeld in Nassau-Dillenburg en Nassau-Beilstein. Na het uitsterven van de tak Nassau-Beilstein in 1561 werden alle gebieden van de Ottoonse linie op de rechter Rijnoever herenigd onder de broer van Willem van Oranje, Graaf Jan van Nassau-Dillenburg.

De deling van Nassau-Dillenburg in 1606

Na de dood van Graaf Jan in 1606 werden de gebieden verdeeld onder zijn vijf zoons:

• Nassau-Dillenburg onder Willem Lodewijk (uitgestorven in 1620)
• Nassau-Siegen onder Jan (uitgestorven in 1743)
• Nassau-Beilstein onder Georg (na 1620 te Dillenburg, uitgestorven in 1739)
• Nassau-Dietz onder Ernst Casimr (na 1702 Oranje-Nassau, uitgestorven in 1890/1962)
• Nassau-Hadamar onder Johan Lodewijk (uitgestorven in 1711)

Na 1743 zijn alle gebieden weer herenigd. De Vorsten gebruikten de naam Oranje-Nassau om zich te onderscheiden van de Walramse linie. De Keizerlijke administratie gebruikte Nassau-Dillenburg als naam, bijvoorbeeld in de Reichsdeputationshauptschluss van 1803.

Het Graafschap Nassau-Dillenburg (1606 tot 1739).

Willem Lodewijk in 1620 overlijdt, gaat zijn Graafschap over naar zijn jongere broer George van Nassau-Beilstein, de die zich vervolgens Nassau-Dillenburg noemde. Het Graafschap behoorde tot de Nederrijns-Westfaalse Kreits. Op 25-11-1652 wordt de Graaf tot Rijksvorst verheven. Ten gevolge van huwelijk van Adolf, een jongere zoon van vorst lodewijk Hendrik met Elizabeth Charlotte Melander, regeerde er ook een lid van de Dynastie in het Rijksgraafschap Holzappel. Het Rijksgraafschap heeft niet lang bestaan. Binnen een een eeuw overleed de laatste erfgenaam van het regerend geslacht van dit Graafschap en kwam er een einde aan dit deel van de Dynastie Nassau.

Het Graafschap Dillenburg na 1739

In 1739 sterft Nassau-Dillenburg uit met Christiaan, waarna het Graafschap in 1743 aan de tak Nassau-Dietz valt. Daarna wordt het bestuurd als een ambt binnen het herenigde Vorstendom. De Rijnbondacte van 12-07-1806 stelt het Graafschap Dillenburg (uitgezonderd de ambten Wehrheim en Burbach) onder de soevereiniteit van het Groothertogdom Berg. De ambten Wehrheim en Burbach worden onder de soevereiniteit gesteld van de Hertog van Nassau-Usingen en de Vorst van Nassau-Weilburg: De zogeheten mediatisering. In 1808 verloor de Prins van Oranje ook de laatste rechten wegen zijn verzet tegen Napoleon. Na de nederlagen van Napoleon kon de Prins van Oranje het land in 1813 weer in bezit nemen.


De stad Dillenburg

In het verdrag van 31-5-1815 stond hij echter al zijn Duitse bezittingen af aan het Koninkrijk Pruisen. Pruisen stond vervolgens dezelfde dag nog het Vorstendom Dillenburg (zonder het ambt Burbach) af aan het Hertogdom Nassau. Het gebied van het Vorstendom Dillenburg bestond uit de ambten Dillenburg, Haiger, Herborn, Ebersbach, Tringenstein, Burbach en Driedorf. Het ambt Wehrheim was een gemeenschappelijk bezit met het Keurvorstdendom Trier.

Regenten

regering
naam
geboren
overleden
familie
1606-1620 Willem Lodewijk 13-3-1560 31-5-1620 broer
1620-1623 Georg 1-9-1562 9-7-1623 broer
1623-1662 Lodewijk Hendrik 9-5-1594 12-7-1662 zoon
1662-1676 Adolf 13-1-1629 9-12-1676 zoon
1676-1701 Hendrik 28-8-1641 18-4-1701 zoon van oudere broer
1701-1724 Willem 28-8-1670 21-9-1724 zoon
1724-1739 Christiaan 11-8-1688 28-8-1739 broer

Nassau-Beilstein ontstond in 1341, toen de Nassause tak Nassau-Dillenburg werd opgesplitst in Nassau-Dillenburg en Nassau-Beilstein. In 1561 ging de tak weer op in Nassau-Dillenburg. Alle landen op de rechter Rijnoever van de ottonische linie werden dan weer verenigd onder Graaf Jan, de broer van Willem van Oranje. In 1606 wordt Nassau-Dillenburg verdeeld onder de vijf zonen van Jan, waarbij de heerlijkheid Beilstein aan George valt. Toen George's oudere broer Willem Lodewijk in 1620 stierf, volgde hij deze op in het Graafschap Dillenburg. Vanaf dan noemde George zich Nassau-Dillenburg. De heerlijkheid Beilstein maakte deel uit van de Keur-Rijnse Kreits, dit in tegenstelling tot de andere Graafschappen van de Ottoonse linie, die tot de Nederrijns-Westfaalse Kreits behoorden. De heerlijkheid Beilstein werd in personele unie met Nassau-Dillenburg bestuurd en ging met dit Vorstendom op in het Verenigde Vorstendom onder Nassau-Dietz in 1743. De verdeling van de heerlijkheid.

In 1782 kwam er een eind aan de administratieve eenheid van Beilstein als het verdeeld wordt over:
  1. Vorstendom Dillenburg (ambt Driedorf): parochie Beilstein.
  2. Vorstendom Hadamar: (ambt Rennerod): parochies Emmerichenhain, Neukirch en Liebenscheid; (ambt Mengerskirchen): parochies Nenderoth en Niedershausen.
  3. Vorstendom Dietz: (ambt Marienberg): parochie Marienberg.

Door de Rijnbondsacte van 12-7-1806 werden de gebieden die verenigd waren met Dilenburg en Hadamar onder de soevereiniteit van de Groothertog van Berg gesteld en de delen die met het Vorstdendom Dietz waren verenigd onder die van de Hertog van Nassau-Usingen en de Graaf van Nassau-Weilburg. Zoals bekend heette dat de mediatisering. Na de nederlagen van Napoleon nam de Prins van Oranje deze bezittingen in 1813 weer in bezit. Op 31-5-1815 sloot hij een verdrag met Pruisen, waarin hij zijn Duitse bezittingen afstond. Nog dezelfde dag droeg Pruisen de Heerlijkheid Beilstein over aan de Hertog van Nassau.

Nassau-Hadamar

Nassau-Hadamar was ook een tak van het Huis Nassau en wel een die twee keer voorkwam. De eerste tak Nassau-Hadamar Siegen ontstond in 1290, toen de zonen van Otto I van Nassau (die Nassau sinds Otto's dood in 1289 gezamenlijk hadden bestuurd) het gebied opdeelden in drie delen: Nassau-Siegen, Nassau-Hadamar en Nassau-Dillenburg. Nassau-Hadamar ging in 1394 op in de tak Nassau-Dillenburg.

Het Graafschap Nassau-Hadamar van 1606 tot 1711

De tweede tak Nassau-Hadamar ontstond na het overlijden van Jan van Nassau (1535-1606). Het Graafschap Nassau-Dillenburg werd dan verdeeld onder zijn vijf zonen, waarbij Johan Lodewijk het Graafschap Hadamar erfde. Zo ontstond er weer een Huis Nassau-Hadamar. Het Graafschap behoorde tot de Nederrijns-Westfaalse Kreits. In 1643 verkocht de Graaf de heerlijkheid Esterau met de voogdij Isselbach en Eppenrod aan veldmaarschalk Peter Melander. Hieruit kwam het Rijksgraafschap Holzappel uit voort. Op 8 januari 1650 werd Johan Lodewijk tot Rijksvorst verheven.

Het Graafschap Hadamar na 1711

In 1711 stierf het Huis Nassau-Hadamar uit met Frans Alexander, waarna het Graafschap aan de gezamenlijke takken Nassau-Siegen, Nassau-Dillenburg en Nassau-Dietz valt. van 1711 tot 1739 treedt Vorst Christiaan van Nassau-Dillenburg op als Regent. Na 1743 werd het bestuurd als een ambt binnen het herenigde Vorstendom. De Rijnbondakte van 12 juli 1806 stelde het Graafschap Hadamar onder de soevereiniteit van het Groothertogdom Berg: Alweer is er sprake van de mediatisering. In 1808 verloor de Prins van Oranje ook de laatste rechten wegen zijn verzet tegen Napoleon. Na de nederlagen van Napoleon kon de Prins van Oranje het land in 1813 weer in bezit nemen. In het verdrag van 31-5-1815 stond hij echter al zijn Duitse bezittingen af aan het koninkrijk Pruisen. Pruisen stond het voormalige Vorstendom Hadamar nog dezelfde dag af aan het Hertogdom Nassau.

Gebied van het Graafschap

Het Vorstendom Hadamar bestond uit de ambten Hadamar, Rennerod, Mengerskirchen (sinds 1621) en Ellar. Bij de opdeling van de Heerlijkheid Beilstein in 1782 werd het ambt Mengerskirchen uitgebreid met de parochies Nenderoth en Niedershausen.

Regenten

regering
naam
geboren
overleden
familie
1606-1653 Johan Lodewijk 2-8-1590 10-3-1653  
1653-1679 Maurits Hendrik 24-4-1626 24-1-1679 zoon
1679-1711 Frans Alexander 27-1-1674 27-5-1711 zoon
1711-1739 Christiaan van Nassau-Dillenburg     (regent)

Nassau-Siegen

Nassau-Siegen behoorde ook tot het Huis Nassau dat twee keer afzonderlijk voorkwam en heerste over een deel van het Graafschap Nassau. De stad Siegen is in 1224 ontstaan en was aanvankelijk in het gemeenschappelijk bezit van de Keurvorst van Keulen en de Graaf van het Huis Nassau. De eerste tak Nassau-Siegen ontstond in 1303, toen de zonen van Otto I van Nassau (die Nassau sinds Otto's dood in 1289 gezamenlijk hadden bestuurd) het gebied opdeelden in drie delen:

Nassau-Siegen, Nassau-Hadamar en Nassau-Dillenburg.

Nassau Siegen ging in 1328 op in de tak Nassau Dillenburg. Het Graafschap Siegen was zelfstandig van 1606 tot 1743. De tweede tak Nassau-Siegen ontstond na het overlijden van Jan van Nassau (1535-1606).

Het Graafschap Nassau-Dillenburg werd dan verdeeld onder zijn vijf zonen, waarbij Jan (VII) (1561-1623) het Graafschap Siegen erfde. Zo ontstond er weer een huis Nassau-Siegen. Het Graafschap behoorde tot de Nederrijns-Westfaalse Kreits.


Uitzicht op Siegen van uit het 'Oberes Schloss'

Omdat zijn oudste zoon tot het katholicisme overging, ontstond er tweespalt in de familie.

Dit resulteerde in een deling van het land in 1623:

Het slot met het gebied ten zuiden van de Sieg kwam aan de katholieke Jan (Johansland). Het slot krijgt in 1695 de naam Bovenslot Siegen. Het klooster met het gebied te noorden van de Sieg ging naar de protestante tak. Deze tak bouwde in 1695 Nederslot Siegen.

Van 1623 tot 1649 was Hilchenbach de hoofstad van het Graafschap.

In 1652 werd Graaf Johan Frans van de katholieke tak tot Rijksvorst verheven. Graaf Hendrik van de protestantse tak huwde Maria Elizabeth van de titel van Rijksvorst. Deze tak stierf in 1734 uit met Frederik Willem II, waarna de eenheid van Nassau-Siegen hersteld werd. In 1743 verdween Nassau-Siegen met zij laatste telg Willem Hyacinthus, waarna het Graafschap aan Nassau-Dietz verviel. Daar werd het bestuurd als een ambt binnen het herenigde Vorstendom.

Het Graafschap omvatte de volgende gebieden. Het vorstdendom Siegen dat bestond uit de ambten Siegen, Netphen, Hilchenbach en Freudenberg. Tijdens de deling bestond het protetstanse deel uit een deel van het ambt Siegen en de ambten Hilchenbach en Freudenberg. Het katholieke deel werd gevormd door de ambten Netphen en een deel van het ambt Siegen. Het katholieke deel van het ambt Siegen stond bekend als het ambt voor de Hayn. Het grensde in het noorden aan het Hertogdom Westfalen, in het westen aan de Wildenburg en het Sayn-Altenkirchen, in het zuiden aan het Vorstendom Nassau-Dillenburg en in het oosten aan het Graafschap Wittgenstein-Wittgenstein.

Het gebied kende de volgende Regenten

Ongedeeld:

Regering
Naam
Geboren
Overleden
Familie
1606-1623 Jan VII 7-6-1561 7-9-1623  
   
Katholieke tak:
   
Regering
Naam
Geboren
Overleden
Familie
1623-1638 Jan III 29-9-1583 27-7-1638 zoon van Jan II
1638-1699 Johan Frans Desideratus 28-7-1627 17-12-1699 zoon
1699-1743 Willem Hyacinth 3-4-1667 18-2-1743 zoon
   
Protestantse tak:
   
   

Gedeeld:

   
Regering
Naam
Geboren
Overleden
Familie
1606-1679 Johan Maurits 18-6-1604 10-12-1679 zoon van Jan II
1606-1674 George Frederik 23-2-1606 2-10-1674 broer
1652-1691 Willem Maurits 18-1-1649 23-1-1691 zoon van broer
1691-1722 Frederik Willem I Adolf 20-2-1680 13-2-1722 zoon
1722-1734 Frederik Willem II 11-11-1706 2-3-1734 zoon

Nassau-Dietz was netzo als de bovengenoemde gebieden een tak van het Huis Nassau dat ontstond na het overlijden van Jan van Nassau (1535-1606). In 1606 werd Nassau-Dillenburg - zoals reeds vermeld - verdeeld onder de vijf zonen van Jan VI, waarbij Ernst Casimir (1573-1632) het Graafschap Diez erfde. Hij was dus de stichter van het huis Nassau-Diez, in Nederland Nassau-Dietz genoemd. Het Graafschap maakte deel uit van de Nederrijns-Westfaalse Kreits. In 1652 werd de Graaf van Nassau-Dietz tot Rijksvorst verheven door de Keizer.

Hereniging van alle Ottoonse landen

Toen de tak Nassau-Hadamar in 1711 uitstierf, kwam dit Vorstendom aan de overgebleven drie takken: Nassau-Siegen, Nassau-Dillenburg enNassau-Dietz. Graaf Christiaan van Nassau-Dillenburg trad op als Regent in Hadamar. Met de dood van graaf Christiaan in 1739 was ook de tak Nassau-Dillenburg uitgestorven. In 1620 was Nassau-Beilstein al met Nassau-Dillenburg verenigd. Nadat met Willem Hyacinthus in 1743 ook Nassau-Siegen was uitgestorven, herenigdede Vorst van Nassau-Dietz alle landen van de Ottonische linie.


Stad Diez (Ned: Dietz)

De Oranje erfenis:

De achterkleinzoon van Ernst Casimir, Johan Willem Friso van Nassau-Dietz, werd in 1702 erfgenaam van zijn kinderloos overleden verre neef Koning-Stadhouder Willem III waarmee de bezittingen van de takken Nassau-Dietz en Oranje-Nassau gedeeltelijk bij elkaar kwamen. Johan Willem Friso verkreeg hiermee ook de titel Prins van Oranje. De titel van Nassau-Dietz werd daarna in Duitsland vervangen door: Fürst von Nassau-Oranien. In Nederland werd dat Prins van Oranje-Nassau. De Keizerlijke administratie blijft echter de titel Nassau-Dietz of Nassau-Dillenburg gebruiken. Een ander deel van de Oranje-erfenis (Graafschap Moers en Graafschap Lingen) ging naar de Koning van Pruisen, die voortaan ook de titel Prins van Oranje voert.

Bij de Rijnbondacte van 12-7-1806 werd het Graafschap Dietz met onderhorigheden onder de soevereiniteit van de Hertog van Nassau-Usingen en de Graaf van Nassau-Weilburg gesteld. Dat heette de mediatisering. In 1808 werd de Nederlandse Prins van Oranje alle rechten ontzegd. Na de nederlaag van Napoleon herstelde men in 1813 het oude gezag. Op 31-5-1815 sloot de Prins van Oranje een verdrag met Pruisen, waarbij hij al zijn Duitse bezittingen aan Pruisen afstond. Nog dezelfde dag droeg Pruisen het voormalige Vorstendom Diez over aan het Hertogdom Nassau. Het Vorstendom Dietz bestond uit de ambten Diez, Dauborn en Marienberg (tot 1782 deel van de heerlijkheid Beilstein).