De Huizen van Oranje en Nassau

Goudmijnen
Vlag BelgieVlag NederlandGouden KroonGouden KroonVlag LuxemburgVlag Duitsland
Bronvermelding

 Fortuin van Oranje en Nassau 

Historie Fortuin van Oranje-Nassau

Verder had Rene aanspraken op goederen in de Provence, in Bretagne en zelfs in Italië, tevens het Graafschap Genève, Neuchâtel en Valegin. Die laatsten behoorden nog niet tot Zwitserland. Dit nieuwe bezit was van zo enorm van omvang zowel in eigendom als in kapitaal dat het zich nauwelijks liet schatten. De waarde was zo ongelooflijk hoog dat berekeningen daarover waarschijnlijk maanden zo niet jaren in beslag zouden nemen. In verscheidene opzichten heel belangrijk, omdat het zeer precair bezit was. Het lag voor een fors deel in Duitsland, Luxemburg, de Nederlanden, Italië en Frankrijk. Daardoor onderging het als vanzelf de wisselvallige invloeden en verhoudingen van het Habsburger Huis en die van het Huis van Valois. Daarvan werd deze grootheid aan erfenis het slachtoffer. Slechts een bizar klein deel viel ten deel aan de Nederlandse Nassau's. Maar dat was zo groot dat de eigenaar dit nimmer alleen kon besturen.

Tientallen Rentmeesters, Baljuwen, Secretarissen, Rechtskundigen en Financiële deskundigen waren benodigd. Uit de aanwezige lagere edelen en mensen die hij hiervoor al in dienst had, koos Willem I, de Zwijger Prins van Oranje, Graaf van Nassau - de uiteindelijke erfgenaam van Rene van Châlon - een Raad, die de naam kreeg van 'Raad nevens Zijne Excellentie'. De vervolgnaam van deze Raad werd de Nassause Domeinraad. Rond de vijftiende eeuw bestierde deze raad - voor het Huis van Oranje - de bezittingen in - en buiten de Republiek. Het beheer daarvan -zoals reeds was gememoreerd - omvatte veel aspecten, zowel economische, bestuurlijk als sociaal. Door al zijn huwelijken verwierf de Prins van Oranje, Willem I de Zwijger, veel bezittingen om de vorm van Heerlijkheden, Rechten op stukken grondgebied van de Republiek, Oostenrijkse Nederlanden, Luxemburg en Frankrijk. Met name het Gewest Brabant lagen belangrijke goederen.

Verder lagen er Domeinen in de gewesten Friesland, Gelderland en Utrecht. Deze goederen bestonden uit Kastelen, fraaie landhuizen, stukken weide- en akkerland. Het land was voornamelijk verhuurd of zoals u wilt, in pacht uitgegeven tegen de geldende prijzen uit die tijd. Verder allerlei rechten, zoals het heffen van cijnsen (een soort van onroerendgoed belasting) , het jachtrecht, het recht op benoeming van het bestuur in de Domeinen en ga zo maar door. De waarde van al deze bezittingen was - ook voor die tijd - enorm. Wij spreken hiervan honderden en honderden, zo niet miljarden in hedendaags geld. Als administrateur behandelde de Domeinraad tal van andere zaken, de aan- en verkoop van goederen, landerijen, het verhuur en verpachtingen van landerijen. Het uitlenen van visrechten en het toestaan van de onderlinge verhuur van opstallen. Voorts de aanstelling van personen in dienst van Het Huis van Oranje, de voordracht van bestuurders in een van de goederen, de financien van de hofhouding.

De wijze waarop de Domeinraad zijn taak uitvoerde lag voor een groot deel vast in de hun opgedragen instructie door de Prins van Oranje. Hij zette in 1563 - voor het eerst - de bevoegdheden en taken van de Raad op papier. Daarna zijn deze instructie's door de opeenvolgende Prinsen van Oranje, veranderd of op onderdelen aangepast. Onder meer kwamen er regels voor vergaderingen, de zorg voor een archief en welke bevoegdheden de Raad had, buiten de al eerder genoemde zaken en verantwoordelijkheden. Voor de Domeinraad een beslissing kon nemen, moesten er eerst adviezen worden ingewonnen. Formeel gesproken adviseerde de Raad de Prins maar in de praktijk nam zij de besluiten. Een enkele Prins van Oranje, zoals Willem IV en V bemoeiden zich met de besluitvorming rondom zaken hun goederen betreffende.


De dichter en Musicus Constantijn Huygens (* 1596 - + 1687) lid (later President) Nassause Domeinraad

In de Raad zaten zeer bekende mensen. Een van die beroemde leden was, de Dichter en Musicus Constantijn Huygens. In zijn hoedanigheid als Raadsheer van de Prins maakte hij voor hem lange inspectiereizen langs de vele eigendommen van de Oranje's. Hij was secretaris van twee leden van het Huis van Oranje, t. w. weten Prins Frederik Hendrik en Prins Willen II. Huygens werd op 4 september 1596 in Den Haag geboren en stierf op 28 maart 1687 in diezelfde plaats. Constantin was de 2e zoon van Huygens sr. Secretaris van de Raad en Suzanne Hoefnagel.

Zij was afkomstig uit de stad Antwerpen. Het gezin telde nog een broer en vier zussen, Maurits, Elisabeth (werd slechts 14 jaar oud), Catharina (werd 17 jaar oud), Geertruyd, 3 jaar jonger dan Constantijn en tenslotte Constantina die 6 jaar jonger was. Zoonlief kreeg een gedegen opleiding en opvoeding. Al vroeg ontpopte Constantijn zich als een begaafd kind. Met name blonk hij uit in het bespelen van de luit. Naast dit bleek al spoedig dat de jonge Huygens in de wieg gelegd was voor talen. Constantijn had een talenknobbel en sprak binnen de kortste keren, Frans, Latijn, Italiaans en Engels. Het praktisch doel stond bij vader Huygens voorop.

Dus werd de zoon geleerd hoe paard te rijden, hoe te schermen, wat en hoe te tekenen en te boetseren. Deze kwaliteiten, stelden hem in staat zichzelf te ontplooien. Hij was ook dichter, diplomaat, geleerde en componist. Huygens bespeelde verschillende muziek instrumenten, waarvoor hij ook compositie's schreef. Tevens waren zijn letterkundige werken (gedichten) van een hoog gehalte. Huygens krijgt een relatie met Dorothea van Dorp als hij 20 jaar is. Deze verstandhouding liep spoedig teneinde. Constantijn hield daar de afkeer van vrouwen aan over. In 1619 kwam Huygens in contact met Anna Roemers Visscher en Pieter Cornelisz. Hooft. Met beiden wisselde hij gedichten uit. In 1625 verscheen zijn bundel Otia of Ledige uren. Daarna vond Huygens een vaste betrekking als secretaris van Prins Frederik Hendrik.

Constantijn trouwde in 1627 met Susanne van Baerle. Het echtpaar kreeg vijf kinderen. Suzanne overleed bij de laatste bevalling. Constantijn Huygens was ook de vader van de bekende natuur- en wiskundige Christiaan Huygens. Beiden delen een graf in de Grote Kerk te 's Gravenhage. Naar Constantijn is de literaire prijs de Constantijn Huygensprijs vernoemd. In 1795 werd de Domeinraad - door de Fransen - gedwongen haar functie neder te leggen. De Domeinen werden geconfisqueerd en het beheer werd over genomen door administrateurs. Eerst waren zij in dienst van de provincie Holland maar vanaf 1796 bij de toen opgerichte Centrale Overheid. Tot 1811 werd het voeren van de Administratie's en het bijhouden van het Archief op dezelfde leest geschoeid als onder de Oranje's. Daarna bracht men het beheer der Domeinen onder bij het Ministerie (departement) van Financien. Het Archief van de Nassause Domeinraad en haar opvolgers tot het jaar 1811 werd veilig gesteld bij het Nationaal Archief en omvat ongeveer 635 m1! De confiskatie door de Overheid (Fransen kostte het geslacht Oranje-Nassau heel veel.

Het is bijna onmogelijk om vast te stellen hoeveel maar wij kunnen er gevoeglijke vanuit gaan dat het gaat om Miljarden aan hedendaagse munt. Het restant archief alsmede veel van de Nassause Domeindraad is thans in bewaring bij het Koninklijk Archief en bij de Hoge Raad van Adel. Bij deze laatste is vastgelegd en wordt nog steeds onderhouden de afschriften van Adelbrieven, verstrekte Wapens, van Geboorte- Huwelijks-, Naturalisatie- (Prinses Maxima o. m.) en Overlijdensakten van leden van het Koninklijk Huis en aanverwanten. Dat vindt plaats sedert 1772 - tot heden. Er uit putten kan niet want die stukken zijn als niet toegankelijk geclassificeerd. (classificatie G- Koninklijk Huis nummers 544 en 545. Batavus oudste zoon Willem-Frederik, later bekend onder de naam Koning Willem I zat zonder bezittingen want de Fransen hadden alle eigendommen van de Oranje's verbeurd verklaard en stopten tevens alle betalingen aan de familie. Leiden in last maar toch niet getreurd. Er was nog een belangrijke inkomstenbron aanwezig voor het geslacht. De pachtinkomsten uit de Nassause Stamlanden, hun oorspronkelijk leefgebied in Duitsland. Deze werden cruciaal voor het voortbestaan van de familie. De oude Stadhouder Prins Willem V Batavus ging in ballingschaprichting Engeland.

In 1801 erkende ook hij de Bataafse Republiek (voormalig Holland) die de Fransen in het leven hebben geroepen. Hij overleed, zoals reeds in andere verhalen is gemeld, in 1806 in Duitsland. Prins Willem-Frederik kwam na veel omzwervingen terecht in het Oosten van Duitsland en leidde vooral een neer zitten en bouwde een nieuw leven op. Puttend uit het nog bestaande aanzienlijke familiekapitaal, verwierf hij verschillende stukken grond in Silezië in de buurt van Pozen (thans Poznan, Polen). Vervolgens werd een kasteel en een aardige stoeterij zijn eigendom (nu Razot in Polen) en met wat 'zakgeld' kocht Willem-Frederik de Heerlijkheden Neuland, Widzin en Seitsch. Vrouwlief schafte i.d. het Kloostergoed Camenz (tegenwoordig Kamieniec Zobkowicki in Polen) aan en met de Heerlijkheid Heinrichau, bracht dat ook geld op de plank.


'Zakgeld' betaling Klooster Kamieniec

Dankzij hun formidabele koopkracht (lees: nog steeds groot familiekapitaal), beschikten zij ook over een paleisje aan de luxe Berlijnse straat Unter den Linden. De Prins had het heel aardig voor elkaar. Zijn inkomen uit die tijd, werd geschat op 1 miljoen gulden. Gezien zijn levensstijl was dat - bij lange na - niet voldoende. Willem-Frederik schreef Napoleon aan met de mededeling dat hij toch wel recht had op een forse schadevergoeding zijden's de Fransen, voor het confiskeren van de aan het geslacht van Oranje toebehorende eigendommen. De Fransen wilden el over de brug komen maar dan moest de Prins beloven niet meer de wapenen op te nemen tegen hen. Wat daar tegenover stond was niet onaardig want Napoleon bood een schadeloosstelling aan ter hoogte van de waarde van alle onroerend goed in Holland. Het prijskaartje dat Prins Willem-Frederik eraan hing, was ook niet niet misselijk. Als de Keizer 117 miljoen gulden wilde betalen, dan sprak hij nergens meer over. Een gruwelijk groot vermogen, zeker voor die tijd.

De Prins vond dat die eis zijnerzijds niet ongegrond was. Papa, Willem V Batavus had al een groot vermogen in de Bataafse Republiek verloren, dat het ronde sommetje van 500.000 gulden aan inkomen had gegenereerd. Uiteindelijk kwamen zij de som van 22 miljoen gulden overeen (ook al een hele lieve som). Helaas had Keizer Napoleon dat geld niet en besloten werd deze vergoeding uit te stellen tot een toekomstig verdrag tussen de Geallieerden en de Fransen. Dit besluit was mazzel voor de Oranje's want Napoleon verloor de Slag bij Leipzig (1813). Russenen Pruisen wandelden over de verzwakte Franse legers heen en ineens waren de Bataafse Republiek en de andere Gewesten vrij. Uiteraard eiste de Prins zijn rechten op zijn Landerijen, Huizen, Kastelen en rechten op de troon op. Dat had tot gevolg dat Willem-Frederik voet aan wal zette - op verzoek van een groep notabelen - in Scheveningen op 1 november 1813, komende uit Engeland. Niet als Stadhouder maar als toekomstig Vorst Willem I van Oranje, Koning der Nederlanden.

Bij dat aantreden was de Koning bepaald geen arme sloeber. Landgoederen in Polen en Duitsland leverden voldoende jaarinkomen (1 miljoen gulden op om van te leven en de erfenis van Prins Willem V Batavus was ook niet te min. De Britse Koning George III, (familie) wilde ook niet dat zijn bondgenoot in de strijd tegen de Fransen zonder centen zou komen te zitten en besloot - met terugwerkende kracht - een vergoeding te verstrekken aan vader en zoon van 60.000,00 Pond per jaar. Tot 1821 bleef de Engelse Vorst dit bedrag storten. Het niet-gebruikte deel werd belegd in Stocks, Funds en Securies en het dividend daaruit, kwam ten goede aan het Huis van Oranje. De uitkeringen zijn eeuwigdurenden gaan over op de wettige erfgenamen. Voorts genereerde de Koning ook een inkomen als Veldmaarschalk in Pruisische Dienst. Een achtergestelde lening van $20.000,00 van Prins Willem V Batavus, verstrekt aan opstandige kolonie Amerika, werd vanaf 1820 terugbetaald.

Financieel bezien had Koning Willem I een heel aardig baantje als Vorst hier ter lande. Bij Wet, werd zijn inkomen vastgesteld op 2,4 miljoen gulden, belastingvrij. Een zeer hoog bedrag, kijkende naar de totale ontvangsten van de Staat, die in 1818 70 miljoen gulden bedroegen. In diezelfde Wet werd een leuke clausule ondergebracht. Uitoefenen van het eigendomsrecht van de genationaliseerde gebieden, werd toegestaan. Zo slim als van een Oranje mag worden verwacht, deed de Koning dat. De opbrengst was meer dan 5 tonnen aan goud, 's jaarlijks. Voorts een reservering van 100.000 gulden als tegemoetkoming voor het opknappen van de sterk verwaarloosde Zomer- en Winterverblijven des Koning's. In eigendom kwamen het Kasteel te Breda en Huis ten Bosch. Koning Willem I kreeg ook Paleis 't Loo te Apeldoorn en in de Zuidelijke Nederlanden 2 Paleizen te Brussel en Laken. Tenslotte, werd een aanzienlijk deel van de Koninklijke Huishouding door de Staat betaald.

Willem's zoon Prins Frederik, kreeg een toelage van 200.000 gulden per jaar om zijn functie als Kroonprins enigszins redelijk uit te kunnen oefenen. Als dank voor het terug bezorgen van de geroofde oorlogsbuit (Schilderijen, Juwelen, Gouden- en Zilveren voorwerpen) die hij terug had gehaald uit het Louvre te Parijs, werden hem de Heerlijkheden Soest, Baarn en Ter Eem geschonken. Het Paleis Soestdijk kreeg de beroemde Waterloo zaal (kosten Overheid!). Bovendien verkreeg hij het eigendom van het Kasteel Tervuren bij Brussel en stuurde de Tsaar van Rusland een aardig presentje. Met dat cadeau (Anna Paulowna) trouwde hij en zij nam voor miljoenen aan Juwelen mee die thans het Hart van de Juwelencollectie van de Oranje's vormen.Congres van Wenen


Congres van Wenen

De lust tot aanschaf ontsteeg de geest van de Koning en hij kocht Het Hof te Leeuwarden. Het Tsaar Peter Huisje te Zaandam voegde Zijne Majesteit ook maar toe aan zijn portefeuille Onroerend Goed. Gaf dat laatste cadeau aan zijn schoondochter, bouwde - en passant - een villa in de Duinen van Scheveningen, Het Paviljoen van Wied. Er zat nog meer in de pen. Tijdens het Congres van Wenen, waar de overwinnaars van Napoleon, Europa onder elkaar verdeelden, kwamen de Heren op het lumineuze idee dat de Nederlandse Koning voor genoegdoening in aanmerking moest komen. Na wat geeikel en gezwets, werd Luxemburg voorzien van een mooi lapje stof en in de schoot van Koning Willem I gedeponeerd. Dat dikte men aan met de Graafschappen Bouillon, Namen en Henegouwen. Tevens werd het Kasteel Vianden als prive-eigendom aan de Nederlandse Vorst geschonken. Van Pruisische kant de helft van de rechten op de Zinkmijnen van Moresnet. Waarlijk, de Oranje's werden redelijk goed bedacht met geld en eigendommen. Onder aanvoering van Koning Krentenweger - een naam die hem door de Belgen werd gegeven vanwege zijn zuinigheid- kwam het Koninkrijk der Nederlanden uit het diepe dal dat, vooral financieel bezien, veel leed en pijn had veroorzaakt. Koning Willem I stichtte voor het beheer van de centen('s lands Financien) in 1814 De Nederlandse Bank (DNB). Die bank had wel kapitaal nodig maar hij kon het volk niet overhalen tot het intekenen op de emissie. Van de geplande 5 miljoen kwam in het eerste jaar maar 2,5 miljoen binnen.

Voornamelijk van de Staat en de Vorst. Maar er kwam hulp in de vorm van het bankhuis Borski. Deze waren bereid om het aandelenkapitaal vol te storten, als werd beloofd dat dit niet zal verwateren. De Koning ging akkoord en daardoor kregen andere beleggers vertrouwen in de Bank. De samenwerking tussen het Koningshuis en de bank Borski werd een feit. Hoe goed zakenman Koning Willem I wel was, bleek uit het gegeven dat de bedrijven waar de Vorst aandelen in kocht,in de loop der eeuwen zijn uitgegroeid tot Multinationals van formaat. Willem I stond ook aan de wieg van de handel met China en het opstarten van de handel tussen De Nederlanden en Indie. Bij het overlijden van Willem I (1844) kregen de Oranje's - vanwege nationalisatie van de DNB - een meer dan goede vergoeding voor hun grootaandeel in die bank. Dankzij de inspanningen van oning Willem I werd de Nederlandse Handels Maatschappij n. v. (NHM) gesticht, een voorloper van de huidge ABN-AMRO bank. De Handels Maatschappij zou hedentendage in het beklaagdenbankje hebben gezeten waarbij de top zou zijn veroordeeld wegens drugshandel.

Dat was namelijk de grootste handel die deze maatschappij met medeweten van de Koning en Staat der Nederlanden, die daaruit ardig wat geld wisten te euren, uitvoerde. Enerzijds was dat gewoon ter vermeerdering van de inkomsten van de Vorst - tot nu toe had de handel in zijde, porselein en kruiden etc. slechts verlies opgeleverd - en anderzijds het spekken van 's lands schatkist. In 1833 liep dat opium-monopolie af en in de 6 voorgaande jaren had de voorloper van de al eerder genoemde bank , ruim 17,6 miljoen gulden netto winst gemaakt met deze handel in drugs. In het vervolg ging de Staat zelf opium aan de man brengen en de NHM bleef lange tijd nog veel geld verdienen met drugs. De revenuen waren voor Koning Willem I in die jaren aardig te noemen. Van 1831 tot 1836 kreeg de Vorst aan dividend en winstdeling rond de zeshonderd duizend gulden (f:600.000,00) op. Een niet onaardige verdienste.


's Lands Heerser Willem II

Aan de afscheiding van Belgie hield het geslacht der Oranje's een dikke 16 miljoen gulden over. De Vorst was ook nog grootaandeelhouder in de bank Societe de Luxembourg . Daar de Staatskas - mede door de stunts van de Koning - praktisch leeg was en een faillissement nakende, werd Willem I gedwongen, door een Grondwetswijziging, zijn macht te minderen. Hij trad af, verdween naar zijn geliefde Berlijn en trouwde met Gravin d' Oultremont de Wegimont. Zijn zoon Koning Willem II kreeg een imposante erfenis in de schoot geworpen zonder daarover successierechten te moeten betalen. Hoe groot het Oranje-kapitaal ten tijde van het overlijden van Vorst Willem I was, is wat moeilijk te achterhalen. Maar sommigen spraken van 100 tot 240 miljoen gulden. Dan is het geen kunst om de 10 miljoen schuld die vadertje Staat bij hem had, royaal kwijt te schelden, hetgeen de Koning ook deed. Kroonprins Willem II trouwde met de walgelijk rijke Tsarendochter Anna Pawlowna.

Zij schonk hem ieder jaar 1 miljoen gulden op zijn verjaardag. Haar rijkdom - als zuster van de Russische Tsaar - was legendarisch. Bij haar huwelijk nam zij - als bruidschat - 26 goederen wagons, volgeladen met talloze kunstschatten, duizenden stuks juwelen (Diamanten, Robijnen, Saffieren, Smaragden en Amethisten) en nog een koffertje met 1100 prachtparels. Dat spul werd gestolen maar de zus van de Tsaar aller Russen, kreeg het overgrote deel weer terug. Willem II had ook nog - kennelijk was hij die 'vergeten' - 100.000 pond staan in Engeland. Een vermogen verkregen uit de nalatenschap van zijn grootmoeder en was gewoon vergeten. Het gaat over op zijn zoon Koning Willem III, die later Koning van Engeland, Ierland en Schotland zou worden. De Kroondomeinen gaf de Vorst terug aan de Staat onder de voorwaarde dat opbrengsten aan hem kwamen. Daarmee spekte hij zijn inkomen aanzienlijk. Was ook nodig daar de levenstijl van de Vorst ruim 6 miljoen gulden per jaar kostte. Bij de dood van Papa (Koning Willem I) bedroeg de persoonlijke erfenis kennelijk rond de 30 miljoen gulden.

Bij de dood van Willem II was de Koninklijke schatkist redelijk armoedig te noemen. Tegenover de erfenis stonden aardig wat schulden. Daardoor was het onmogelijk om snel een balans op te maken van baten en lasten. Er kwam een commissie aan te pas, die er 25 jaar over deed om vast te stellen dat de nalatenschap van de Vorst der Nederlanden geen 30 maar 9 miljoen gulden bedroeg. Soestdijk werd niet verkocht en de Grootvorstin aller Russen, Anna Pawlowna haalde het uit de boedel waarop beslag was gelegd door de schuldeisers. De schuld aan de Russische Tsaar werd voldaan door betaling in schilderijen van thans beroemde Nederlandse meesters. Nu hangen deze fraaie ontwikkelingen der Nederlandse schilderskunst in het museum Hermitage te St. Petersburg in Rusland. Dankzij het zakelijke talent van Marianne van Oranje, zus van de Koning en zijn neef Prins Frederik Karel van Oranje kwam het familiekapitaal weer op orde. Zowel Prinses Marianne als neef waren zeer talentvol als het ging om het behoud en het vergroten van dat kapitaal. Niemand betaalde zoveel belasting als Frederik Karel. Zijn aanslag was dan ook van een behoorlijk niveau. In 1880 bedroeg die 21.714,49 gulden en aan de gemeente diende hij 3.316,50 gulden over te maken.

Frederik Karel kocht - met het geld uit de erfenis van zijn moeder, Wilhelmina van Pruisen, de landgoederen De Pauw, Raaphorst, Eikenhorst en Ter Horst in Wassenaar. De Prins smeedde de landgoederen tesamen en noemde het De Horsten. Het huis De Pauw in de duinenrij bleef daar buiten. Bij zijn overlijden in 1881, kwamen de eerder genoemde eigendommen in handen van Prinses Wilhelmina. Vervolgens kreeg Koningin Juliana deze en daarna haar dochter Christina. Tegenwoordig wordt het landgoed de Horsten te Wassenaar bewoond door het gezin van Kroonprins Willem-Alexander van Oranje-Nassau en zijn vrouw en kinderen. De Prins kocht het landgoed van zijn grootmoeder voor 16 miljoen gulden. Koning Willem III was net zo'n verbrasser als sommige van zijn illustere familieleden. Feestvierend veelal in Parijs in de boudoirs van de mademoiselles Elise Denain, Elise Musard en Cora Pearl vergat hij zijn dagelijkse beslommeringen. Die liet hij over aan zijn vrouw Koningin Sophie. Tienduizenden guldens betaalde de Vorst der Nederlanden voor zijn genoegens. De zwakke gezondheid van de Koningin was niet bestand tegen dit geweld. Zij stierf in 1877. Drie weken na haar dood ging Willem III al vrolijk op weg met een ander, de courtisane'actrice' Eleanore d'Ambres. De jongere broer van Willem III, Hendrik 'De Zeevaarder' redde in feite het financiële aanzien der Oranjes.

Door de grote erfenis van deze Oranje, stierf de Koning als een rijk mens. Het geld had 'De Zeevaarder' verdiend in investeringen in de zeeschepen, handel in Indie, in de Stoomvaart Maatschappij Zeeland, de Nederlandsch-Amerikaanse Stoomvaartmaatschappij, later de Holland Amerika Lijn (HAL) geheten en de Stoomvaart Maatschappij Nederland. Prins Hendrik kocht een flinke lap grond in Port Said om een monsterplaats te bouwen voor de schepen die voeren tussen Indie en de Nederlanden. Het meeste geld verdiende de Zeevaarder echter met de handel. Op het eiland Biliton werd zoveel in erts gevonden dat er een een-tweetje werd gevormd tussen Prins Hendrik, Van Tuyll van Serooskerken en Loudon met als doel het oprichten van de Biliton Maatschappij met een balans totaal van 5 miljoen gulden. Hendrik kreeg 2/5 deel van het kapitaal in handen. Het bleek een gouden belegging te zijn waaraan de Oranje's tientallen miljoenen guldens hebben verdiend. Dat was pas goed zakendoen! Helaas overleed de Prins, na een maand te zijn getrouwd met zijn tweede vrouw en ging de nalatenschap over op zijn broer Koning Willem III en zijn zus Sophie van Oranje.


Olie Shell

Bij het overlijden van Willem III, kregen Emma en Wilhelmina rond de 15 miljoen gulden aan erfenis en daarbij aandelen. Zij kregen tevens 12,5 miljoen gulden en de obligatie's werden op basis van 50% elk, verdeeld. Het onroerend goed ging naar Koning Willem III. Op zijn zestigste trouwde Willem III met de Duitse Prinses Emma van Waldeck Pyrmont, die de moeder werd van Koningin Wilhelmina. In tegenstelling tot zijn vader, die de erfenis van Koning Willem I in no time er door had gedraaid, bleek deze zoon der Oranje's op het krenterige af. Het doven van de verlichting gaf al aan hoe zuinig de Koning wel was. Daarin werd hij onvoorwaardelijk gesteund door zijn tweede vrouw.

De verarmingstechniek deed zijn intrede in het geslacht der Oranje's. Koning Willem III kreunde en steunde dat het een lieve lust was en deelde minzaam mede, hij niet voldoende geld had om de dagelijkse kosten op te hoesten. Dat bleek te werken in politiek Den Haag en uiteindelijk kreeg de Koning 1 miljoen gulden aan 'bijstand'. Bij deze uiterst doeltreffende techniek werd hij geholpen door Albert Carel Baron Snoeckaert van Schauburg, de Thesaurier van het Hof (zoonlief Willem Carel werd Thesaurier onder Koningin Wilhelmina). Deze vertrouweling van de Koning was een kenner pur sang van de Haagse Politieke- en Diplomatieke wereld en!!! penningmeester van de Maltezer Orde. Hij zorgde ervoor dat er praktisch niets meer naar buiten kwam over de financiële handel en wandel der Oranje's.

H Buiten beschouwing laten we het geld dat door de Koning werd doorgesluisd richting Rusland en Amerika. Beide dames kregen ook het onroerende goed in Europa. Over het buitenlandse onroerend goed werd in het testament met geen woord gerept. Misschien was dat al hoog en droog verdeeld. De zakenvrouw die Koningin Wilhemina was, had daar zeker wel actie bij ondernomen. Opmerkelijk was dat er geen aandacht aan werd geschonken. Het jaar 1890 kon worden gezien als het begin van de modernisering van het Oranje-Kapitaal. De lijst met bezittingen van de Vorst was indrukwekkend te noemen - overigens ook met dank aan broerlief - en gaf Emma zowel als Wilhelmina de kans het Oranje-Kapitaal aanzienlijk te vergroten.