





Familiegraven van Oranje en Nassau
In Ouderkerk aan den IJssel liggen de bastaarden die door de diverse leden van de geslacht van Nassau bij verschillende dames werden verwekt.
Op dat gebied waren de dames en heren van deze Dynastie - buiten het oorlogvoeren - niet onaardig actief. En och, laten we wel zijn; het heeft zijn voor- en nadelen alsmede zijn frustratie's. Velen van ons zijn ook daar mee bekend. Voor ons gewone mensen wegen de alimentatie, het recht van enz. enz. onevenredig zwaar. De voorvaderen van ons Koninklijke Huis tilden daar niet zo zwaar aan. Het wordt natuurlijk even anders als je
boven de Wet bent gesteld. Er was dan altijd wel een of andere ambtenaar (van Santen bij Koningin Wilhelmina) die de zaak glad streek.
En hups, op naar de volgende, zo luidde in die tijd het credo. Daarom is het ook niet zo verwonderlijk dat bijna alle Vorstenhuizen familie zijn.
Praktisch elk bestaand en/of regerend Adellijk Huis is wel op een of andere manier verwant aan elkaar. Vaak op het niveau van neven en nichten.
In sommige gevallen gaat de bloedlijn verder terug maar over het algemeen is het ons kent ons. Het bekende spreekwoord
'soort zoekt soort' gaat hier bepaald wel op.
Grafkelder Nassau-Bastaarden Nederlands Hervormde Kerk Ouderkerk aan de IJssel
Wie de naam Ouderkerk aan den IJssel hoort klinken, denkt niet meteen aan de familie Nassau. Toch bevindt zich in de Nederlands Hervormde
kerk aldaar een Grafkelder waar maar liefst 34 leden van de Nassau-tak liggen begraven. Weliswaar een linie bestaande uit bastaarden die inmiddels al zijn uitgestorven. Maar toch hebben zij allemaal twee zaken gemeen. Zij waren Nassau's en daardoor stroomde ook in hun aderen het bloed van het geslacht van Nassau. Het zijn de afstammelingen van Prins Maurits, de tweede zoon van Prins Willem I 'de Zwijger' van Oranje. In 1661 liet Lodewijk van Nassau, Heer van Beverweerd, de Lek en Odijk een grafkelder aanleggen in de 15de-eeuwse
kerk van Ouderkerk aan den IJssel.
Als bastaardzoon van Maurits, werd hij de stamvader van de familie Nassau-Lalecq. Lodewijk is begraven in de Jacobskerk in Den Haag.
Zoals reeds werd geschreven is deze lijn volledig uitgestorven. Niettemin hebben ook deze aanverwante leden van de Nassause Linie hun stempel
gedrukt op het Adeldom in ons land. Hun invloed op de loop van onze geschiedenis was zeker niet onaanzienlijk. Vele bastaarden schopten het
ver in de Politiek, Vloot of het Staatse Leger. Zij waren of politicus, legeraanvoerder, Generaal of Admiraal. De meeste van die nazaten (34 in totaal) zijn daar ter ruste gelegd. Voor hen was geen plaats in Breda of Delft. Zij waren immers niet de echte Oranje's of Nassau's.
In het koor van de kerk bevinden zich twee grafkelders, namelijk het grote praalgraf van de familie Nassau-Lalecq en een eenvoudige grafkelder,
direct achter de kansel. Voor de bouw van de eerste, tijdelijke, grafkelder werden onder andere 3500 onderstenen, 4000 klinkers, geglazuurde tegels,
ijzerwerk (waarop de kisten werden gezet), hout (voor de grondslag van de grafstede), tras en kalk gebruikt. Naast de plaatselijke metselaars werd
ook
een Haagse metselaar ingehuurd. De bovenkant van de kelder van het praalgraf is in een boogvorm gemetseld om het hardstenen plafond
te dragen.
Bij bezoeken aan de kelder was door de hoge waterstand niet te zien o
f de vloer van aarde of van steen was.
De kelder is een grote ruimte zonder etage's, waarin de kisten op schragen stonden.
De kisten waren over het algemeen loden binnenkisten met voor
het
overgrote deel vervallen sierkisten er omheen. Op de sierkisten waren voor een deel nog goed leesbare platen aangebracht. Op de kist van
Willem Maurits, overleden in 1753, lag een loden ridderfiguur. Maar ook geven deze weer de geestelijke kracht en het militaire genie van deze
nazaten.
Dat zij 'slechts' bastaarden waren, doet aan hun kwaliteiten niets af. Integendeel, ook zij houden de vaandel van het geslacht
van Nassau hoog.
Maar welke van deze Nassaubastaarden liggen er nu begraven?
Onderstaand de bijzettingen, alsmede wie de rij opende en deze sloot:
Nummer | Naam |
Geboren
|
Overleden |
Bijgezet |
01. | Isabella, echtgenote van Lodewijk van Nassau, Heer van Beverweerd |
??-??-?? | 07-05-1664 | Onbekend |
02. | Willem Hendrik, Graaf van Nassau-LaLecq |
voor 05-06-1693 | 13-12-1672 | 18-12-1672 |
03. | Elisabeth van der Nisse, echtgenote van Willem Adriaan |
voor 13-02-1639 | 12-12-1698 | 21-12-1698 |
04. | Maurits Lodewijk, 2e zoon van Maurits Lodewijk II, Graaf van Nassau-LaLecq |
voor 04-08-1694 | Onbekend | 24-02-1700 |
05. | Elisabeth Henriëtte, dochter van Maurits Lodewijk II, Graaf van Nassau-LaLecq |
voor 09-02-1698 | Onbekend | 07-02-1702 |
06. | Maurits Cornelis, 4e zoon van Maurits Lodewijk II, Graaf van Nassau-LaLecq |
voor 25-08-1700 | Onbekend | 14-03-1702 |
07. | Willem Adriaan, Graaf van Nassau, Heer van Odijk |
??-??-1632 | 21-09-1705 | 26-09-1705 |
08. | Cornelis, Graaf van Nassau, Heer van Kortgene. Zoon van Willem Adriaan |
voor 14-05-1669 | 05-03-1708 | 08-03-1708 |
09. | Hendrik, Graaf van Nassau, Heer van Ouwerkerk |
voor 16-12-1640 | 18-10-1708 | 02-11-1708 |
10. | Anna Isabella van Beieren van Schagen, echtgenote van Maurits Lodewijk I |
voor 23-07-1636 | 06-04-1716 | Onbekend |
11. | Hendrik, Graaf van Nassau, Burggraaf Boston |
27-10-1697 | 19-06-1718 | 04-09-1718 |
12. | Emilia, Gravin van Nassau-Odijk. Dochter van Willem Adriaan |
voor 09-02-1676 | ??-??-1730 | 10-06-1730 |
13. | Françoise Henriëtte, Gravin van Nassau |
??-??-1711 | 01-04-1732 | 10-04-1732 |
14. | Hendrik, Graaf van Nassau |
voor 12-02-1710 | 13-10-1735 | 06-11-1735 |
15. | Cornelia d'Hangest-Genlis gezegd d'Ivoy, 1e echtgenote van Jan Nicolaas Floris |
voor 18-09-1714 | 07-11-1744 | 25-11-1744 |
16. | Maurits Lodewijk, Graaf van Nassau-Odijk. Zoon van Willem Adriaan |
voor 22-07-1681 | 23-05-1745 | 29-05-1745 |
17. | Adriana Margaretha Huguetan, 1e echtgenote van Hendrik Carel |
voor 13-01-1701 | 15-05-1752 | 21-05-1752 |
18. | Willem Maurits, Graaf van Nassau-Ouwerkerk |
voor 10-12-1679 | 26-05-1753 | 14-06-1753 |
19. | Geertruida Crommelin, 2e echtgenote van Lodewijk Theodoor I |
voor 31-03-1715 | 18-02-1756 | 26-02-1756 |
20. | Louise Catharina, Gravin van Nassau-Odijk. Dochter van Willem Adriaan |
voor 31-03-1679 | 12-12-1757 | 21-12-1757 |
21. | Paulus, zoon van Hendrik Carel |
02-04-1758 | 11-05-1758 | 14-05-1758 |
22. | Elisabeth Amelia, gravin van Nassau LaLecq. Dochter van Maurits Lodewijk II |
26-12-1707 | 26-06-1766 | 01-07-1766 |
23. | Maurits Lodewijk II, graaf van Nassau-LaLecq |
voor 16-09-1742 | 06-10-1768 | 10-10-1768 |
24. | Catharina, Gravin van Nassau-La Lecq. Dochter van Lodewijk Theodoor I |
voor 29-02-1736 | ??-05-1777 | 19-05-1777 |
25. | Joanna Gevaerts, 2e echtgenote van Hendrik Carel. |
voor 02-12-1733 | 18-02-1779 | 23-02-1779 |
26. | Hendrik Carel, Graaf van Nassau-LaLecq. Zoon van Maurits Lodewijk II |
voor 13-12-1696 | 26-01-1781 | 31-01-1781 |
27. | Jan Nicolaas Floris, Graaf van Nassau-LaLecq |
04-08-1709 | 10-04-1782 | 17-04-1782 |
28. | Jan Willem Maurits, Graaf van Nassau-LaLecq |
circa 1706 | 05-08-1783 | 08-08-1783 |
29. | Abraham Jacobus Nicolaas, Graaf van Nassau-LaLecq. Zoon van Jan Nicolaas Floris |
voor 18-06-1786 | Onbekend | 07-05-1787 |
30. | Maurits Lodewijk. Zoon van Jan Floris |
voor 23-09-1787 | Onbekend | 25-10-1787 |
31. | Maria Anna Testas, 2e echtgenote van Jan Nicolaas Floris |
17-02-1715 | 18-09-1795 | 23-09-1795 |
32. | Lodewijk Theodoor II, Graaf van Nassau-LaLecq |
20-11-1741 | ??-04-1795 | Onbekend |
33. | Maria Wilhelmina, Gravin van Nassau-LaLecq. Dochter van Jan Nicolaas Floris |
voor 20-04-1750 | 25-08-1809 | 28-08-1809 |
34. | Jan Floris Hendrik Carel, laatste Graaf van Nassau-LaLecq |
voor 15-09-1782 | 29-03-1824 | Onbekend |
De! Oranje's en Nassau's werden en worden immers bijgezet in Breda en thans in Delft. Er diende nu eenmaal verschil te zijn, ook in dit geslacht.
Archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat op de plek van de huidige kerk in de tweede helft van de twaalfde eeuw een tufstenen kerkje bestond.
In de periode 1425-1428 (Hoekse en Kabeljauwse twisten) werd de kerk geheel verwoest. Deze kerk werd op de 14e eeuwse funderingen herbouwd
en in het begin van de 16e eeuw werd de kerk tot een kruiskerk vergroot door het aanbouwen van transepten.
Tussen 1753 en 1757 werd er in opdracht van de ambachtsheren van Ouderkerk, de familie Nassau La Lecq, een (nieuwe)
grafkelder in het koor gemaakt. Tot aan 1795 zijn er leden van het voornoemde familie in het praalgraf bijgezet. Tussen 1780 en 1795 verschilde men jarenlang van mening over afbraak of grondige restauratie van het kerkgebouw. Men besloot tot het laatste met toevoeging van de bouw van een
nieuwe consistorie en verplaatsing van de westingang. De kerk kreeg in 1854 een orgel, dat bij de restauratie van de kerk in 1963-1968
naar de westgevel werd verplaatst.
![]() |
![]() ![]() |
In 1824 vond de laatste bijzetting plaats in het familiegraf. Jan Floris Hendrik Carel des Heiligen Roomsen Rijksgraaf van Nassau-Lalecq
overleed na een ziekbed van zes maanden in Amsterdam na een lange militaire carrière. In augustus 1814 werd hij Ridder der Militaire
Willemsorde
4de klasse omdat hij had mee geholpen aan de 'bevrijding van het grondgebied der Nederlanden met moed, beleid en
trouw
tegen den
algemeenen vijand'. Nog dezelfde maand werd hij opgenomen in de Nederlandse Adel door zijn benoeming in de
Ridderschap van Holland,
met de titels van Graaf en Gravin op alle wettige afstammelingen in mannelijke lijn.
Zijn huwelijk bleef echter kinderloos, zodat Jan Floris de enige Graaf van Nassau is die tot de Adel van het Koninkrijk der Nederlanden heeft
behoord. Met hem stierf de tak Nassau-Lalecq in mannelijke lijn uit. Twintig jaar later, in 1844, gingen de rechten van de Heerlijkheid over op de
gemeente
Ouderkerk. In tegenstelling tot wat andere Bastaarden te wachten stond, zoals het onderbrengen in een pleeggezin met alle kwalijke
gevolgen
van dien (Koning Willem II), dacht Maurits hier wat genuanceerder over. Mede bezien het feit dat er wel Generaals, Admiraals en
zelfs Gouverneurs van de Stad Breda begraven liggen.
Het dorp Ouderkerk a.d. IJssel dankt zijn naam aan een Middeleeuwse kerk in het centrum van het dorp, de oudste kerk van Zuid-Holland
samen
met de kerk van Sassenheim. Deze kerk is gebouwd op de veertiende-eeuwse fundamenten van een eerdere kerk welke tussen 1425
en 1428, tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten, werd verwoest. Er is een kruiskerk van gemaakt, waarmee de kerk aanzienlijk werd
vergroot
en later
(begin 16e eeuw) zijn er extra ingangen gekomen aan het dwarsschip. In de kerk is een praalgraf te vinden dat in
opdracht van Lodewijk van Nassau is gebouwd.
Zelf ligt hij niet in dit graf, maar wel zijn vrouw Isabelle, Gravin van Hornes, zijn zoon
Hendrik van Nassau-Ouwerkerk en nog ruim dertig
anderen uit deze bastaard-tak van de Nassau's. Het kerkgebouw behoort tegenwoordig
toe aan de PKN, maar de klokkentoren die bij de kerk hoort is
sinds 1798 van de gemeente. Dit is nog een gevolg van de scheiding van
kerk en staat die voortvloeide uit de hervormingen van de Bataafse Republiek.
De gemeente heeft de toren in 2001
uitgebreid met een 24-klokkig carillon.
Hervormde Kerk
In het oude kerkgebouw preekte in 1579 voor het eerst een hervormde predikant. De hervormde gemeente is later deel gaan uitmaken van de
Gereformeerde Bond. In het verleden kwamen ook de Nederlands Hervormden uit het nabijgelegen Krimpen aan den IJssel in deze kerk.
Zij hadden toen wel hun eigen ingang, één ingang voor de Ouderkerkers en een andere ingang voor de Krimpenaren. In 1861 kregen zij hun eigen
kerkgebouw, waardoor het in Ouderkerk ter kerke gaan door Krimpenaren was afgelopen.
De hervormde gemeente in Ouderkerk is na het ontstaan
van de PKN opgesplitst in twee delen, waarvan een deel van de kerkgangers verder is gegaan als Hersteld
Hervormde Kerk. Doordat deze als Hersteld Hervormden gevolg van de splitsing zonder kerkgebouw kwamen te zitten was er niet alleen een religieuze maar ook een politieke verdeeldheid in de
gemeente Ouderkerk ontstaan waarbij de bouw van een nieuwe kerk en de bestemmingsplannen inzet zijn voor conflicten tussen gemeente raadsleden
en
het College van B & W. Als voorlopige oplossing maken de
Hersteld Hervormden nu gebruik van het kerkgebouw van
de Gereformeerde Gemeenten in Krimpen aan den IJssel.
Rooms-Katholieke Kerk
Bij kerkgebouwen die ouder zijn dan de Reformatie, spreekt voor zich dat ze ooit tot de katholieke kerk behoorden. In die tijd had Ouderkerk een centrumfunctie voor de omgeving (daar is nu niets meer van over) en had de Sint Vincentius-parochiekerk (zoals deze toen heette) 'dochters' in de omliggende plaatsen, tot aan de overkant van de rivier in Nieuwerkerk en Capelle. De kerk hoorde toenbij het Bisdom Utrecht.
Gereformeerde kerk
Naast deze kerken is er ook een van oorsprong Gereformeerde kerk. Deze was vanaf 1910 in een kerkgebouw (gebouwd in 1909) net buiten de
kom aan
de IJsseldijk gehuisvest. Toen er in de jaren 70 weer restauratiewerkzaamheden nodig waren is er voor gekozen een nieuw gebouw
te betrekken.
Het kerkgebouw is toen verkocht aan een particulier die het gebouw heeft gerestaureerd en als woonhuis heeft omgebouwd.
Het kleine torentje is toen
gesloopt vanwege de bouwkundige staat, de voorgevel is toen aangepast. De kerk bevat de twee grafkelders
van de bastaarden van het geslacht Nassau.
Twee kelders zult u zich afvragen. Dat is eenvoudig uit te leggen. De eerste was al redelijk vlug vol.
Voor de nog komende bezetting diende wel een tweede ruimte te worden gebouwd. Met 34 'bezetters' raakte ook die al vrij snel gevuld.
De kerk zelf is een zogenaamde Kruiskerk. Dat wil zeggen dat het
gebouw - van bovenaf - zich als een kruis laat aanzien.
Aan de linkerkant ziet men de entree van de kerk en direct daarnaast de trap naar het balcon.
De zitplaatsen tegen de muren waren in vroegere jaren bestemd voor de leden van de Ambachtsheerlijkheid. Tegenwoordig worden de stoelen
verhuurd
aan het kerklid dat langdurig gebruik wenst te maken van het bijwonen van de plaats vindende dienst des Heeren. In het schip,
net achter de Kansel,
bevinden zich de twee grafkelders. Ter rechterzijde, zoals dat deftig heet, ziet u de Consistoriekamer.
Daarvoor oude plaatsen, wederom waren deze ooit
bestemd voor leden van de Ambachtsheerlijkheid. Thans nemen hier de Kerkvoogden plaats.
Tegenover deze plaatsen is weer een trap naar het balcon.
Aan de buitenkant strijden diverse bouwstijlen om de twijfelachtige eer de
boventoon te mogen voeren. Daarbij wint de Gotisch stijl het van de Romaanse.
Jammer is dat een van de ramen - overigens bestaande
uit schitterende Glas in Lood - de tand des tijds niet heeft doorstaan.


Prachtig vergezicht vanaf de toren Hervormde Kerk en Bulkvaart
Ten tijde van het begin van het Holoceen (zo'n 10.000 jaar geleden) werd het landschap van de Krimpenerwaard gevormd. Later ontstond in dit gebied
ook een groot veenmoeras, waarvan we het oppervlakteveen ook nu nog in de gehele Krimpenerwaard aantreffen (dit tot grote vreugde van de
bestratingsbedrijven, die hier, als gevolg van de vele verzakkingen, goede zaken doen). Deze veenlaag, die bestaat uit resten van bomen
(voornamelijk elzen, wilgen en essen), struiken, planten en mos, is op sommige plekken zo'n tien meter dik. Op enkele plaatsen in de Krimpenerwaard
steken zandheuvels door het veen heen. Deze plekken, donken, liggen iets hoger dan de omgeving en waren daardoor populaire bouwplaatsen.
Op zo'n heuvel ligt het oudste deel van Bergambacht; daar werd eerst een kapel gebouwd en later de Sint Laurentiuskerk.
Sporen van prehistorische bewoning zijn gevonden op enkele donken bij Lekkerkerk en Bergambacht. Deze donken zijn onderdeel van een groter
complex,
dat internationaal als archeologisch interessant wordt erkend. Het grootste deel van dit complex bevindt zich aan de overzijde van de Lek,
in de
Alblasserwaard. In het jaar 944 stond de Krimpenerwaard nog te boek als Lacke et Isla (Lek en IJssel). Later werd de streek bekend als
Nederweert van
Crympen en Crympenrewairt. Via Crimpenrewaart en Krimper Waard ontwikkelde de naam zich uiteindelijk tot Krimpenerwaard.
Het woord ´krimp´
betekent hier: bocht in een rivier. In datzelfde jaar 944 schonk Keizer Otto I de Grote van Duitsland (912 - 973) de landstreek
rond Lek en IJssel
aan de kerken van St. Maarten (De Domkerk) en St. Salvator te Utrecht. Otto was toen overigens nog ‘slechts’ Koning: pas
In 962 werd hij door de Paus tot Keizer van het Duitse Rijk gekroond.
Tot ongeveer 1000 jaar geleden was het gebied, vanwege de steeds terugkerende wateroverlast, slechts dun bevolkt door mensen die zich bezig
hielden
met zaken als jagen en vissen. Ook kwam op bescheiden schaal landbouw voor. Het grote moerasbos, dat de Krimpenerwaard zo'n
10 eeuwen geleden nog
was, lag aanmerkelijk hoger dan het waterpeil van de omringende rivieren. Door het graven van afwateringsgangen
(sloten) kwam het moeras droog te
liggen. Door de ontwatering klonk het veen in en zakte het gebied na verloop van tijd tot onder de
waterstand van de rivieren. In die tijd werden de
eerste
dijken om de Krimpenerwaard heen gelegd. In de Krimpenerwaard zijn
-afgezien van de eerder genoemde donken- geen sporen gevonden
die wijzen
op bewoning van enige betekenis vóór het jaar 1000.
Er zijn weliswaar bij Ouderkerk aan den IJssel een zestal Romeinse munten gevonden die dateren uit het begin van de 4e eeuw, maar historici en
archeologen trekken uit die vondst niet de conclusie dat het gebied werd bewoond. Ook enkele bij Schoonhoven gevonden scherven van Romeins
aardewerk wijzen niet noodzakelijkerwijs op bewoning in de tijd van de Romeinen. Aan het begin van het tweede millennium behoorde
de Krimpenerwaard dus toe aan het Bisdom Utrecht. Het gebied werd inzet van verschillende twisten en hevige strijd en verwisselde van eigenaar.
In 1064 werd het gebied door Koning Hendrik IV van het Duitse Rijk opnieuw geschonken aan het Bisdom Utrecht. Deze Hendrik stond tot 1065
nog
wel onder regentschap van zijn moeder. In de periode 1000 - 1300 werd begonnen met het ontginnen van de Krimpenerwaard. Dit gebeurde
vanaf de rivieren: de Lek, de IJssel en de Vlist. Langs deze wateren werden dijken aangelegd, waarachter zich de eerste lokale vormen
van lintbebouwing vormde.
Rond de dertiende en veertiende eeuw ging men over van de verbouw van granen naar hennep.
Later werd de veeteelt een belangrijke bron van
inkomen
voor de bewoners van de Krimpenerwaard. Typerend voor veel dorpen in de Krimpenerwaard was de lintbebouwing: langgerekte dorpen
strekten zich
uit langs riviertjes of afwateringen van ontgonnen landschap. Later ontstaan ook dorpen rond de kerken. In de winter van 1421-1422
was de stand van
de rivieren zo hoog, dat de Lekdijk tussen Lekkerkerk en Krimpen aan de Lek doorbrak (de Sint Elisabethsvloed).
De Krimpenerwaard stroomde
grotendeels onder en het duurde drie jaar voordat al het water weer was verdwenen. Achter de plaats van
de toenmalige dijkdoorbraak,
ligt het huidige gebied Bakkerswaal, waar zich een eendenkooi bevindt.
In 1430 gaven Philips van Bourgondië en Jacoba van Beieren een handvest, waarin de grondslag van het beheer van de Krimpenerwaard werd
geregeld.
Zo ontstond het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard. In de Zestiende- en Zeventiende Eeuw vond een overgang plaats, waarbij
houten bouwmaterialen langzamerhand werden vervangen door steen. Als gevolg daarvan verrezen langs de Lek en Hollandse IJssel steenfabrieken,
waar van
rivierklei steen werd gebakken. Andere werkzaamheden die in de Krimpenerwaard van die tijd veel werden uitgeoefend vonden plaats in
rietmattenmakerijen
en scheepswerven. De geteelde hennep werd verwerkt door touwslagerijen.
Willem de Vijfde, in Vlist staande gehouden door patriotten. Over deze aanhouding van Prinses Wilhelmina van Pruisen, bestaat een zeer
interessante pagina op het Internet. Ouderkerk aan den IJssel vormt sinds 1 januari 1985 samen met Gouderak, Lageweg en de buurtschap IJssellaan de gemeente Ouderkerk. Voor die tijd was het ook een gemeente waaronder (naast het dorp Ouderkerk aan den IJssel zelf)
ook Lageweg en IJssellaan vielen.


Developed and powered by: Henri, Webmaster.
Bronvermelding