De Huizen van Oranje en Nassau

Kasteel Nassau
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

 Vorstelijke Verblijven  

Het Slot Oraniënbaum

Slot Oranienbaum vormt het centrum van de plaats Oranienbaum in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt, ten oosten van Dessau. In 1660 schonk Vorst Johan George II van Anhalt-Dessau het dorp Nischwitz (ook Nichtewitz of Nichaize geheten) aan zijn echtgenote Henriëtte Catharina van Nassau.De Prinses, dochter van Stadhouder-Prins Frederik Hendrik noemde het dorp Oranienbaum, daarmee verwijzend naar haar afkomst. Op 8 juni 1683 werd de steen gelegd voor een bescheiden paleis, ontworpen door de Nederlander Cornelis Ryckwaert,dat pas in 1698 kon worden voltooid. De begane grond van de rechter zijvleugel wordt bijna geheel ingenomen door de zogenaamde Teesaal met 17e eeuws Hollands goudleerbehang, dat kortgeleden (2015) volledig gerestaureerd werd. De theezaal werd ingericht als porseleinkabinet waarvan een deel nog intact was.

De kelder onder het hoofdgebouw, de zomereetzaal, is zeer karakteristiek gedecoreerd met Hollandse blauwe en mangaankleurige tegels en is inmiddels ook terug in de oude stijl van het Schloss. De tegels zijn gedecoreerd met bijbelse taferelen, Griekse goden en indrukwekkende bloemmotieven. Daar haar man al in 1693 was overleden, werd Oranienbaum zodoende gebruikt als weduwengoed, hoewel het oorspronkelijk bedoeld was als landhuis en "Lustschloss". Henriëtte woonde er tot aan haar dood in 1708. Het dorp en het Slot maken nu deel uit van het Parklandschap Dessau-Wörlitz, dat in 2000 op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO werd opgenomen.


Slot Oraniënbaum

Henriëtte Catharina van Oranje (Den Haag, 10 februari 1637 – Slot Oraniënbaum, 3 november 1708) was een dochter van stadhouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Toen Henriëtte Catharina vijf jaar oud was, werd besloten dat zij later zou trouwen met de vier jaar oudere Graaf Enno Lodewijk van Oost-Friesland. Zij verbrak deze verloving toen zij zeventien jaar oud was. Charles Stuart vroeg om haar hand, maar haar moeder wees zijn verzoek af. Henriëtte Catharina was graag met hem getrouwd. Zijn brieven bewaarde zij haar leven lang en gingen na haar dood op eigen verzoek met haar het graf in. Op 6 juli 1659 trouwde zij in Groningen met vorst Johan George II van Anhalt-Dessau (1627-1693), waardoor ze Vorstin van Anhalt-Dessau werd. Dit is het enige Koninklijke huwelijk dat ooit plaat vond in Groningen.


v.l.n.r.Orangerie, Prinses Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau en achterkant Orangerie.

Zij kregen de volgende kinderen:

  • Elisabeth Albertine (1665-1706), gehuwd in 1686 met Hertog Hendrik van Saksen-Weissenfels
  • Henriëtte Amalia (1666-1726), gehuwd in 1683 met Graaf Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz (1657-1696) en moeder van Johan Willem Friso.
  • Louise Sophie (1667-1678)
  • Marie Eleonore (1671-1756), gehuwd in 1687 met Prins George Jozef Radziwill
  • Henriëtte Agnes (1674-1729)
  • Leopold I (1676-1747), de oude Dessauer, gehuwd in 1698 met de niet-adellijke Anna Louise Föse
  • Johanna Charlotte (1682-1750), gehuwd in 1699 met Markgraaf Filips Willem van Brandenburg-Schwedt

Duitsland lag door de Dertigjarige Oorlog in puin, terwijl het de Nederlanden onder Frederik Hendrik juist zeer goed ging. Alles wat uit Nederland kwam, werd als toonaangevend gezien. De huwelijken van Henriëtte Catharina en haar drie zusters met Duitse Vorsten waren dan ook een bron van Nederlandse invloed op de Duitse landen op het gebied van onder andere landbouw, de aanleg van havens en dijken, architectuur en schilderkunst. Toen Johan George in 1660 de regering van Anhalt-Dessau op zich nam, schonk hij zijn vrouw onder andere het stadje Nischwitz. Zij liet er woonhuizen bouwen, een kerkhof en een glasblazerij en bracht het tot bloei. Nischwitz werd naar Henriëtte Catharina's familie vernoemd.


v.l.n.r. Vorst Johann George II van Anhalt-Dessau, Wapen beide echtelieden en Prinses Henriëtte Amalia van Oranje

Het plan voor Oranienbaum, niet alleen voor het paleis maar, naar men aanneemt, ook voor het park en de stedenbouwkundige opzet, is van de hand van de Nederlandse ingenieur-architect Cornelis Ryckwaert (1652-1693). Deze duikt op als vestingbouwkundige in het gevolg van Johan Maurits (1604-1679), graaf van Nassau-Siegen en stadhouder van Kleef, Mark en Ravensberg voor de keurvorst van Brandenburg. Het ontwerp vertoont grote gelijkenis met Paleis Het Loo en Slot Zeist in Nederland. Ook zijn elementen van Paleis Noordeinde en Huis ten Bosch in Den Haag herkenbaar. Ryckwaert is mogelijk een leerling van Pieter Post, de architect van Huis ten Bosch. Uit een bewaard gebleven schets en beschrijving uit 1698 van de architect Christoph Pitzler weet men het volgende: Hij reisde door Europa en beschrijvingen en schetsen van gebouwen die hem interesseerden verzamelde Pitzler in een dagboek.


v.l.n.r. Linker achterkant en rechterzijde Slot

Daaruit kan worden opgemaakt dat het ontwerp van Ryckwaert bestond uit een corps de logis van twee verdiepingen en twee vleugels van één verdieping. Daarop had hij terrassen geprojecteerd, welke vleugels plaats boden aan een eetzaal (links) en een theezaal (rechts). Aansluitend kan Ryckwaert twee paviljoens geprojecteerd hebben, waarvan de geplande positie niet duidelijk is. Daartussen sloot een hekwerk de cour d'honneur af. Voor dit paleis breidt zich een grote voorhof uit. Aan de straatzijde bevinden zich twee paviljoens, oorspronkelijk voorzien van zes open bogen, waarin zich waarschijnlijk stallingen voor paarden en wagens bevonden. Een eveneens verdwenen hekwerk tussen deze gebouwtjes sloot het complex af. In het midden bevond zich een ophaalbrug over de gracht die om het hele terrein voert.


v.l.n.r. Beek in het park, Wapen van Oraniënbaum en prachtige fontein achter het Slot

Deze werd in 1786 vervangen door een vaste brug en het paleis was gescheiden van de stad door een brede, met twee rijen linden beplante laan. Na Ryckwaerts dood had de bouw enkele jaren stilgelegen, tot in 1698 de Duitser Johann Tobias Schuchart als hofarchitect werd aangesteld, die het ontwerp van Ryckwaert voltooide en tussen 1698 en 1702 uitbreidde. Men veronderstelt dat de cavalierpaviljoens door Schuchart zijn toegevoegd en niet bij het oorspronkelijke plan van Ryckwaert hoorden. Hij stelt dat de eetzaal en de theezaal door deuren in de kopwanden van buitenaf betreden konden worden.

Een andere lezing is dat Schuchart de zijvleugels die het corps de logis met de beide Kavaliershäuser verbinden, heeft toegevoegd. Het is aannemelijk dat Schuchart de cavalierpaviljoens bouwde en de zijvleugels van verdiepingen voorzag. Dat verklaarde waarom deze paviljoens op de tekening van Pitzler anders gepositioneerd zijn dan in werkelijkheid het geval was. Feit is dat de cavalierpaviljoens en de verdiepingen van de zijvleugels uit vakwerk werden opgetrokken en veel grover gedetailleerd waren dan het corps de logis en de benedenverdieping van de vleugels, die beide van baksteen zijn.


Prachtige slaapkamer Oraniënburg

Dat de verdiepingen niet tot het oorspronkelijke ontwerp behoorden, was ook af te lezen aan een op de kop van de theezaal geplaatste wand die de plafonddecoratie doorsnijdt. Achter die wand bevindt zich een trap die naar de verdieping leidt. Uit Pitzlers beschrijving blijkt dat de bouw nog in volle gang was. Het paleis kwam pas gereed in 1698, het jaar dat Pitzler Oraniënbaum bezocht. In Pitzlers tekening ontbreken de in vakwerk uitgevoerde stal- en dienstvleugels, die zich uitstrekken tussen de cavalierpaviljoens en de paviljoens met open boogconstructies aan de straatzijde en zodoende het voorhof omsluiten. Mogelijk zijn ook deze vleugels door Schuchart toegevoegd. In dat geval heeft Pitzler het paleis dus grotendeels in zijn oorspronkelijke opzet kunnen vastleggen. Het interieur is zowel ruimtelijk als in decoratie eenvoudig gehouden en wekt de indruk van een buitenverblijf.


v.l.n.r. Originele wandbespanning: Chinees behang geschilderd en een fraaie opname kelder met Delfts blauwe tegels

De zaal ligt, zoals ook in de andere ontwerpen van Ryckwaert, aan de tuinkant. Op de bel-etage bevonden zich slaapvertrekken en zitkamers met uitzicht op het park. Er waren (blijkens een inventarislijst uit 1708) kamers gereserveerd voor familieleden en vrienden, hofdames en hofraden. Ook bevond zich daar een kleine keuken en een Konditorei. Deze vertrekken waren aangekleed met kostbare behangsels, goudleerbehang en wandtapijten uit Nederland en gedecoreerd met schilderijen. Eind achttiende eeuw werd wandbekleding met Chinese of Japanse motieven aangebracht, waarvan slechts enkele fragmenten behouden zijn gebleven. In slot Mosigkau bevindt zich een kamer bespannen met een uit Oranienbaum afkomstige beschilderde, zeventiende eeuwse bespanningstof. Ook het meubilair werd grotendeels uit Nederland geïmporteerd.

Er zijn diverse rekeningen bewaard gebleven, bijvoorbeeld voor "een groote venetiaanse spiegel met een vergulde lijst" een vergulde tafel met een paar vergulde gerridonse, samen Hfl. 315,00; twee globes, een kompas, een kwadrant en twee passers, samen ruim 82 florijn; 104 el wit katoen. Vanuit het portaal leidt een dubbele statietrap naar de eerste etage. Deze trap is van een eenvoudige houtsoort en is simpel maar stijlvol geprofileerd. Op de eerste etage bevinden zich de statievertrekken. Via het trapportaal betreedt men de troonzaal, van waaruit deuren naar het balkon leiden dat een prachtig uitzicht op het park biedt.Tegen de beide korte wanden bevinden zich schouwen, waarin haardplaten geplaatst zijn met de wapens van Anhalt en Oranje.De vloer is van eenvoudige brede vloerdelen. Vanuit deze ruimte betreedt men links een tweede zaal, die is voorzien van mogelijk nog originele wandbespanning, beschilderd met exotische bloemmotieven, waarvan echter diverse details niet voltooid.


De, Porseleinen Schouw in het Slot, bezoek Koningin Beatrix (2004) en de Oraniënbaum in het dorpscentrum

Zij zijn of slechts in potlood of in een basiskleur aangezet. Onder de vensters bevinden zich zes eenvoudige paneelschilderingen met exotische taferelen. Deze panelen werden in 1991-1992 geconserveerd. De restaurator veronderstelde een relatie met Graaf Johan Maurits van Nassau-Siegen, die enige tijd als veldheer in Brazilië verbleef. Vóór ze op hun huidige plaats terecht kwamen, moeten de panelen één geheel gevormd hebben, daar aan de onderrand van enkele panelen boomtoppen te zien zijn die bij andere panelen aan de bovenzijde zijn afgesneden. Vanwege het oosterse (Chinese) uiterlijk van enkele menselijke figuren is ook een relatie met Oost-Indië mogelijk. Johan Maurits had inderdaad contacten met de VOC. De verhoudingen van de figuren zijn kinderlijk en ook de compositie duidt niet op een professionele schilder.

Het Parklandschap Dessau-Wörlitz is een samenraapsel van steden, dorpen, parken, paleizen en monumenten in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt dat in 2000 op de werelderfgoedlijst van de UNESCO is geplaatst. Het gebied beslaat een oppervlakte van 142 km2 langs de oevers van de Elbe in het natuurgebied Mittelelbe en is bijzonder waterrijk. Het Wörlitzer park, een van de eerste en grootste Engelse landschapsparken in Duitsland en op het Europese continent, vormt er de kern van. Het ontstond in de periode van de Verlichting onder Hertog Leopold III Frederik Frans van Anhalt-Dessau. De Nederlandse invloed in Anhalt Dessau bleef een belangrijke rol spelen tot de anglofiele Hertog Leopold III opdracht gaf aan Friedrich Wilhelm von Erdmannsdorff om Slot Wörlitz te ontwerpen (1769-1773), het eerste Neoclassicistische bouwwerk in Duitsland.


v.l.n.r. Parklandschap Dessau-Wörlitz, de chinese Pagode en fraai uitizch tParklandschap Dessau-Wörlitz.

De landschapsarchitect Johann Friedrich Eyserbeck, die het Engelse park rond het landhuis ontwierp, was sterk beïnvloed door Britse voorbeelden als Claremont, Stourhead en Stowe. Het parkontwerp is gebaseerd op de filosofie van Jean-Jacques Rousseau en esthetische opvattingen van Johann Joachim Winckelmann en Johann Georg Sulzer. Rousseau beschouwde de landbouw als de basis van het dagelijks leven en wees op de educatieve rol van het natuurlijke landschap. Het Rousseau-eiland is een kopie van het eiland Ermenonville waar Rousseau is begraven. Diverse bouwwerken in het gebied hebben grote invloed gehad op de architectonische ontwikkeling in Midden-Europa.


Brug in het Parklandschap Dessau-Wörlitz.

Het Gotische Huis, in 1774 door Erdmannsdorff ontworpen, was een van de eerste neogotische ontwerpen op het Europese vasteland. In het park bevindt zich een aantal experimentele bruggen, waaronder een hangbrug en een kopie van Iron Bridge (1779-1781) in het Engelse Shropshire. In 1790 werd naar ideeën van Sir William Chambers een Chinese tuin aangelegd bij slot Oraniënbaum. In het eerste decennium van de negentiende eeuw werden in Riesigk (1800), Wörlitz (1809) en Vockerode (1811) neogotische kerken gebouwd. De oudere landschappelijke elementen van Oraniënbaum en Mosigkau werden op zorgvuldige wijze in het pantheon van stijlen ingepast, waardoor het gebied als een encyclopedie van landschaps- en bouwstijlen van de laat 17e tot de vroege 19e eeuw beschouwd kan worden en tevens filosofische en pedagogische ontwikkelingen in die periode weerspiegelt.

In 1673 verscheen voor het eerst de nieuwe naam Oranienbaum en zo heet het nog steeds. In 1683 liet Henriëtte Catharina de Nederlandse architect Cornelis Ryckwaert overkomen, die de stad op barokke wijze nieuw vorm gaf, Slot Oranienbaum bouwde en een circa 28 hectare groot park in Nederlandse stijl aanlegde. Johan George stierf in 1693 en de vijf jaar daarop nam Henriëtte Catharina de regering waar als regent voor hun zoon, de latere Vorst Leopold I van Anhalt-Dessau. Het slot Mosigkau werd in het midden van de achttiende eeuw gebouwd als buitenverblijf voor Prinses Anna Wilhelmina van Anhalt-Dessau. De schilderijen verzameling in dit slot maakt deel uit van de Oranje erfenis.